Een groot deel van mijn wekelijkse boodschappen haal ik bij de Beren, gelegen aan de kop van de Korreweg. Hoe anders is het gezicht dan een halve eeuw geleden. Dus maar een korte beschouwing inzake de toegang tot het winkelcentrum ‘De Beren’ gelegen op het Ciboga terrein in Groningen. De situatie zoals het in 1966 was, levert ons eerst een bezoekje op aan het pand van de Slagerij de Vries. Hoofdkantoor houdend in het Drentse Roden en met een winkel destijds aan de Korreweg, waarin vooral goedkoop, voornamelijk Nederlands en veel later Argentijns vlees te koop was. Bovendien tot diep in de jaren tachtig van de vorige eeuw, nog een ouderwetse slagerij waarop je verzoek het gehakt werd gedraaid waar je bij stond. Je wees een stuk, het liefst mager vlees aan en het vlees werd in een paar stukken gesneden. Zichtbaar voor je neus de elektrische gehaktmolen in gedaan, met een houten stopper naar beneden gedrukt en je zag het vlees in ragfijne heldere slierten uit de machine komen. Het was dus vers gedraaid en zonder toevoeging van kleurstoffen; iets waar moeder Knot een voorstandster van was.
De gehaktmachine, donkerrood van kleur, zie ik zo voor mijn gezicht, evenals het verkopende personeel dat altijd jarenlang even vriendelijk de klanten ter woord stond. Ook, toen ik al lang niet meer aan de Korreweg woonde, maar in totaal andere stadsdelen van de Martinistad Groningen, ging ik iedere vrijdag, na afloop van het werk bij de Universiteit, naar de Slagerij de Vries. Ik sloeg daar het vlees voor de hele week vervolgens in. En ik denk dan terug aan het vriendelijke personeel die – als ik een keer bij uitzondering op de zaterdag ging en één van de kinderen op de fiets meenam, de vraag stelde: ‘Lust jij wel een plakje vlees?’
De tweede winkel was de firma Wiekel. Een zaak waar je terecht kon voor allerlei huishoudelijke benodigdheden zoals fornuizen, gaskachels en onderdelen voor kachels, maar ook volop ander huishoudelijk materiaal. Van groot tot klein was er te koop en ze hadden ook een filiaal aan de Hereweg in Groningen. onze woonkamer, gelegen achter de kapsalon aan de Korreweg, werd verwarmd door een kachel waarin kolen en briketten werden gestookt. Kolen waren er in allerlei vormen, ondermeer de zogenaamde eierkolen. Inderdaad in de vorm van een ei. Briketten zou je kunnen vergelijken als broodjes kool. Ze werden met regelmaat aangeleverd door de Firma Ronda, kantoor houdende aan de Heymanslaan. Met een vrachtwagen werden de zakken met kolen dan achter het huis gezet en de briketten, in papieren zakken, werden ook daar gedeponeerd. Nee, ze werden niet door het huis gesjouwd maar via de zogenaamde Brandgang aan de Oppenheimstraat. Mannen, gelijk aan zwarte pieten in corduroy pakken brachten de kolen. Direct tegen de muur van de keuken was een stenen kolenbak gebouwd waarin de kolen werden gestort. En als er weer een lading nodig was in de kamer om de verwarming verder op te stoken dan ging de kolenkit mee naar buiten. Onder in de kolenbak (via een gat) kon je met een schep de kolenkit vullen. Om de beurt mocht je de kit vullen. We vochten erom, zelfs in de winter want dan kon je lekker nog even sneeuwballen gaan gooien. Trouwens bouwde je een sneeuwpop achter het huis dan dienden de kolen als ogen en mond.
Maar even terug naar de Korreweg en de firma Wiekel. Daar mocht ik gemiddeld twee keer per jaar, met een gulden in de hand, naar toe. Het lag immers op weg naar de school en dan was het handig erlangs te lopen. De kachel in de kamer had namelijk allemaal glaasjes waardoor je heen kon kijken. Dat was niet echt van glas maar van een ander, niet direct brandbaar materiaal, genaamd Micca. Je kon dan velletjes Micca kopen waarvan vader dan wel moeder het glaasje knipte en de oude, waar een heel klein gaatje in was gebrand, kon worden vervangen in de Remmers kachel.
Andere vormen van verwarming waren de oliekachels van het merk Calmix, die in de keuken en de kapsalon stonden. Hiervoor was olie noodzakelijk, die werd geleverd door Knuit, de olieman die woonde in de C.H. Peterstraat, een zijstraat van de J C Kapteynlaan. Je kon hem op honderd meter afstand al ruiken. De beide zaken aan de Korreweg zijn nu weg en dus vervangen door een ingang naar het mooie winkelcentrum waar naast de Jumbo nog een andere zelfbediening is gevestigd, namelijk de Aldi.
