Groningen van toen: kamernood

tekst: Hans Knot

Ieder jaar zijn er diverse berichten in de kranten te vinden, vooral in die in studentensteden worden uitgegeven, dat er een tekort is aan studentenkamers. Beloftes door universiteiten gedaan om het daaropvolgende studiejaar ervoor te zorgen dat de problemen verder zullen worden opgelost, worden vaak niet nagekomen. Veel studenten wonen derhalve bij de ouders thuis, hebben dagelijks lange reistijden om het al dan niet verplichte college te bezoeken en zijn afhankelijk van het openbaar vervoer, dat ook nogal eens voor de nodige problemen kan zorgen.

De buitenwereld staat niet stil wat voor barre tijden deze thuis wonende studenten doorbrengen. Niet alleen het vele reizen maar ook het nauwelijks kunnen deelnemen aan de studentenactiviteiten in de avonduren. Juist daar worden de nodige vriendschappen afgesloten. Een oud instituut werd in 2023 ook weer deels realiteit, namelijk een kamer huren bij een familie thuis, waarbij de student zich wel geheel dient aan te passen bij de regels die bij het gezin behoren. Juist de hospita kwam daarbij terug.

De berichtgeving inzake de kamernood is dus van alle jaren en het aantal studenten dat ingeschreven wordt groeit met de jaren. Laten we eens kijken hoe dit in het jaar 1967 was. In het Nieuwsblad van het Noorden werd half september van dat jaar bekendgemaakt dat het met de studentenkamers in de stad Groningen een stuk beter ging dan in 1966.

Het bleek namelijk dat half september 1966 nog vele studenten op zoek waren om nog ergens redelijk onderdak te vinden. Aan het woord kwam de heer J. L. Peschar, president van de Groninger Studentenraad, die diverse oorzaken voor deze verbetering in de studentenkamermalaise had ontdekt. Zo bleken heel wat Groningers er in die tijd behoefte aan te hebben er maandelijks wat bij te verdienen, want het aanbod kamers was groter dan ooit tevoren. Peschar: “Mensen die vroeger niets van studenten wilden weten, halen er een paar in huis".

Volgens Jules Peschar waren in het lopende jaar op een creatieve manier vooral op zolders in huizen in de Groninger binnenstad veel nieuwe kamers gecreëerd. Maar ook dient vermeld te worden dat in die periode voor het eerst 240 studentes in de wijk Selwerd in eengezinswoningen waren ondergebracht. Niet is duidelijk geworden in welke straten dit is gebeurd. Wel is bekend dat rond die tijd in de wijk De Paddepoel, vlakbij het nog te bouwen universiteitscomplex, het latere Zernike, vele studenten werden ondergebracht in eengezinshuizen en flats aan onder meer de Plutolaan.

Toch bleef het feit dat in 1967 ruim 2000 studenten in de stad Groningen woonden in kamers die niet voldeden aan de voorgeschreven normen. Tot slot destijds Jules Peschar: “Ze zijn wel bewoonbaar, maar dan moet je niet letten op zaken als lekkende daken, veel lawaai, weinig gelegenheid tot stoken, geen stromend water en een inhoud die ligt beneden de vastgestelde twaalf kubieke meter. Want die heeft een student echt wel nodig, omdat het zijn woon- en slaapkamer is".