tekst: Hans Knot foto: Theaterzaal De Oranjerie, Roermond
In januari 1975 keek ik natuurlijk anders tegen de wereld aan als in 2020. Er is in de tussenliggende periode enorm veel gebeurd. Niet alleen als het gaat om de wereldgeschiedenis met de nodige oorlogen; de diverse ernstige ziektes, die al dan niet waren tegen te houden, maar ook het besef dat in leeftijd veranderd je anders naar allerlei gebeurtenissen kijkt. Andermaal heb ik weer een aantal onderwerpen uit mijn archief gehaald dat ik, al dan niet bewust, destijds heb bewaard. Dit keer gaat het om zaken die in de maand 1975 werden geknipt en bewaard.
Het was het jaar dat ikzelf naar drie radiostations intens luisterde en daarnaast incidenteel naar andere stations. Radio Mi Amigo vierde haar 1-jarig bestaan op 1 januari en had een rijke luisterschare opgebouwd. Seagull, later hernoemd tot Caroline, was er ook om mijn luisterdrift te gerieven terwijl in de avonduren ook nog wel eens werd afgestemd op Radio Luxembourg, je weet wel het station dat zo lekker in de fading kon worden beluisterd. Waarbij je jezelf afvroeg welke presentator aan de beurt was, maar je vooral afstemde op de 208 meter middengolf om de nieuwste Britse producties en meer aan te horen.
Maar er was natuurlijk veel meer, zoals de invoering van het zogenaamde blaaspijpje waarmee automobilisten met ingang van 1 november 1974 in aanraking konden komen bij regelmatige alcoholcontroles langs de snelwegen, maar ook bij invalswegen in de diverse gemeenten. Blazen kon je niet onderuit komen als het je werd opgedragen, zo was in de wet vastgelegd en in de tweede week van januari 1975 was het zover dat voor het eerst een wetsovertreder inzake het blaasconcept voor de rechter diende te verschijnen.
Het gebeurde op 10 januari 1975 toen voor de Utrechtse politierechter, Mr. C. van der Laan, de toen 26-jarige koopman ‘M.N’, afkomstig uit Woerden, diende te verschijnen wegens een overtreding van de nieuwe regelgeving en dus was betrapt bij het rijden onder invloed van alcohol. En het was meteen raak, want hij kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en tevens een rijontzegging van liefst twee jaar, waarvan één een voorwaardelijke ontzegging was. Hij was daarmee de eerste Nederlander die, na de invoering van het blaaspijpje, de klos was en diende te boeten voor het teveel aan alcohol in zijn bloedsomloop.
De mogelijkheid tot controle via het blaaspijpje was rond middernacht op voornoemde eerste november 1974 ingegaan en het was meteen raak want om 5 minuten na half 1 werd M.N. door de politie in Woerden aangehouden en meegenomen naar het plaatselijke politiebureau voor de eerste blaastest en meteen met groot succes want de automobilist scoorde liefst een alcoholpromillage van 3,7.
Het was de officier van justitie met de mooie naam ‘Herstel’ die hoopte dat de veroordeelde niet een voorbeeld voor de Nederlandse bevolking zou worden, want dat zou de nieuwe wet alle recht van bestaan hebben. Het was dan ook een van de beste wetswijzigingen uit die tijd omdat iedereen wist hoe het ervoor stond en wat de straffen zouden kunnen zijn. Hij voegde eraan toe dat de toen nieuwe alcoholwetgeving een van de best voorbereide wetwijziging van de toenmalige jaren was geweest, het was goed in de media gezet en in principe wist iedereen door de grote voorlichtingscampagne hoe het in de toekomst er voor zou staan.
