tekst: Hans Knot
In deze laatste column van 2023 neem ik je mee terug naar de maand januari 1984, let wel bijna 40 jaar geleden. Er was nogal discussie over hoe het toekomstige derde televisienet diende te worden ingevuld. Zo was er het idee een cultureel platform te brengen dat totaal gevuld zou worden door de NOS. Maar halverwege januari bleek dat het aan de toen drie grootste partijen, de PvdA, het CDA en de VVD, lag dat dit idee niet zou worden gerealiseerd. Men was van mening dat het verzorgen van culturele programma’s een taak van de publieke omroepen was, die aangevuld kon worden middels bijdragen vanuit de NOS.
Op 19 januari was het onderwerp ‘Cultuur in de televisieprogramma's andermaal onderwerp van discussie. In de omroepwet was voorgeschreven dat 20 procent van de zendtijd van de publieke omroepen besteed diende te worden aan kunstprogramma’s. Dat werd nog eens duidelijk toen de Raad voor de Kunst een advies gaf over de concept medianota van de toenmalige minister voor CRM, Brinkman. Vanuit het advies bleek dat men vond dat de omroepen veel te gemakkelijk bepaalde verstrooiende programma’s de stempel ‘cultuur’ gaven.
De Raad voor de Kunst vond dat er strenger diende te worden opgelet op nakoming van de wetgeving. Men vreesde tevens dat de culturele programma’s nog meer in het nauw zouden komen door de invoering van de toenmalige toekomstige betaaltelevisie en de bezuinigingen op het omroepbudget voor de daaropvolgende jaren.
Vanuit de adviescommissie van minister Brinkman kwam daarop de reactie dat inderdaad de ‘cultuur’ in de omroep veel concreter gedefinieerd diende te worden. Bij een onderzoek naar de programma’s op de Nederlandse televisie was onder meer naar voren gekomen dat maar 5% van de gebrachte programma’s echt onder ‘cultuur’ kon worden beschouwd. Vanuit de Raad voor de Kunst werd daarna gemeld dat, zodra de nieuwe mediawet van kracht werd, men nauwkeurig het percentage van cultuurprogramma’s op radio en televisie zou gaan volgen. Het derde televisienet werd trouwens pas geopend in april 1988.
Minister Brinkman doorstond een drukke periode want hij kondigde ook zwaardere maatregelen aan tegen overtredingen gemaakt door de omroepverenigingen. Reden was onder meer dat hij al eerder berispingen had uitgedeeld wegens overtreding van de omroepwet en desondanks een aantal van de publieke omroepen andermaal in de fout ging. Brinkman doelde vooral daarbij over de teveel gemaakte reclame voor eigen omroep ofwel voor de ledenwerving. Ook was er sprake van te veel aan toegestane reclame in beeld tijdens sportuitzendingen en waren er films uitgezonden op een tijdstip waarin jongeren nog op waren en het getoonde nog niet geschikt was voor deze doelgroep. Hij kondigde aan met de toenmalige besturen van de omroepen om tafel te gaan en zeker voornoemde overtredingen ter sprake te brengen.
Sta even stil bij de situatie anno 2023 en vergelijk het met de gemelde overtredingen. Het aanbod is fors gestegen aan programma’s, zowel via radio als televisie en een leeftijdsgrens voor bepaalde programma’s mag er dan nog steeds zijn, de bedoelde doelgroep luistert bijna niet naar de radio en haalt ongewenste beelden in veelvoud naar voren via internet, telefoon en sociale media. Reclame voor omroepen wordt nog minimaal gemaakt vergeleken met 1984.
En dan wil ik nog even stil staan bij een uitspraak half januari van dat jaar gedaan door het Amerikaanse Hooggerechtshof. Zelf was ik al jaren actief binnen de Rijksuniversiteit Groningen met het maken van videoproducties, waarbij streng diende te worden opgelet onder welke voorwaarden er een opname mocht worden gemaakt. Iedere keer weer met een ander onderwerp en tevens andere restricties. Een tijdrovende bezigheid en pas wanneer alle getekende verklaringen binnen waren, kon er worden ‘gedraaid’.
De uitspraak van het Hooggerechtshof had betrekking over de vraag of het was toegestaan met de huisvideorecorder, die meer en meer aan populariteit won, speelfilms en andere televisieprogramma’s op te nemen. En inderdaad was de uitspraak 100% positief wat gezien werd als een belangrijke overwinning van de video-industrie. In een verklaring liet een woordvoerder weten dat de recorderopnamen in eerste plaats dienden voor gebruik in huiselijke omgeving en dus geen schending zouden vormen met de Amerikaanse auteurswetgeving.
De filmmaatschappijen Universal City en Walt Disney Studio hadden een rechtszaak aangespannen tegen Sony en andere fabrikanten van videorecorders. De uitspraak maakte de dreiging van miljoenen dollars aan auteursrechtovertredingen naar het verleden.
Ik wens elke volger van de columns een fantastische Kerstperiode toe alsook veel voorspoed in 2024.