‘Doodenden straal’

tekst: André van Os      foto: TV demonstratie Jaarbeurs Utrecht, 1938

Overheid, industrie, omroepen en amateurs bogen zich in 1935 opnieuw over 'het televisievraagstuk'. In maart dienden VARA, NCRV en KRO bij de minister van Binnenlandse Zaken een verzoek in voor de exploitatie van een gemeenschappelijke televisiezender. De AVRO was er buiten gehouden. Ook de amateurs -verenigd in het Nederlandsch Televisie Instituut- kwamen met plannen. De Nederlandsche Vereeniging voor Radiotelegrafie richtte een Algemeen Televisie Genootschap op en drong aan op een officiële studie naar het televisievraagstuk.

Die NVVR kon rekenen op de sympathie van AVRO-directeur Vogt, maar het verzoek van de drie omroepverenigingen stond voor hem gelijk aan het aanvragen van een concessie 'voor het uitzenden van den Doodenden Straal'. Het lag volgens hem veel meer in de rede dat de radio- en de filmindustrie de televisie tot ontwikkeling zouden brengen. Maar echte interesse van Philips en de Nederlandse film- en bioscoopwereld ontstond pas na 1948. Aanvankelijk had men zich 'gerustgesteld' gevoeld door de lage kwaliteit van de uitgezonden beelden, iets wat begin deze eeuw vaak over internetvideo werd gezegd.

In mei 1936 benoemde de regering een officiële Televisiecommissie. Bij de installatie maakte de minister van Binnenlandse Zaken duidelijk dat televisie nog steeds moest worden beschouwd als een uitbreiding van de radio. Een jaar later rapporteerde die commissie dat de televisie technisch rijp was om te worden ingevoerd, maar dat de kosten dat vooralsnog onmogelijk maakten. Zelfs dat ging de omroepen wel wat ver. Vogt had zich in 1935 vergist in de bedoelingen van de drie omroepen. Hun aanvraag diende in de eerste plaats om de claim van de omroepen op de televisie veilig te stellen, niet om er zelf mee te beginnen. Ook de VARA was inmiddels tot dit standpunt bekeerd en Vogt had met alleen de claim weinig moeite.

Twee jaar later zaten alle grote omroepen op één lijn. Na de bespreking van het rapport van de Televisiecommissie in het Centraal Bureau voor den Omroep vatte VARA-bestuurder Lebon hun gezamenlijke standpunt als volgt samen: 'De Omroepen voelen er weinig voor. Zij achten de televisie-experimenten een bodemloze put en willen dan ook slechts zoveel doen, dat de touwtjes in hun handen blijven. Televisie is omroep'.