Ondertussen was het voor de automobilisten dus moeilijker geworden even flink door te halen en vervolgens achter het stuur te kruipen maar in januari 1975 kwam ook Nieuw Beijerland uitgebreid in het nieuws daar er een banvloek voor gelovigen werd uitgesproken voor hen die naar de televisie keken. Het was namelijk zo dat tegen de regels van de synode van de Oud-Gereformeerde Gemeente liefst 22 leden een televisietoestel in huis hadden. Er bleek maar een harde actie mogelijk namelijk totale uitstoting uit de Kerkelijke Gemeente. Hoe ga je op een menselijke manier met je medegeloofsgenoten om?
Het bleek dat de Kerkenraad van de Oud-Gerefomeerden gedurende de daaraan voorafgaande jaren de betreffende leden al meerdere malen had gewaarschuwd. Een aantal van hen had geprotesteerd tegen de waarschuwingen mede getoetst op het feit dat de Evangelische Omroep ook gebruik maakte van de televisie als medium. Een woordvoerder van de Kerkenraad deed er nog een schepje bovenop door tegen een journalist aan te geven dat de uitgestotenen niet de trouwste kerkleden waren. Wel sprak hij de hoop uit dat alsnog de toestellen de huizen zouden worden uitgedaan en het leden toestemming tot herintreding zouden vragen. Ik krijg de kriebels als ik dergelijke herinneringen naar boven haal.
Tussen zieltjes afstoten en zieltjes winnen was in januari 1975 maar een kleine stap. Op het gebied van zieltjes winnen voor de diverse omroepen bleek dat vooral de TROS, de KRO en de AVRO elkaar in 1974 daarmee behoorlijk hadden beconcurreerd. Het accent van deze vorm van zieltjes winnen had zich in die periode voornamelijk in het zuiden van ons land plaatsgevonden. Zoals destijds gebruikelijk was werden medio januari de nieuwe cijfers van aangroei in aantal leden door de diverse omroepen bekend gemaakt, met daarbij een onderbouwing.
Limburg en Brabant waren vooral de gebieden waar de strijd om het binnenhalen van nieuwe leden was gestreden. De TROS had het voortouw genomen door het publiek in de zuidelijke provincies meer bij haar programma’s te betrekken en de sterkste aanwas aan leden uit die regio te halen. 1974 bleek voor de TROS helemaal geen slecht jaar te zijn geweest want er was een aanwas van 108.000 nieuwe leden.
Onder meer besloot de leiding van deze omroep diverse uitzendingen te gaan verzorgen vanuit de Orangerie in het Limburgse Roermond, waar het programma ‘Ons kent ons’, met presentator Rob Out, werd opgenomen. Een prachtige accommodatie die uitstekend, voor die tijd, geoutilleerd was. Bovendien was men van de strategie afgestapt dat de activiteiten met publiek in principe om de hoek dienden plaats te vinden, dus in de westelijke provincies.
Bij de AVRO en de KRO had men redelijk snel de strategie van de TROS door en zocht men ook naar locaties in de zuidelijke provincies waar het goed vertoeven was en zeker ook mogelijk het publiek dichter bij de omroep te betrekken. Bij de TROS had men ook wel door dat de AVRO en KRO de voorbeelden volgde maar daar zat men niet zo mee omdat men in de meeste gevallen de andere omroepen wel een stapje kon voorblijven.
In een persverklaring stelde men vanuit de AVRO dat het geen zaak van pure ledenwerving was dat men meer programma’s ging opnemen in het zuiden. Het had vooral te maken met het soort programma’s, bijvoorbeeld gericht op het Carnaval en een Schlagerfestival, verdeeld over meerdere uitzendavonden. En de KRO, die toch wel de nodige leden had verloren in de daaraan voorafgaande jaren in het voornamelijk katholieke zuiden, kwam ook met een persmededeling naar buiten waarin gesteld werd dat het geen kwestie van ledenwerving of concurrentie met de andere omroepen was, maar dat het ging om slechts toevallige omstandigheden om een gezonde spreiding van opnamelocaties te creëren en niet om het voortrekken van bepaalde provincies.