(door Hans Knot)
Ik wil graag met je terug gaan naar het jaar 1968. Ik was toen 19 jaar en keek met meer dan gemiddelde aandacht naar de nieuwsprogramma’s en de actualiteitenrubrieken van de diverse omroepen op de televisie. De inhoud van deze laatste groep varieerde nogal eens als het gaat om duidelijkheid en onafhankelijkheid. In die tijd bewaarde ik al aantekeningen als het gaat om de televisieprogramma’s die via Nederland 1 en Nederland 2 werden uitgezonden, maar ook aangaande de diversiteit aan nieuwsprogramma’s die via de toen bestaande drie Hilversumse radionetten werden uitgezonden.
Over de luisterdichtheid van de actualiteitenprogramma's van de radio had men destijds over het algemeen, ondanks de opkomst van de televisie, niet te klagen. Integendeel, de geboorte van de televisie had de inhoud van de radioprogrammering juist uit haar versuffing gehaald. De radio had zich opnieuw van haar waarden bewust dienen te maken, ze had een duidelijke richting gekozen en werd het vooral het belichten van achtergronden, het becommentariëren van het nieuws en het geven van het nieuws aanvullende informatie.
Er waren destijds vijf belangrijke actualiteitenrubrieken op de radio en het is interessant terug te lezen hoe men destijds dacht over het belang van het brengen van actualiteiten en de geringe snelheid waarmee men kon werken. Immers was er beperkte zendtijd en waren er beperkte financiën om de programma’s snel en effectief te maken. In de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst waren destijds korte gesprekken te vinden met de vijf hoofden van de radioactualiteitenrubrieken over hun wijze van werken en hun inzichten.
Ik wil één van deze vijf gesprekken graag terugbrengen om te tonen hoe destijds over het één en ander werd gedacht en stel U Jacques Grijpink van de KRO voor. Geboren in november 1925 in Den Haag en overleden in maart 2003 in Eindhoven, alwaar hij was blijven wonen na de periode dat hij directeur Omroep Brabant was. Tijdens zijn militaire diensttijd heeft hij gewerkt bij de radio in Indonesië, waarna hij verder ervaring opdeed met journalistiek werk bij het Binnenhof. Vervolgens kwam bij de nieuwsdienst van de Wereldomroep terecht.
Hij ging weer terug naar Azië en werd daar tijdelijk aangesteld als hoofd gouvernementsomroep Nieuw Guinea. Na terugkomst werd hij chef bureau Den Haag van de Wereldomroep en kwam in 1965 in dienst van de KRO. Over de vergelijking tussen het brengen van de actualiteiten via radio en de televisie stelde hij destijds dat de sfeer van radio- en televisiejournalistiek parallel liep, alleen dat de mogelijkheden te werken binnen beide media totaal anders waren.
Grijpink: “Toen in 1965, om een voorbeeld te noemen, Premier Sjastri van India overleed, was uiteraard zowel radio als televisie te laat. De mensen van ‘Brandpunt’ zijn er toch heengegaan: ze maakten een reportage van de begrafenis en dat werd een dramatisch document van een aparte dimensie. Zoiets kan bij de radio natuurlijk niet. Wij zitten dichter op de directe actualiteiten en dichter op het commentaar daarop. In dat opzicht staan wij meer in de buurt van een krant dan de televisie. Onze documentaires kun je vergelijken met de luxe pagina's van een dagblad. De radiojournalistiek wordt volwassen. Eerst nu gaat de functionele informatie pas goed van de grond komen en dat is mijns inziens ons sterke punt én ons belang. Vroeger wilden we slechts cultuur bij de mensen brengen — de confessionele omroepen hadden voorts hun verkondigende taak, de niet-confessionele hun verstrooiende taak. Maar de echte goede informatie is altijd verwaarloosd.”
Dat de actualiteitenrubrieken rond die tijd duidelijke vooruitgang maakten en de journalisten van deze rubrieken zichzelf op een hoger niveau tilden had vooral te maken met het verschijnen en de aanpak van de actualiteitenrubrieken bij de televisie. Dat de luisterdichtheid van radioprogramma’s, overdag alleszins redelijk te noemen was en in de avonduren terugliep onder invloed van de televisie, was destijds een zaak die op zeer veel mensen ontmoedigend heeft gewerkt.
Grijpink: “De televisie doet mij geen pijn, ik ga er bepaald niet gebukt onder. De glamour van het bij de radio werken is er een beetje af, gelukkig maar: het komt de journalistieke werkzaamheid echt wel ten goede — je hoeft er geen mooie stem meer te hebben, het gaat er slechts om wat je te vertellen hebt. Zo is ons werk gewoon handwerk geworden en ambachtelijk trachten we het zo goed mogelijk te doen".
Een van de belangrijkste bestanddelen van de radiojournalistiek was en is natuurlijk het geven van informatie, achtergronden en commentaren. Andermaal Grijpink: “Twee facetten zaten er aan dit onderwerp: In de eerste plaats de identificatie door middel van geluid en in de tweede plaats het bevredigen van de nieuwshonger. Zolang de televisie niet de hele dag uitzendt, blijft er vooralsnog voor de radio voldoende ruimte over. Als de televisie wel uitzendt, moet je gaan werken voor een geselecteerd publiek. Er luisteren 's avonds altijd mensen: in de eerste plaats heeft niet iedereen een televisietoestel en in de tweede plaats is er een groep die geen bevredigende televisiekeuze kan maken en in de derde plaats is er een groep die wat de televisie biedt te oppervlakkig vindt. Op deze groepen kun je je programma richten.”
Radiojournalistiek dient aansluitend te zijn op de feitelijke nieuwsmededelingen en men geeft daar ondermeer toelichting op en commentaren, dus men informeert het luisterpubliek publiek. Grijpink: “Dat is nuttig en tevens is het plezierig dat er regelmaat is waarmee wij uitzenden. Daarmee kweek je een groep geïnteresseerden. Wij werken er op vooral kort en informatief te zijn. Onze onderwerpen duren zelden langer dan drie minuten. We proberen zoveel mogelijk afwisseling te bereiken. We hebben bijvoorbeeld ook onze ‘krantenkoppen’ verwerkt op radiomanier. Moeilijk is dat je natuurlijk altijd sterk afhangt van je nieuwsaanbod. Heb je teveel, dan pas je lastig in het uitzendschema. Heb ik echter te weinig, dan heb ik niet de minste behoefte de onderwerpen te rekken. Het zogenaamde opzouten bij een te groot nieuwsaanbod is er bij ons niet bij — wat niet meekan, wordt weggegooid. Doe je dat niet, dan raak je je voorsprong van snel informeren kwijt"
Destijds dus een totale andere beleving van actualiteiten op de radio, waarbij het luisteren heden ten dage naar bijvoorbeeld naar Radio 1 snel gaat vervelen daar veel te veel onderwerpen bij herhaling voorbij komen zonder echt te worden uitgediept, enkele uitzonderingen daargelaten.
Jacques Grijpink werd in 1976 benoemd tot directeur Omroep Brabant, die eerst alleen in de regio Eindhoven programma’s verzorgde. Later werden er editieprogramma’s gericht op diverse delen van de provincie en heden ten dage is men in de gehele provincie Brabant 24 uur per etmaal actief in radio, waarvan een deel met non-stop muziek.