tekst: Hans Knot en Arno Weltens
Het archief van het omroepmuseum, al jaren onderdeel van het Nederlands Audiovisueel Archief, herbergt talloze plakboeken. Ze zijn ooit als geschenk, vaak uit de nalatenschap van een voormalige omroepmedewerker, aan het museum afgestaan. In die plakboeken komen de meest merkwaardige onderwerpen naar voren, zoals telexberichten die zijn ingeplakt, interne mededelingen vanuit de omroep, maar ook uit de krant geknipte berichten die gerelateerd zijn aan radio dan wel televisie.
Ik vond een dergelijk bericht dat handelde over de JARO, de Jeugd Amateurs Radio Omroep, en de beide voortrekkers daarvan — Kees van Maasdam en Herman Stok. Samen met Arno Weltens schreef ik er in 2000 het volgende artikel over.
Soms vind je bij het doorzoeken van een archief bij toeval iets bijzonders. Iets waar je niet speciaal naar op zoek bent, maar waar je zomaar tegenaan loopt. Dat overkwam Hans Knot tijdens zijn jaarlijkse zoektocht door de vele plakboeken in het omroepmuseum. Onder de kop "Klankbord der jongeren" vond hij een verrassend artikel dat direct zijn belangstelling opeiste. Het handelde over een inmiddels vergeten episode uit de geschiedenis van de Nederlandse omroep: een initiatief om te komen tot een jeugdomroep. We schrijven april 1950. De betreffende verslaggever, Auke Ruben, was op weg gegaan naar een huis, gelegen in een stil straatje in Haarlem, alwaar de JARO was gevestigd. Die afkorting stond voor Jeugd Amateurs Radio Omroep. We volgen een deel van het verhaal van Ruben dat op 28 april 1950 in het Algemeen Handelsblad verscheen:
Zou hij, zo vroeg Ruben zich verbaasd af, in dit huis een studio, een omroepcel of een technische dienst vinden? Toen werd, zo schreef hij, de deur geopend door een jongen met donkerblond krullend haar die me zei binnen te komen. "Hij ging ons voor naar de kamer, waar het kantoor van de JARO was gevestigd. Het was duidelijk te zien, dat de dagelijkse bestuursleden van de JARO, Kees van Maasdam en Herman Stok, deze kamer hadden 'gevorderd' als kantoor. Een schrijfbureau stond tussen de muur en de divan gekneld. Divan en stoelen waren bedolven onder stapels papieren. 'Wij zijn wat klein behuisd,' zei Kees van Maasdam en lachte verontschuldigend. 'Maar ik ben al erg blij dat mijn moeder deze kamer aan ons heeft afgestaan. Hier kunnen Herman en ik tenminste de hele dag werken.'
'Maar die studio?' begon ik aarzelend. Kees maakte een gebaar. 'Op zolder,' zei hij. 'Daar gaan we straks kijken.' Voordat het zover was vertelden Kees en Herman aan de verslaggever dat hun idee was geboren ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Het eerste plan was ontsproten aan het brein van de toen nog jonge Kees van Maasdam die het idee maar graag wilde delen met zijn vriend Herman Stok. Maar waar bestond dat idee uit? Van Maasdam vertelt: "In de oorlog waren alle Nederlanders één [...] Ik heb er vaak aan gedacht, dat dat zo moest blijven. Vooral met jonge mensen moest dat mogelijk zijn. Ik had altijd grote belangstelling voor radio en waarschijnlijk dat ik daarom altijd gedacht heb aan een contact tussen jonge mensen via de radio."
Toen Van Maasdam na de oorlog een tijdje bij een omroepvereniging werkte, groeide het verlangen te komen tot een omroepvereniging voor jongeren en velen van zijn vrienden voelden ook wel voor het idee: een jeugdomroepvereniging stichten, dan zendtijd aanvragen en het programma, dat door en voor jongere mensen was samengesteld, over de gehele wereld te verstrooien. Op 12 januari 1949 werd er een vereniging opgericht, de JARO. In het hoofdbestuur hadden Hervormde, Gereformeerde, Rooms-Katholieke en Humanistische Jongeren zitting. In de folder van de stichting stond vermeld zoveel mogelijk jongeren tussen 16 en 30 jaar, via radioprogramma's bij elkaar te brengen, van welke godsdienstige of politieke stroming dan ook. De vereniging was daarmee duidelijk gebaseerd op de na-oorlogse doorbraakgedachte.
Al snel had de vereniging zestig leden, waarvan vijftig in Haarlem en tien in Amsterdam. Ze betaalden ieder 10 cent per week contributie. Geld was echter een bijna onoverkomelijk probleem. Bijna, want men kon geld lenen en de studio kon worden ingericht in het huis aan de Oranjestraat in Haarlem. Op de zolder, dus. Andermaal terug naar de tekst van Auke Ruben: "Als wij twee trappen zijn opgeklommen staan we op een overloop. Op een deur lezen wij Studio A. Herman Stok vertelde: 'In die afdeling wordt vastgelegd wat hier wordt gesproken of gespeeld. De regisseur en de leider van de Technische Dienst zitten daar. Via die lichtjes kunnen wij met elkaar 'praten.' Als het groene licht brandt, betekent dat, dat de T.D. klaar is, dan antwoordt de studio met wit licht en rood betekent ten slotte: 'We gaan draaien.' Tijdens de opname kunnen wij ook met elkaar 'praten.'' Herman wijst op andere lichtjes en legt uit: 'Als die brandt betekent het 'voeten stil,' deze 'Denk om de tijd' en de laatste 'Slot maken.'
