tekst: Hans Knot
Inderdaad werd er 9 mei 1968 andermaal geen beslissing genomen door de toenmalige regering over de mogelijkheden via een zogenaamd Centraal Antenne Systeem (CAS) in de toenmalige toekomst meerdere buitenlandse televisienetten te gaan doorgeven. Het een en ander zou dan per gemeente geregeld dienen te worden. Het zou destijds de oplossing zijn geweest om de keuzemogelijkheid aan te ontvangen signalen uit te breiden. Ik heb het al vaker gesteld dat een halve eeuw geleden, en dat kun je de huidige jongeren die verwend zijn met tal van mogelijkheden beeld en geluid tot zich laten te komen, nauwelijks duidelijk maken. We hadden gewoon slechts twee televisienetten in Nederland met een beperkt aantal uitzenduren per net.
In de week van 9 mei 1968 was er de behandeling van de voorstellen die dienden te leiden tot een wetswijziging en dus tot officiële toelating van signalen die vanuit het buitenland zouden worden ontvangen en vervolgens via een Centraal Antenne Systeem door elke gemeente zou kunnen worden uitgezonden. Maar de Kamercommissie, die zich met omroepzaken bezighield, had om uitstel gevraagd om met de minister van CRM de laatste technische ontvangstmogelijkheden en daarbij komende technische problemen te kunnen bespreken.
En terecht waren de commentaren in de kranten van die journalisten, die kritisch het televisiegebeuren in ons land volgden, niet mis. Men vroeg zich openlijk af of het CAS, als het uiteindelijk zou worden ingevoerd, al niet lang zijn achterhaald door de feiten. De situatie was sinds het verschijnen van twee PTT-rapporten, gevolgd door de succesvolle proef met een dergelijk systeem in het Haagse Bezuidenhout, aanzienlijk veranderd.
Men schatte de landelijke invoering van het CAS, dat in 1964 door koningin Juliana reeds in de troonrede werd aangekondigd, destijds op vijf tot tien jaar. De kosten raamde men op f 100 miljoen voor invoering in het gehele land. In 1968 schatte men dat een eventuele landelijke realisering van CAT vijf keer dat bedrag zou gaan kosten. Maar men ging er tevens vanuit dat de CAT zo’n tien jaar later, in 1978, evenals de radiodistributie, noodlijdend zou zijn geworden.
Men haalde onder meer aan dat diverse buitenlandse televisiestations in de korte toekomst met sterkere zenders hun signalen zouden gaan uitstralen, waardoor verspreiding via CAS onnodig zou worden. Men haalde daarbij als voorbeeld een zender aan die vanuit het Duitse Wezel de mogelijkheid zou krijgen een groot deel van Nederland te kunnen bereiken met een goed signaal, die men gewoon via een antenne element op het dak kon gaan ontvangen.
De televisiecolumnisten stelden tevens dat de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van satelliettelevisie in de gaten dienden te worden. In 1963 was het slechts 20 minuten per etmaal mogelijk (Ja, via de Telstar satelliet) per dag een signaal te ontvangen in ons land. Men stelde dat dit in de nabije toekomst drastisch zou gaan veranderen met waarschijnlijk een overaanbod aan signalen en programma’s.
Wel werd in mei 1968 duidelijk dat in eerste instantie de exploitatie van het CAS in handen zou worden gegeven van ‘de Cazema, destijds een dochtermaatschappij van de Nederlandse Omroep-Zender Maatschappij (Nozema), die voor 60% in handen was van de PTT en voor het overblijvende deel van de omroepverenigingen. Een staatsbedrijf had dus duidelijk de meerderheid en dus ontstond de vraag wie dan in de toekomst zou gaan beslissen welke programma’s via de CAS zouden worden verspreid. Want lag er dan niet een kans op een zekere vorm van censuur?
Tegelijkertijd werd de vraag naar een goede verspreiding van radio- en televisieprogramma’s via regionale organisaties groter. Op beperkte schaal werd door een klein aantal regionale omroepen tot op dat moment alleen radioprogramma’s uitgezonden. In dit verband was het rapport interessant, dat prof. dr. J. L. Bordewijk, hoogleraar aan de technische hogeschool in Delft, had opgesteld. Hij pleitte daarin voor een net van relaiszenders, in plaats van kabels onder de grond. Niet alleen zou dit veel goedkoper zijn maar ook sneller te realiseren. Het zou nog even duren voordat er daadwerkelijk een beslissing werd genomen maar daarover een andere keer meer.