Deze onderneming is van Duitse origine en bestaat eigenlijk pas sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in Nederland. Daarvoor was je aangewezen op winkelketens als bijvoorbeeld: ‘De Spar’, ‘Albert Heyn’, ‘de Sperwer’ en ‘Enkabé’. Het waren niet de buurtsupers of supermarkten die we nu kennen maar simpele buurtwinkels in mijn jeugd. Albert Heyn bijvoorbeeld zat op dezelfde stoep als waar mijn ouders de kapperszaak hadden. In de jaren vijftig en begin jaren zestig herinner ik me het als een winkel waar een toonbank stond, met personeel aan de andere kant, en waar je het lijstje met boodschappen inleverde. Een kilo suiker bijvoorbeeld werd niet uit het schap gehaald, zoals je dat nu in de supermarkt doet, maar een grote schep daalde neer in een 50 kg zak en daar werd de suiker voor je uitgehaald en afgewogen in een papieren zak gedaan. De echte zelfbedieningen zouden begin jaren zestig de plaats van de eerste buurtwinkels gaan innemen. Albert Heyn aan de Korreweg, hoek Oppenheimstraat, werd ook verbouwd en werd een kleine supermarkt – op slechts 25 meter van ons huis – met De Vries als bedrijfsleider.
Ik speelde wel met één van de kinderen wat tot gevolg had dat je vanuit het bovenhuis zo het magazijn kon inlopen. Vanaf de bovenste verdieping van hun huis kon je zo uitkijken op de Floresvijver en het Floresplein, waar op het einde van de Ambonstraat een hoog gebouw stond. In dit pand is nu een dierenspeciaalzaak gevestigd en ernaast staat een nieuwbouwpand met een aantal verzorgingsflats. In het pand had je in de jaren vijftig en zestig een filiaal, zoals het zo mooi heette, van een ander familiebedrijf, de firma Piet de Gruyter, uit ’s Hertogenbosch. In de volksmond Den Bosch genoemd en de hoofdstad van de provincie Brabant.
Alle kinderen binnen het gezin vonden het een feest om naar de Gruyter boodschappen te mogen doen, dit om moeder Rie te mogen begeleiden naar de winkel en de tassen mee te mogen helpen dragen. Tenminste dat denken jullie, maar er zat meer achter. De Gruyter deed veel voor het gezin. Men zorgde voor een forse korting van liefst 10%. Die kreeg je niet meteen uitbetaald maar als je kassabonnen (ja oranje van kleur met paarsblauwe opdruk) had opgespaard en tot een bepaald bedrag was gekomen. Je leverde de bonnen in en kreeg dan op de volgende aankoop de korting die gelijk stond aan 10% van het bedrag aan ingeleverde boodschappen.
Maar de Gruyter stond bekend om veel meer dingen. Zoals de inkoop in verre landen, die volop werd geadverteerd en bekend gemaakt aan de vaste klanten. Eigen thee, rijst en koffieplantages in verre landen. In de winkel werd dit volop uitgebeeld in zogenaamde tegelplateaus, waarop de mensen bijvoorbeeld in de rijstvelden waren afgebeeld, aan het werk voor Piet de Gruyter, zijn familie en honderdduizenden klanten. Een bedrijf dat in 1900 was opgericht maar helaas de honderd jaar niet kon volmaken daar men eigenlijk te laat was omgeschakeld in de jaren zeventig van de vorige eeuw van buurtwinkel naar supermarkt.
Terugkomend op de plateaus kan gemeld worden dat zowel in de panden waar De Gruyter destijds was gevestigd – aan het Floresplein, en de J.C.Kapteynlaan (hoek Oosterhamrikkade) in Groningen de tegelpresentaties bewaard zijn gebleven maar achter ander materiaal zijn verborgen. Andere filialen die ik me herinner waren aan de Vismarkt, Lineausplein en de A-straat. Ongetwijfeld zijn er veel meer filialen in Groningen geweest maar toen ik jong was kwam je niet zo ver. Een echte fiets kreeg ik pas om mijn twaalfde zodat de afstanden die je maakte niet zo gigantisch groot waren.
