tekst: Hans Knot
Zoals in vele steden waren er in Groningen in de jaren zestig en zeventig buurthuizen waarin de jeugd terecht kon voor spel, sport, vermaak en meer. Daarbij werd vooral rekening gehouden met jongeren afkomstig uit de achterstandsbuurten en waren sommige van de buurthuizen gericht om de jongeren een zekere plek te geven in de maatschappij. Jaarlijks een kamp in een aanliggende provincie was onderdeel van het pakket, waarbij de financiën deels van overheidswege werden beschikbaar gesteld maar verder de financiering door de betreffende organisatie zelf opgehoest diende te worden. Denk daarbij aan lidmaatschap, bijdrage aan activiteiten, donaties en schenkingen.
In de begin jaren zeventig kregen tal van organisaties, die zich voor de jongeren inzetten, het financieel moeilijk. Zo verscheen in februari 1971 het bericht dat het jongerencentrum Chappaqua, gevestigd aan de Zoutstraat in Groningen, mogelijk op 1 mei van dat jaar definitief dicht zou gaan. In de krant was te lezen dat stafleden van de Stichting Pro, die dit centrum exploiteerde, in de avond van 17 februari hierover mededelingen zouden doen in het kader van de landelijke actie ‘Meer poen om welzijnswerk te doen’.
Het ging om een bijeenkomst die de volgende dag vanaf half negen in de avond over dit probleem tijdens een openbare informatieavond in Chappaqua zou worden gehouden. Aan bod kwamen de toenmalige slechte financiële toestand maar ook de maatregelen die het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van plan was te treffen als wel de eventuele toekomstplannen van Chappaqua zelf. Daarbij behoorde ook de geplande sluiting van het toenmalige gebouw aan de Zoutstraat.
De gesprekken, die met vertegenwoordigers van de gemeenteraad van Groningen gevoerd werden, hadden te doel onder andere een aantal financiële eisen op tafel te brengen en tot slot eventuele informatie te leveren over te voeren acties. Ook de andere clubhuizen in Groningen stonden die dag in het teken van
de actie. Het programma dat men normaal draaide had plaatsgemaakt voor activiteiten, die speciaal gericht waren op de ondersteuning van de landelijke eisen voor meer financiële hulp aan het jeugdwerk.
In de avond van de 18de februari 1971 werden in alle clubhuizen informatiebijeenkomsten gehouden, waarvoor ook beleidsmensen en mensen, die betrokken waren bij de financiële nood van de clubhuizen, waren uitgenodigd. In ieder clubhuis werd door de leiding de eigen financiële positie uit de doeken gedaan. Bovendien werd er informatie verstrekt over de algemene situatie. Vooral het punt dat veel clubhuizen in Nederland uit puur geldgebrek noodgedwongen zouden sluiten, kwam aan de orde.
Na al het gepraat van ouderen over de financiële nood in de Nederlandse clubhuizen, liet ook de jeugd in Groningen zelf van zich horen. Ruim 300 kinderen, die wekelijks hun vertier zochten in de clubhuizen De Holm, De Heerd, SFL Boterdiep en De Borg, togen met voorop het draaiorgel De Arabier naar het stadhuis op de Grote Markt in Groningen. “Wij willen poen!" werd er geschreeuwd en daar konden voorbijgangers en gemeenteambtenaren het mee doen. De spandoeken, borden en pamfletten gaven soortgelijke teksten weer. Het was een enorm tumult voor het stadhuis wat ten koste van menig trouwpaartje ging, dat zich in trouwjurk en jacquet door de menigte kinderen moest wringen.
Intussen stond de toenmalige wethouder W. Hendriks, die de aangekondigde petitie zou aannemen, maar te wachten. Te midden van de kinderen, die de trappen oprenden, waren de petitie-aanbieders zoekgeraakt. Maar eind goed al goed want het wachten werd beloond en een vriendelijk lachende wethouder nam de petitie, aangevuld met kleurige tekeningen, in ontvangst. Op het bordes liet hij zich toejuichen door de grote groep jongeren. Het gejuich was eigenlijk bedoeld voor de burgemeester, aangezien hij al aan een van de clubhuisleiders had laten doorschemeren toch meer geld voor de buurthuizen te willen uittrekken.
In de daarop volgende dag besteedde de regionale krant ‘Nieuwsblad van het Noorden’ aandacht aan de demonstratie van de jongeren: ‘Als volwassen mensen een protestmars houden, dan laten ze tot slot weten wat hun eisen zijn om vervolgens zonder iets naar huis terug te wandelen. Bij kinderen gaat dat anders. Een hele stoet jonge bezoekers van de clubhuizen in de stad trok gistermiddag op naar het Groninger stadhuis. De clubhuizen zelf staakten; hun financiële positie is nogal matig, en daarom was er een landelijke actie ‘Meer poen om welzijnswerk te doen'.
Toen de kinderen deze eis bij het stadhuis hadden geuit, bleven ze wachten: er moest poen komen, het is ook belachelijk om te vragen om poen en dan weg te lopen. Veel kinderen hadden er het volste vertrouwen in dat een autoriteit naar buiten zou komen om ter plaatse de poen te overhandigen. De kinderen waren er maar met moeite toe te bewegen om zich zonder poen terug te trekken.
Overigens was het wel zo aardig geweest als tot slot van de manifestatie de wethouder Hendriks met een grote zak vol poen van de stadhuistrappen was komen zetten, want de meeste jeugd- en clubhuizen zijn hard bezig om in de geldzorgen te verdrinken. Al die huizen krijgen tachtig procent subsidie, maar de resterende 20 procent die ze zelf op dienen te brengen, is de laatste jaren uitgegroeid tot een gigantisch bedrag. Zo rekent de leiding van het clubhuis SFL Boterdiep dit jaar op een tekort van 9000 gulden. Als er niks gebeurt, moet het clubhuis volgend jaar dicht.´
De leiding van buurthuis De Heerd had ook een berekening laten maken en cijferde een te verwachten tekort van 10.000 gulden. De leiding van zorgclubhuis De Borg aan de Borgwal in Groningen kwam tot 4.000 gulden. Het eerder aangehaalde jongerencentrum Chappaqua aan de Zoutstraat in Groningen stond echter het water het hoogst aan de lippen met de verwachting van een tekort van tientallen duizenden guldens en het was de verwachting dat in mei van dat jaar de deuren dicht zouden gaan omdat exploitatie niet langer mogelijk zou zijn.
Het was dus niet voor niets dat destijds de overheid op allerlei manieren duidelijk werd gemaakt dat de nood hoog was gestegen en ingrijpen noodzakelijk was. Inderdaad trokken de overheid als wel de gemeente de portemonnee om de buurthuizen te ondersteunen, alleen was dat niet genoeg voor het buurthuis in de Zoutstraat dat noodgedwongen werd gesloten.