tekst: André van Os
Al sinds de start van het medium worden er weerberichten op TV uitgezonden en daarmee is het televisieweerbericht vrijwel even oud als de Nederlandse televisie. Het eerste weerbericht was te zien tijdens de tweede experimentele TV-uitzending op 7 oktober 1951, gepresenteerd door meteoroloog Cor van der Ham van het KNMI. Die avond werd ook een uitgebreide bijdrage over het weer uitgezonden in het VPRO-programma ‘de mens en zijn liefhebberijen’. Daarin werd de Friese onderwijzer Hans de Jong, toen nog weeramateur en later weerman van de NCRV, in de schijnwerper gezet. Het weer was al meteen vanaf de beginjaren tweemaal in de week (!) op TV.
De weermannen van het KNMI kwamen zelf niet in beeld: de kijker zag alleen een arm met een krijtje op een kaart schrijven. Veel kijkers kregen kippenvel van het krassende geluid, vandaar dat geëxperimenteerd werd met pastel, viltstiften en Siberisch houtskool. De BBC gebruikte een vilten vulpen, maar de oplossing voor het probleem kwam van onze zuiderburen: de Belgische weerman Armand Pien leende de lipstick van de omroepster.
In de jaren vijftig en zestig werden de meeste weerpraatjes verzorgd door KNMI-meteoroloog Joop den Tonkelaar. Tussen 1953 en 1968 presenteerde hij liefst 800 weerpraatjes. Zijn aankondigingen deden soms stof opwaaien. Zo vertelde de weerman op zaterdag 26 januari 1963 dat de Noordzee vol lag met ijs, dat door een winddraaiing naar onze kust dreef en een enorme ijsvlakte zou veroorzaken. In het NTS-journaal zei de weerman: "Als u iets wilt zien wat u waarschijnlijk nooit meer in uw leven te zien zult krijgen, dan moet u morgen naar de kust gaan".
In 1968 verdwenen de weermannen van het scherm en las de nieuwslezer het bericht. Vooral weeramateurs uitten eind jaren zeventig hun ontevredenheid: zij wilden de weermannen terug op TV. In 1982 keerde de weerman terug op het scherm, eerst alleen in het late NOS-journaal, maar vanaf 1988 ook weer in het 8-uur journaal.