De Gruyter had meer speciale dingen, die Albert Heyn en andere zaken later ook veelvuldig zouden gebruiken om de naam hoog te houden. Eigen producten. Ik noemde al even de eigen koffie, de eigen rijst en de eigen thee. Maar tal van producten werden onder de aandacht gebracht van de huisvrouwen, die destijds echt de baas waren over de huishoudportemonnee. Mannen zag je bijna niet in de winkels om boodschappen te doen, die hadden andere taken binnen het gezin. Maar ook speciale hagelslag, eigen waspoeder, schoonheidszeep, de Gruyter’s muisjes en andere huishoudelijke producten. Ging je lucifers kopen in andere winkels dan kwam je vaak uit op de aanschaf van de oersterke ‘Zwaluw’ lucifers. Bij de Gruyter hadden ze zo het volle vertrouwen in hun eigen merk.
De firma de Gruyter was een van origine Katholieke onderneming, hetgeen in het bedrijf ook duidelijk merkbaar was. De bedrijfsleider moest die achtergrond ook hebben anders had je geen kans op die positie terecht te komen. Samen met mijn vrouw Jana ben ik in 2000 naar een tentoonstelling geweest over de geschiedenis van het bedrijf, dat werd gehouden in het gebouw van Bossche Museum. Prachtig ingericht was de tentoonstelling over het familiebedrijf en vrijwel direct nestelden we ons midden in de geschiedenis van het gruttersbedrijf de Gruyter. Prachtige, zwart wit, documentaires, dan wel bedrijfsfilms werden getoond en werd het ons duidelijk dat je als getrouwde vrouw – die in verwachting was geraakt – geen schijn van kans had bij Pietje en Zonen. Je werd op nul gezet, dan wel je kon je biezen pakken. Aan zwangere vrouwen werd alleen maar verlies geleden. Arbeidsomstandigheden die niet in deze tijd horen, maar daadwerkelijk werden gevolgd zo’n 50 jaar geleden.
Toch was er een groot pluspunt, om terug te gaan naar de blijheid van ons kinderen Knot, om graag met moeder destijds in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw naar de Gruyter te gaan. Wanneer je voor f 2,50 (twee gulden vijftig) en later f 4,00 (vier gulden) boodschappen had gedaan dan kon je scoren. Let wel in 1959 was het een hoop geld, heden ten dage te vergelijken met 25 Euro en kon je dus vele boodschappen met dit bedrag kopen. Had je dus het bedrag gehaald dan kon je, met bijbetaling van 10 centen, het ‘Snoepje van de Week’ kopen.
Duidelijk moet zijn dat De Gruyter niet alleen de huisvrouw wilde paaien maar ook speciale aandacht besteedde aan de kinderen. Ze waren de klanten van morgen. Moeder kon, naast het bijna vanzelfsprekende ‘Snoepje van de Week’ sparen voor haar kroost; knutselpakketten, kijkdozen en puzzels. Een mooi voorbeeld was het De Gruyter Speelwinkeltje waar je als kind de boodschappen doen als het ware nabootste. In wikkels van bekende producten van zaten dan stukjes chocolade, die je vreemd genoeg lang bewaarde. Men bracht zelfs een speciale kinderkrant uit onder de naam ‘De Gruyter’s kleurdoos’. Ik herinner me verder de speciale Sinterklaas liedjes boekjes en De Gruyter kinderplaten (voor op de pick up dan wel de latere draaitafel of, zoals jullie het kennen de cd speler.) Het ‘Snoepje van de Week’ was voor de naoorlogse jeugd een begrip en een wekelijkse verrassing. Was het eerst een snoepzakje met een verrassing in de vorm van een speeltje.
Liefst veertig personen waren vanaf de begin jaren vijftig binnen het bedrijf de Gruyter, onder leiding van Jan ten Bosch, actief om iedere week weer de ‘Snoepje van de Week’ op te dienen en vooral te zorgen voor andermaal een succes en het voorkomen van het vertrek van de spil van het gezin, de moeder, naar een andere grutter.
Ik haalde al even aan dat de familie de Gruyter katholiek was. In 2000, toen ik op de tentoonstelling in Den Bosch rondliep, gebeurde er iets verrassends. Ik zag een man, die me zeer bekend voorkwam. Slagen in het haar, donkere bril, niet te groot van stuk. Let wel, in 1969 ben ik van de Korreweg verhuisd met mijn ouders en tweelingbroer naar de wijk Vinkhuizen. De Gruyter zou niet veel later haar deuren dichtdoen. Het bleek de toenmalige bedrijfsleider te zijn van het filiaal aan het Floresplein. Er was een duidelijke vorm van herkenning van mijn zijde maar ook door hem. We hebben langdurig over vroeger gepraat en hij vertelde altijd bij Kapper Knot zijn haar te laten knippen want daar waren alle mensen altijd welkom, van welk geloof dan ook. Ik had een brede glimlach op mijn gezicht en dacht met vreugde terug aan de mooie tijden aan de Korreweg en mijn ouders.
Bron en foto’s: Hans Knot