tekst: Hans Knot
Volgens een bij de NTS (Nederlandse Televisie Stichting) in dienst zijnde socioloog werd er in 1968 te weinig naar de Duitse televisie gekeken. Drs. P.M. Hendriksen ging in op een hardnekkig vooroordeel dat er in de Nederlandse oosterse grensgebieden destijds veel naar de Duitse televisie werd gekeken.
Volgens hem was het kijken naar de Duitse televisie slechts marginaal te noemen en helemaal geen reden om angstig te zijn dat de kijkers naar de Nederlandse televisie weg zouden blijven. Sommige beleidsmakers hadden namelijk de optie genoemd om de uitzendingen van de Duitse televisie in de toenmalige toekomst te gaan afschermen zodat alleen maar de uitzendingen van de NTS en de zuilen konden worden bekeken. Drs. Hendriksen voorde het woord tijdens een conferentie van Nederlandse en Duitse televisiedeskundigen in Nijmegen.
Hij verklaarde dat zelfs in Zuid-Limburg twee maal zoveel naar de Nederlandse als naar de Duitse programma's werd gekeken. Hij baseerde destijds zijn betoog onder meer op een Intomart rapport van 1967 waaruit bleek, dat slechts 41 procent van alle Nederlandse televisiebezitters Duitsland I kon ontvangen en 32 procent Duitsland ll. Tevens stelde hij dat volgens de resultaten in dit rapport niet meer dan 4 of 5 procent naar de Duitse programma's keek. Deze kijkers besteedden 7 tot 11 uur per week aan het televisiekijken waarbij slechts 40% van hun tijd bedoeld was om maar de Duitse stations te kijken. Televisiekijken was dus duidelijk in een ander stadium dan nu het geval is.
Een totale andere situatie was er in 1961 in Indonesië, is het heden ten dage het grootste moslimland, dan was het destijds wel iets anders. Op 9 september van dat jaar maakte de Persdienst van de Nederlandse Hervormde Kerk namelijk bekend dat de regering van Indonesië aan de Arnoldus drukkerij van de missionarissen van Steyl te Ende op het eiland Flores de opdracht had verstrekt tot het drukken van 250.000 Bijbels van het Nieuwe Testament. De regering wenste in het kader van een achtjarenplan elk katholiek gezin in Indonesië een bijbel schenken. Liefst 62 miljoen roepia’s waren voor dit project uitgetrokken. De Arnoldus drukkerij had een speciale invoervergunning verkregen voor een Monotype pers, die met het oog op de grote order noodzakelijk was geworden. Ook had de Indonesische regering die van Japan gevraagd 50.000 Bijbels te sturen als onderdeel van de herstelbetalingen die Japan aan Indonesië diende te voldoen. De vraag is wat er met al die Bijbels meer dan een halve eeuw later is gebeurd.