tekst: Hans Knot
Zij die boven de 65 jaar zijn zullen lyrisch reageren als ik de naam van een televisieserie noem die in de jaren zestig zeer populair was. Het populair worden was niet zo’n probleem met de gedachte dat er slechts twee televisienetten waren en er maar een paar uitzenduren per dag waren per net. Het was de KRO die de televisieserie Bonanza had geprogrammeerd, een serie die zich afspeelde in de tweede helft van de 19de eeuw in Amerika op en rond de Ponderosa Ranch. In de serie ging het vooral om de familie Cartwright, bestaande uit vader en drie zonen. Elk was afkomstig van een andere moeder daar de vrouwen van Pa Cartwright vroeg overleden. Pa werd trouwens gespeeld door de Canadese acteur Lorne Greene, die ook bekend is van het lied ‘Ringo’.
Als ik de namen van de zoons noem: Eric, Adam en Little Joe dan zegt het merendeel van de doelgroep dat Eric eigenlijk Hoss werd genoemd. Een mooie westernserie die in menig huiskamer, mits er een televisie aanwezig was, met volle aandacht door het gehele zin werd gevolgd. In totaal zijn er 430 afleveringen opgenomen, waarvan een redelijk deel in ons land werd uitgezonden. En het was een heel populaire serie, waardoor ook de commercie op de populariteit insprong. En dat in de tijd dat er totaal nog geen sprake was van reclamevoering via de STER binnen de publieke omroepen.
Af en toe werd er flink gevochten in de film en op de schoolpleinen werd er heftig gediscussieerd over ‘hoe het verder zou gaan’ en ook buren, die niet in het bezit waren van een televisie, kwamen al vrij snel bij één van de andere buren kijken naar Bonanza. Dat kun je in deze tijd je niet meer voorstellen. Maar er werd meer gevochten want Bonanza haalde in 1963 zelfs de rechtbank in Utrecht.
De toenmalige president van de Utrechtse rechtbank, mr. J. Plugge, heeft zich op een bepaalde middag gedurende anderhalf uur bezig gehouden met de zogenaamde Bonanza Ponderosa bouwdoos. Hij deed dat op verzoek van het Utrechtse reclamebureau van de Hout, dat in een kort geding de onmiddellijke stopzetting eiste van de bouwdozen reclameactie van de 1300 bij het Sperwerverbond aangesloten zelfstandige kruideniers. Er was in de tijd sprake van een drietal grootgrutters, te weten Albert Heijn, De Gruyter en Simon de Wit. Daarnaast had je winkeliersverbonden waarbij particuliere ondernemingen de naam van een verbond mochten voeren en gebruik mochten maken van gezamenlijke inkoop. Een aantal voorbeelden daarvan waren De Spar, Enkabé, Végé en De Sperwer.
De rechter hoorde ondermeer de advocaat van voornoemd reclamebureau, die stelde dat als stok achter de deur er een dwangsom diende te komen van 2500 gulden per dag bij niet nakoming van de stopzetting van de reclameactie. Het bleek dat het reclamebureau begin juni 1963 voor veel geld de rechten voor Nederland verworven had van Bonanza. Het bureau verleende een licentie aan Albert Heijn, die direct bij Ponderosa-koffie een Bonanzalandkaart en foto's van de hoofdpersonen uit de tv-serie cadeau ging doen.
Het Sperwerverbond liet hierop een tegenzet volgen. In de strijd om de gunst van de kinderen van de huisvrouw bracht het zeer zwaar geschut in stelling: de Bonanzabouwdoos die men betrok van een speelgoedfabriek uit Rijen in Noord-Brabant. En dat was in de ogen van de advocaat van het reclamebureau dan weer een onrechtmatige daad daar men het zonder toestemming van de licentiehouder had verspreid en ten gelde had gemaakt. Immers zouden er door de actie meer huismoeders geneigd te zijn naar de kleine Sperwer te gaan in plaats van naar de winkels van de grootgrutter uit Zaandam, met vestigingen verspreid over het gehele land.
De advocaat stelde dat geen enkele zakenman het toch ook in zijn hoofd zou halen de naam James Bond en de James Bond symbolen te gebruiken zonder toestemming van de erven van lan Fleming, die verantwoordelijk was voor de verhaallijnen van de James Bond films. Iedereen wist namelijk volgens hem dat 007 door rechten beschermd werden en dat rond deze rechten een enorme commercie opgebouwd was.
In die tijd werd er veel aan rechten verdiend. De Beatles verdienden er bijvoorbeeld meer aan dan aan hun films en hun grammofoonplaten. De film Bambi werd vrijwel nergens meer in de bioscopen vertoond, maar Walt Disney beurde elk jaar nog grote bedragen aan Bambi-rechten. De enige rechten op Bonanza konden volgens de Nederlandse wetgeving de vertoningsrechten zijn. Maar die rechten waren reeds een hele tijd eerder verkocht aan een omroepvereniging. Op basis daarvan stelde de advocaat namens het Sperwerverbond, mr. J.J. Jonker uit Amsterdam, dat de Nederlandse wet geen auteursrechten verbond aan bijvoorbeeld titels van boeken.
Mr. Nye stelde, namens het reclamebureau, dat het in dit geval veel meer betrof dan alleen het gebruik maken van de naam Bonanza. De bouwdoos van de Ponderosa-farm was geheel in stijl. Dat klopte ook wel, want de Brabantse speelgoedfabriek had een paar jaar eerder de matrijzen rechtstreeks van de filmproductiemaatschappij gekregen. Niemand had hier in Nederland toen nog van Bonanza gehoord. Pas toen Bonanza in Nederland een begrip geworden was, werden er namen op de bouwdoos gezet. Dat gebeurde zonder de benodigde toestemming vanuit Amerika.
Op 25 augustus 1963 deed de president van de Utrechtse rechtbank, mr. J. Plugge, een uitspraak en verklaarde dat de eis van het Utrechtse reclamebureau niet ontvankelijk werd verklaard en dus de eis tot onmiddellijke stopzetting van de verspreiding van Bonanza-bouwdozen door Sperwer-winkeliers niet doorging. Mr. Plugge had overwogen dat het niet te danken is aan het initiatief van Albert Heijn, dat de naam Bonanza in Nederland bekendheid verwierf. Het gebruik door anderen van deze naam was daarom niet te beschouwen als een onrechtmatige daad ten opzichte van Albert Heijn.
Breeduit werd in diverse kranten en op de radio bericht over deze voor die tijd opmerkelijke rechtszaak, wat zowel voor de Sperwer als Albert Heijn, in een tijd van reclameloze radio- en televisie-uitzendingen, een mooie vorm van gratis reclame betekende. En op Radio Veronica schalde de tune van het programma nog eens door de ether op ‘192’ en kwam de vader uit de serie, Lorne Greene, het volgende jaar met wat vaak wordt omschreven als de eerste rapsong, hoog in de hitlijsten en werd grijsgedraaid op Radio Veronica.