tekst: Hans Knot
Er zijn zoveel eigen herinneringen maar ook genoeg die worden aangedragen in heden en verleden door derden. Dit keer een flinke stap terug en wel naar het jaar 1968. Voor een aantal Amsterdammers is de datum van zaterdag 30 maart 1968 in hun geheugen gegrift als de datum waarop slechts een aantal van hen kon beleven dat het kosmisch ontspanningscentrum Paradiso in Amsterdam werd geopend. De gemeenteraad van Amsterdam, die zware tijden doormaakte met de provobeweging en de vele hippies, die uit alle uithoeken van Nederland en ver daarbuiten de Nederlandse hoofdstad bezochten, besloot in 1967 dat er een creatieve vrijplaats diende te komen voor allerlei groeperingen vallende onder de categorie ‘jongeren’.
Het duurde velen te lang en het was Willem de Ridder, die ook al furore maakte met het blad ‘Hitweek’, die vond dat er sneller actie diende te worden ondernomen dan de gemeenteraad van Amsterdam nastreefde. Samen met hem bevriende kornuiten kraakte hij het gebouw, dat eerder werd gebruikt als Verenigingsgebouw van de Vrije Gemeente, aan de Weteringeschans.
In deze tijd zouden we het hebben over de geschiedenis van Paradiso als het gebouw dat beschouwd werd als absolute Poptempel van Nederland, alwaar het neusje van de zalm optrad en nog steeds optreed. In de ogen van de ‘krakers’ was het echter een kwestie van zogenaamde Happeningachtige avonden, gevuld met ‘theater en de vermaeck’. Het was de tijd van bloemen, vloeistofdia’s die tijdens optredens op de achtergrond werden geprojecteerd, de magische acts, het gebruik van hasj en de naaktdansers die schenen door te gaan totdat iedereen met een positief gevoel huiswaarts of naar het park was gegaan.
De helaas in 2013 te vroeg overleden Rob Olthof was een van de eerste bezoekers en deelde met mij jaren geleden zijn herinneringen: ‘In die tijd kwam ik regelmatig op de Hitweek burelen in Amsterdam Zuid, waar Marjolijn Kuysten en Willem de Ridder de krant in elkaar aan het zetten waren middels zogenaamd knip en plakwerk. Er was in die tijd nog geen sprake van computergebruik, laat staan van mooie opmaakprogramma's. Marjolijn vertelde me op een dag in 1968 dat de voormalige kerk bij het Leidseplein geschikt werd gemaakt voor ‘alternatieve jongerenprogramma's’, zoals niet veel later ook werd gemeld in het blad Hitweek. De allereerste avond in Paradiso heb ik zelf niet meegemaakt, maar kort daarna bezocht ik het wel om groepen als The Moody Blues, Golden Earrings (met een ‘s’ nog in die tijd) Short 66, Man, Cuby and the Blizzards en dergelijke te zien optreden.
De lucht in Paradiso was bezwangerd met hasj en wierookgeur, dus na afloop stonk je een uur in de wind. Op het toneel deed Phil Bloom wat half blote dansjes met een laken om haar lijf en soms was er nog een ander dansclubje te ontwaren. De meisjes uit het publiek hadden vaak bloemen in het haar en de jongens droegen bloementjes broeken, eigenlijk geen gezicht. Maar ja het was de tijd van de flower power. Paradiso was voor mij Woodstock in het klein en voor eeuwig onvergetelijk. De laatste keer dat ik in Paradiso kwam, was er een optreden van Cuby and the Blizzards met ‘Groeten uit Grolloo’ een programma dat verder met diverse andere artiesten werd gevuld. Paradiso is en blijft ‘Het Alternatief Sentrum’, weet je wel!’
In de maand juli 1968 werd een aanvang genomen met de bouw van een voor die tijd in Israël hypermoderne studio met faciliteiten voor zowel radio als televisie. Het complex kwam in Jeruzalem te staan en het betekende tevens het begin van de realisering van een brok denkwerk waarbij voor Nederlanders waren betrokken.
Al eerder was vanuit Jeruzalem duidelijk geworden dat de directie van de staatsradio, Kol Israël, nieuwe huisvesting wenste daar men tot op dat moment nogal provisorisch was ondergebracht en het tijd werd voor een professionelere aanpak en gelijkwaardige apparatuur.
Men deed gedegen onderzoek en directie en stafleden werden aangewezen in andere landen te kijken naar de voor toen meest recente ontwikkelingen en mogelijkheden tot samenwerking. En het was uitgerekend in Nederland dat men zwaar onder indruk kwam van de hier gebruikte faciliteiten. Met name het toen nieuwe VARA onderkomen bracht ze een heel goed gevoel. Men werkte daar met eenvoud en doelmatigheid. Dit mede door de apparatuur van de Nederlandse Radio Unie, die onder leiding van prof. ir. J.J. Geluk was ontwikkeld.
