tekst: Hans Knot
Je kunt wat verzamelen in je leven. Sommige mensen bekritiseren dat met: ´Je hebt al zoveel, er komt geen einde aan´, maar deze mensen beseffen vaak niet wat je met je deelverzamelingen kunt doen. Recentelijk hoorde ik op de radio zowaar een mooi oud succes van Rick van der Lindens Ekseption voorbij komen wat mezelf ertoe opriep de muziek van deze Nederlandse formatie weer eens tevoorschijn te halen evenals diverse composities van Beethoven.
Toch mooi om eens een dagje Beethoven te doen, of niet dan? Brengt de herinneringen naar boven naar de wekelijkse muzieklessen van Piet Hiemstra op de middelbare school in de jaren zestig. Wat wist die man prachtige verhalen te vertellen waardoor hij je als het ware vastbond aan de te draaien platen tijdens de klassieke muziekles. Daar is dan onder meer mijn liefde voor de klassieke muziek ontstaan naast de verplichting in het gezin zoveel mogelijk op de zondag te luisteren naar het Belcantoconcert op de Belgische radio, dat via de draadomroep gemakkelijk was te ontvangen.
Toen in de werkjes van Beethoven uit de kast trok werd mijn aandacht ook getrokken naar notities die ik in 1970 heb toegevoegd aan het werk van deze componist. Het gaat over één van de elf ‘Gespreksaantekeningenboekjes’ die in de maand juni van dat jaar werd gepubliceerd door de toenmalige Oost-Duitse Staatsbibliotheek. Het kwam toen uit ter gelegenheid van de 200ste geboortedag van Ludwig van Beethoven.
Er wordt in persoonlijke aantekeningen door de componist echt niet alleen melding gemaakt over de geweldige composities die hij ons nagelaten heeft maar ook over allerlei kleinere zaken waarmee hij zich bezighield, zoals de onderwerpen uit zijn dagelijks leven. De zorgen over rekeningen die betaald dienden te worden voor de bestelde etenswaren en op zoek naar een betere bewoning of de problemen die hij had met zijn spijsvertering, die vooral ontstonden door te snel en te veel te eten.
Maar ook kwam in het geschrift naar voren dat hij toch ook voor de goede dingen oog had want zo maakte hij eens een vriend duidelijk dat de vrouw van een zekere koordirigent van opzij gezien, mooie billen had. De laatste 12 jaren van zijn leven was Beethoven volkomen doof en zij die met hem wilden praten moesten opschrijven wat ze wilden zeggen. Beethoven had dan ook altijd kleine notitieboekjes bij zich om aan de persoon, waarmee hij in gesprek was, ter hand te stellen. Het boekje bewees ook dat Beethoven gewoonlijk mondeling antwoordde, behalve wanneer hij wilde vermijden dat anderen, die erbij zaten, zijn antwoord hoorden.
Mevrouw Grita Herre, die destijds aan de uitgave in boekvorm werkte op een kantoor in Oost-Berlijn aan Unter den Linden, zei destijds in een kranteninterview: “De lectuur van de notitieboekjes lijkt op het luisteren naar één kant van een telefoongesprek. Zo kan men lezen dat een Weense sopraan aan de componist vroeg: “Hoeveel geliefden hebt u gehad?" “— Het antwoord was volgens haar niet bekend. Hoewel eenzijdig, gaven de boekjes toch een aanwijzing voor de dingen waarmee Beethoven zich bezighield.
Hij maakte zich bijvoorbeeld zorgen over het verkrijgen van goed schrijfpapier en huishoudelijke hulp in zijn vrijgezellenbestaan. Hij was een moeilijke pensiongast, eiste dat zijn voedsel met boter werd bereid en ook kon men lezen dat een bezoeker hem geruststelde met de mededeling: “Uw koffie wordt altijd precies afgemeten."
Het bijhouden van zijn uitgaven viel hem ook moeilijk, omdat hij nooit de kunst van het vermenigvuldigen onder de knie wist te krijgen. Als hij 18 met 36 wilde vermenigvuldigen schreef hij dertien keer het cijfer 36 onder elkaar en telde alles bij elkaar op om een antwoord te krijgen. Grita Herre zei verder in het interview: “Sommige biografen hebben hem te olympisch afgeschilderd. Hier, in deze aantekeningen, ziet men een eenvoudige man en de dingen van alledag waarmee hij zich bezighield."
De aantekeningenboekjes waren van goedkoop papier en waren 13 bij 18 cm. Soms was het schrift door de ouderdom niet meer te lezen. De aantekeningen waren ongedateerd en het oude Duits en het Weense idioom maakten volgens de recensie het lezen vaak moeilijk. Beethoven converseerde niet over het componeren met zijn vrienden, hoewel hier en daar een paar muzieknoten door hem of een vriend zijn neergekrabbeld.
Daaruit bleek onder meer dat hij van plan was een sprookjesopera ‘Melusine’, waarvoor Franz Grillparzer het libretto had geschreven, te componeren. Ook maakte hij melding van een nieuwe Mis en een oratorium met de titel ‘De overwinning van het kruis’, waaraan hij werkte. Biografen hebben destijds het materiaal onderzocht op eventuele belangrijke muzikale onthullingen, maar het grootste deel van de inhoud was van persoonlijke aard.
Beethoven had bijvoorbeeld grote belangstelling voor zijn neef Karl, die een mislukking werd in de wetenschappelijke loopbaan die oom Ludwig hem wilde laten volgen. Karl deed in 1826 een poging tot zelfmoord en toen zijn oom zich naar zijn ziekbed spoedde, schreef hij: ‘Val me niet lastig met verwijten en beschuldigingen.’ De Oost-Duitse uitgave werd geleid door Karl-Heinz Kohier, destijds directeur van de muziekbibliotheek, die de notitieboekjes ‘De merkwaardigste documenten in de muziekgeschiedenis’ noemde.
Beethoven bezat ongeveer 400 boekjes en zijn vriend en eerste biograaf, Anton Schindler, kreeg ze na de dood van Beethoven in 1827. Schindler vernietigde er ongeveer 260 van, omdat hij ze niet interessant vond en omdat deze ook het imago van Beethoven schade konden doen. Schindler verkocht 137 notitieboekjes aan de bibliotheek in 1846 en drie delen, 37 boekjes bevattend, werden gepubliceerd in een uitgave die door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd afgebroken.
Vijf jaren later werd een zekere Wolfgang Krüger-Riebow het hoofd van de muziekcollectie van de bibliotheek en hij ging er met de boekjes vandoor maar werd als dief in het toenmalige West-Duitsland gegrepen. Hij probeerde de diefstal goed te praten door te vertellen dat hij een agent van de inlichtingendienst was en niet wilde, dat de boekjes in Russische handen zouden vallen. Hij bleek een gedegen oplichter en verdween dan ook in het gevang.
In 1960 werden de gestolen documenten vanuit Bonn teruggestuurd naar de bibliotheek in Oost-Berlijn. Het laatste aantekenboekje eindigde drie weken voor Beethoven zijn dood op 5 maart 1847. Een van de laatste bezoekers die de componist, die aan waterzucht leed en pijn had bij het doorprikken van de gezwellen, opvrolijkte, was een 13-jarige jongen: Gerhard von Breuning, zoon van een vriend van Beethoven.