De JARO was duidelijk meer dan een bevlieging. Er werkten liefst een kleine 20 medewerkers aan de totstandkoming van de programma's, waaronder naast Van Maasdam en Stok, ook Dick Verkijk en Joop van Zijl. In de eerste periode werden de programma's op lakplaten opgenomen. Het waren voornamelijk proefopnamen met een duur van rond de tien minuten. Voordat de magneetband zijn intrede deed, nam men ook met zogenaamde draadrecorders op. In 1949 maakten de mensen van de JARO hun eerste officiële debuut op de radio. Men had een proefprogramma opgenomen en toegestuurd aan de diverse omroepen. Dat resulteerde in het verzoek van één van die omroepen, de VPRO, het programma te mogen uitzenden. Het was een programma over sociale woningbouw dat geheel was gerealiseerd in de studio op zolder. Vervolgens ging men internationaal want over de grens was de unieke uitzending van de JARO ter kennis gekomen van de programmaleiding van Radio Bremen wat andermaal leidde tot een speciaal programma. Hierna volgden nog een paar medewerkers van Duitse stations die hetzelfde wilden doen met de programma's van de JARO. Niet veel later waren er uitzendingen via stations in Brussel en Stockholm. Maar de heren hadden nog grotere idealen.
We citeren Van Maasdam andermaal uit het interview: "Wij zouden over een eigen golflengte willen beschikken. Internationaal zou een jeugd radio-omroep moeten worden gesticht. Over een eigen zender zou de jeugd uit de hele wereld om beurten in eigen taal of in de taal, die andere jonge mensen kunnen verstaan, uitzendingen moeten verzorgen. In ons land zouden wij om te beginnen graag willen samenwerken met de jeugdverenigingen van alle gezindten. Het zou hùn taak zijn om in de beschikbare zendtijd, de programma's te vullen. Zo zouden wij van elkaar horen wat wij willen en wat wij doen."
De eerste schreden naar internationaal contact waren dus al gezet. Kees van Maasdam en Herman Stok stichtten een afdeling van de JARO in Genève en wel binnen de UNESCO. Men had daar toevallig van het initiatief gehoord bij deze onderafdeling van de Verenigde Naties, dat hun steun toezegde. Het verslag van Auke Ruben vervolgt: "Hoewel de JARO nog lang niet het gestelde doel heeft bereikt, moeten jullie vooral niet denken, dat zij nu met de handen over elkaar zitten te wachten, totdat het ogenblik is gekomen. 'Als het eenmaal zover is, dat we kunnen uitzenden, moeten wij over een staf beschikken, die technisch en organisatorisch is getraind,' vertelt Kees van Maasdam. 'Een vaste kern wordt nu opgeleid, want het in elkaar zetten en het leiden van een programma — al is het nog zo klein — is geen peulenschilletje.'"
Naast het maken van proefprogramma's deden de heren nog meer. Ze gaven een maandblad uit over hun activiteiten. Ze moesten daartoe niet alleen de kopij verzorgen maar ook het blad stencilen. Met al dat werk kwamen ze de dag wel door. Stok daarover: "Wij beginnen 's morgens om negen uur en vaak werken wij tot 's avonds laat door [...] Een ding vinden wij erg jammer: wij verdienen natuurlijk niets, want de JARO kan ons geen salaris betalen. Nu moeten wij op de zak van onze ouders leven en dat is heel erg naar. We hebben echter subsidie aangevraagd en wie weet ..."
Het idee te komen tot een internationale jeugdomroep is uiteindelijk niet geheel gerealiseerd en wel om de eenvoudige reden dat slechts 1.000 gulden subsidie werd verkregen van het Prins Bernard Fonds (1951), de UNESCO geen toestemming verleende een frequentie op de korte golf vrij te maken voor de uitzendingen en er geld verdiend moest worden. Uiteindelijk zouden beide heren in dienst treden van de VARA en daar grote naam maken. Ook daar werd het idee van de jongerenomroep op tafel gelegd, maar voorzitter Broeksz zag niets in de plannen. De JARO ging in 1952 ter ziele.
Van Maasdam presenteerde vele programma's en werd vooral bekend door zijn programma's die vanuit het land werden uitgezonden. Stok stond voor 'Top of Flop' op de televisie, terwijl 'Tijd voor Teenagers' en 'Mix' slechts twéé van zijn vele radio programma's bij de VARA waren. Het idee van de JARO werd trouwens overgenomen door de AVRO, die naar aanleiding van de jongerenomroep, op initiatief van Herman Broekhuizen, de jeugdomroep Minjon oprichtte. Ook dat initiatief leverde tot aan het begin van de jaren zestig vele nieuwe radiotalenten op. Maar, dat is weer een ander verhaal.
De foto bovenaan dit verhaal: Enkele medewerkers van de JARO in actie. Van links naar rechts: Herman Broekhuizen, Donald de Marcas, Joop van Zijl, Tony van Verre, Peter Kok en Greetje Kauffeld, die allemaal op de een op andere manier later via de radio bekendheid verwierven (Foto: Archief NAA)