Het was reden genoeg voor de directie van Kol Israël om bij de NRU een verzoek in te dienen om advies te geven bij de bouw van een radio- en televisiecomplex. De wens werd daarbij onder meer geuit dat de Nederlandse architecten belast met studiobouw en -inrichting, tevens zouden worden ingezet bij de ontwikkeling van de nieuwbouwplannen in Jeruzalem.
En dus werd het- architectenbureau Elling uit Amsterdam ingehuurd voor het ontwerp voor de Israëlische radio- en televisiestudio’s, welke werden gebouwd op een heuvel in het regeringscentrum Hakyria in Jeruzalem en wel vlakbij het Knesset-gebouw. Het architectenbureau van wijlen prof. P. Elling telde destijds vier geassocieerde jonge architecten te weten: ir. A. van Gelderen, ir. I L, C Hoogewoning, ir. A. de Leeuw en ir. K. Visser.
Vooral de laatstgenoemde, hield zich bezig met dit enorme project, wat niet zeggen wil dat ook de andere leden van het bureau niet betrokken waren. Met het oog op de plaatselijke situatie werd architect Sharon, uit Tel Aviv, aan de Nederlanders toegevoegd.
Hij was vooral terreinkundig en van allerlei plaatselijke toestanden op de hoogte. Tevens was hij een der grootste architecten van Israël. Hij werkte destijds samen met zijn zoon. Hem werd door.de Israëlische regering ook de opdracht gegeven de planning van de oude stad Jeruzalem aan te passen bij het nieuwe stadsdeel.
De onderlinge samenwerking was als uitstekend ervaren. Wel waren er volgens de Nederlandse architecten in eerste instantie verschillen in benaderingswijze maar in de loop van de tijd tot voltooiing van de tekeningen voor de bouw was men steeds nader tot elkaar gekomen.
Ook van de zijde van de Israëlische regering werd de grootst mogelijk medewerking ondervonden. De Amsterdamse vertegenwoordiging vond veel minder formele en ambtelijke problemen, zoals men in Nederland gewend was. De zaken werden in Israël veel meer zakelijker en nuchter bekeken.
Bij de uitwerking van de plannen stuitten de architecten op een moeilijkheid. De Israëliërs hadden bedacht dat de plannen tot ontwikkeling tot in detail dienden te worden uitgewerkt, zoals men ook in de VS tijdens een werkbezoek had gezien. Echter diende tijdens de bouw en inrichting telkens vindingen op het gebied van radio en televisie ontwikkeld, waardoor ook meer en meer aanpassingen in het detailplan dienden te worden ingevoerd. Men raakte hierdoor achter op het schema tot voltooiing.
Toen de bouwwerkzaamheden een aanvang namen werd er in eerste instantie gerekend dat het in totaal rond de 13 miljoen Israëlische Ponden zou kosten. Als bij vele grote projecten werd dit bedrag veel hoger dan begroot. Het kreeg een omvang van 70 bij 100 meter en een hoogte van 60 meter. Bij de presentatie werd aangegeven dat het ging om een sierlijk speels gebouw met alle eenvoud ingevuld. Het werd in terrasvorm op de heuvelrug neergezet en voorzien van allerlei technische snufjes die ook in de studio’s in Hilversum waren toegepast.
Men zou denken dat eerder het technische vernuft uit de VS zou worden gehaald maar in de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw bleef Amerika achter op de technische ontwikkelingen op radiogebied. Met door de uitstekende technische tak van de Nederlandse Radio Unie, alwaar vele nieuwe ontwikkelingen plaatsvonden. Maar ook de geluid- en lichttechniek had in Nederland grote stappen voorwaarts gemaakt. Met genoegen paste de aannemer in Jeruzalem de Nederlandse bevindingen toe en het zou bijna drie jaar duren alvorens het complete complex werd opgeleverd.
Toen in 1970 het project gereed was bleken in de Nederlandse kranten ook de namen van twee landgenoten op te duiken die het al deels hadden gemaakt binnen de omroepwereld. Ralph Inbar was al sinds 1968 aanwezig in Jeruzalem om de kar van de televisieprogramma’s te trekken maar eerst werd er gehuwd met Sonja Barend, die hem in 1969 volgde naar Israël om televisieprogramma’s te presenteren. Dit zoals ze voorheen ook al deed via onder meer de NTS en de VARA. Ze bleven daar tot in 1971 en het huwelijk voorbij was, evenals het pionieren in Israël.