tekst: Hans Knot
Omroepbijdragen verplicht, ik schreef er al eerder over een column en zie deze als een vervolg. Een grote actie, dat kun je zeker stellen van datgene in februari 1969 plaats vond. Een kwart miljoen gulden was het eerst genoemde bedrag en met de opgelegde navorderingen meegerekend zelfs meer dan 3 ton. Dat was het enorme bedrag dat een opsporingsactie naar zwartkijkers – en luisteraars in Arnhem gedurende drie weken door de Dienst Omroepbijdragen opleverde.
Bij de bekendmaking van dit bedrag werd er ook de verwachting uitgesproken dat er in totaal zeker officiële aangifte te verwachten was van rond de 4000 radio – en/of televisietoestellen die toen tot op dat moment niet geregistreerd waren. Aangiften gingen destijds nog via het loket van de postkantoren. Een halve eeuw later zijn de bijdragen al lang vervallen en zijn er ook bijna geen officiële postkantoren meer.
De genoemde 4000 verwachte aangiften was iets meer dan 10% van het aantal van 35.000 inwoners van Arnhem, die bezocht waren door de ambtenaren van voornoemde Dienst. Dat kwam trouwens overeen met de ervaringscijfers, die destijds aangaven dat in Nederland tussen de 10 en 15% van de huisgezinnen tot de categorie ‘niet nakomen van de wettelijke regeling’ behoorden. Daarbij behoorde ook een percentage dat hun toestellen wel aangaf maar domweg de regelmatige verplichting tot betaling niet nakwam.
Arnhem was de eerste grote gemeente in Nederland, waar door de toen kersverse Dienst Omroepbijdragen een grootscheepse opsporingsactie werd gevoerd. Daarvoor heette de organisatie de Dienst Luister- en Kijkgelden. Liefst vijfentwintig ambtenaren, ook uit andere districten, werden er voor de huis aan huis actie ingezet. Ook nieuw voor die tijd was dat ze beschikten over door een computer opgestelde lijsten waarop de zogenaamde wetkijkers stonden vermeld, dus zij die aan de wettelijke verplichtingen tot betaling voldeden. Op huisnummer liep men een straat af om aan te bellen bij diegene die stonden vermeld als niet betaler.
Toen de resultaten openbaar werden gemaakt kwam onder meer naar voren dat tijdens de actie 1090 nieuw aangiften waren gedaan bij de postloketten in Arnhem terwijl er normaal in een zelfde periode zo’n 150 aangiften plaatsvonden. Er was dus duidelijk sprake van het gegeven dat het zich rond sprak dat de ambtenaren aan de deur te verwachten waren.
Het aantal opgemaakte processen verbaal, zo werd naar buiten gebracht, bedroeg tot op dat moment 1100. Wel was men redelijk tegenover alle lieden die tijdens de actie snel naar het loket waren gegaan om te betalen. Ze werden niet alsnog beboet. De heer Wayenberg, directeur van de DOB vond het resultaat fantastisch maar stelde tevens dat hij er vanuit ging dat er altijd sprake zou blijven van mensen die hun wettelijke verplichting tot aangifte en betaling niet zouden nakomen.
Volgens Wayenberg was het onmogelijk alle wetsovertreders aan te pakken want dan had de DOB zeker 10.000 ambtenaren in dienst dienen te nemen om alle overtreders te overlopen en te beboeten. In werkelijk werkte men met 180 opsporingsambtenaren voor geheel Nederland. Eerder werd bekend gemaakt dat een tweede actie waarschijnlijk nog voor het eind van het jaar 1969 gepland zou worden voor Nijmegen. Die bekendmaking had succes want het aantal aangiften aan de loketten van de lokale postkantoren was in een week tijd na de aankondiging zesmaal verveelvoudigd.
Voordat het jaar 1969 begon en de bovengenoemde actie in Arnhem plaats vond, vormden het kijkgeld en het luistergeld twee afzonderlijke heffingen. Op 1 januari van dat jaar vond de invoering van de nieuwe wet op de Omroepbijdragen plaats en verving de wet op het Kijkgeld en de bepaling over het luistergeld dat was opgenomen in het zogenaamde ‘Tijdelijk Telegraaf- Telefoon- en Radiobesluit’.
De wijzigingen die deze wet brachten waren:
• Er kwam een gecombineerde heffing voor radio en televisie. Omroepbijdrage A was het tarief dat de bezitters van een televisietoestel dienden te betalen. Omroepbijdrage B was het tarief dat degenen die alleen een radiotoestel hadden dienden te betalen.
• Binnen één huishouden hoefde vanaf 1969 niet meer per toestel betaald te worden.