(door HK)
De kerkgang in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw was veel beter dan nu. Dit hield tevens in dat er meer religieus getinte radioprogramma’s werden gebracht door een aantal van de Hilversumse omroepen. Er werden zelfs speciale onderzoeken gedaan naar het luistergedrag gericht op religieuze programma’s, zoals in een bepaalde week van juni 1970. Laten we eens duiken in de cijfers v an een dergelijk onderzoek.
De gemiddelde luisterdichtheid van een godsdienstig gesproken woordprogramma op de radio bedroeg door de week 2.5 procent en 's zondags 1.8 procent. De protestantse radio-uitzendingen bereikten door de week een gemiddelde luisterdichtheid van 2.2 procent, de rooms-katholieke 3.6 procent. 's Zondags waren deze cijfers respectievelijk 1.9 en 1.6 procent. Een luisterdichtheid van 1 procent was destijds gelijk aan ongeveer 90.000 luisteraars. Zie daar enkele van de onderzoekresultaten uit het rapport ‘Godsdienst op de radio’, dat was samengesteld door de afdeling Studie en Onderzoek van de NOS op basis van de luisterdichtheidsgegevens van de week van 14 tot en met 20 juni 1970.
De luisterdichtheidsmetingen werden, zoals bekend, in opdracht van de afdeling Studie en Onderzoek van de NOS uitgevoerd door het bureau Intomart. Van het totaal aantal uren, dat Hilversum 1 en 2 destijds wekelijks programmeerden, bestond 5 procent (dat was ongeveer 12 uur) uit de zogenaamde godsdienstige gesproken woordprogramma's.
Ruim 6 van deze 12 uren werd 's zondags uitgezonden. Door de week was dagelijks iets minder dan een uur aan godsdienstige programma's te beluisteren. Ruim de helft van de godsdienstige uitzendingen op zondag waren kerkdiensten (4 uur) en overwegingen (2 uur).
Ruim driekwart van de godsdienstige radio-uitzendingen waren protestant en werden uitgezonden door de NCRV, het IKOR, het Convent van Kerken of de Evangelische Omroep. Een kwart van de programma’s was gericht op de rooms-katholieken en werd verzorgd door de KRO in samenwerking met RKK. Het publiek dat naar godsdienstige programma's pleegde te luisteren was, blijkens het rapport, ouder en bestond voor een groter deel uit vrouwen dan het publiek van een gemiddeld radioprogramma.
Zowel 's zondags als door de week vormden de gereformeerden de grootste groep luisteraars van alle protestantse programma's en alle religieuze muziekuitzendingen. Protestantse kerkdiensten, die door de week werden uitgezonden (middagdiensten), hadden met 61 procent het hoogste percentage gereformeerde luisteraars van alle godsdienstige programma's. Het rapport sprak in dit geval van een uitzonderlijke situatie, als men bedenkt, dat slechts één op de 10 Nederlanders destijds gereformeerd was.
Van het aantal luisteraars naar protestantse uitzendingen door de week was destijds 23 procent rooms-katholiek, 35 procent gereformeerd, 10 procent hervormd, 18 procent lid van een andere kerkelijke- of godsdienstige groepering en 14 procent onkerkelijk. De rooms-katholieke uitzendingen door de week trokken 40 procent rooms-katholieke luisteraars, 20 procent gereformeerden, 18 procent hervormden, 4 procent leden van andere kerkelijke of godsdienstige groeperingen en 18 procent onkerkelijken.
De publiekssamenstelling van een gemiddeld radioprogramma was: 41 procent rooms-katholieken, 10 procent gereformeerden, 10 procent hervormden, 17 procent leden van andere kerkelijke of godsdienstige groeperingen en 22 procent onkerkelijken. We zijn ruim 45 jaar later en hebben veel minder kerkelijken, minder religieuze programma’s en bovendien een veel lager luisterpercentage als het gaat om dergelijke programma’s.