tekst: Hans Knot foto: Tom Collins op de Laissez Faire (collectie Tom Collins/ Freewave Nostalgie)
Vandaag deel 3 aan herinneringen in het jaar 1971, een column langer dan normaal en die in het teken staat van Tom Collins.
Op de radio had iedereen in 1971 zo zijn eigen favoriete station, waarbij Radio Luxembourg het in de avond won bij velen en verder Radio Noordzee en Veronica overdag nog steeds meer luisteraars haalden als het door de regering in de strijd geworpen Hilversum 3. Vele nieuwe deejays waren er bij gekomen dat jaar met de start van de Nederlandstalige afdeling van Radio Noordzee. Anderen zouden zich blijven hechten aan hun favoriete deejays op Radio Veronica. De lange aan een kant stille en aan de andere kant drukke deejay Tom Collins, was bij velen geliefd en anno 2020 hebben we het met andere radiovrienden nog vaak over zijn goede programma’s.
Iedere doordeweekse morgen was hij te beluisteren op de 192 meter. Tom, die officieel Ton Droog heet, leeft de laatste jaren een teruggetrokken leven en wilde in 1999, op de grote Veronica reünie, slechts betrokken zijn bij de productie van enkele promotiespots mits daar verder niemand anders bij was dan technicus Ad Bouman. Op de vele feestelijke avonden verscheen hij echter niet. In de loop der jaren was hij ook moeilijk te interviewen. Ik heb diverse malen gepoogd hem te strikken maar, ondanks dat hij zich altijd weer vriendelijk opstelde, was het antwoord iedere keer weer ‘nee, geen behoefte’.
In mijn behoorlijk groot archief over de afgelopen 60 jaar aan muziek en radiohistorie, zijn duizenden interviews terug te vinden met ongelofelijk veel mensen. Het blijkt dat ik niet alleen was met de mislukte pogingen. Slechts twee interviews met Collins zijn terug te vinden, waarvan enkele hoogtepunten. Beiden zijn meer ‘een gesprek tussen collega’s van Veronica’, waarbij – ondanks dat hij eigenlijk helemaal niet over zichzelf wenste te praten – Tom het één en ander over zichzelf vertelde. ‘Ja voor Veronica heb ik ook als deejay gewerkt bij Radio 227. Veronica is té gek’. Tja reclame voor eigen huis kan niet beter.
De gesprekken werden met Tom gevoerd door Lex Harding en Will Luikinga, soms bijgestaan door commentaar van Juul Geleick’. Tezamen met onder meer Lex Harding en Jos van Vliet had Collins bij Radio 227 gewerkt op de MV Laissez Faire. Een station gericht op Nederland, dat verankerd lag voor de Britse kust. Reden was de aanwezigheid van een zusterstation, Radio 355, dat commercieel het gewin uit Engeland diende te halen. Toen de Britse overheid inzag dat er een wet tegen de zeezenders diende te komen, besloten de Amerikaanse eigenaren van Radio 227 de knop om te draaien. De huur op het zendschip, dat ze gebruikten, was op 6 augustus verlopen en men had geen zin om het nog eens te verlengen en dus werden de uitzendingen beëindigd, ver voor de andere op Engeland gerichte zeezenders hun activiteiten staakten.
Zowel Van Vliet als Harding vonden vrijwel direct een baan bij Radio Veronica. Op een dag besloot Jos van Vliet de Veronica organisatie te verlaten en meldde dat hij wel een vervanger voor hem wist in de persoon van Tom Collins. Lex kreeg de opdracht Tom te bellen maar bereikte hem niet. Twee maanden later kwam er weer een probleem met een van de personeelsleden, waaruit de aanstelling van Collins alsnog volgde.
Het probleem bestond uit de zeeziekte die één van de nieuwslezers constant overkwam en dus diende er voor vervanging te worden gezorgd. Het bleek om Hans Mondt te gaan, die een aanstelling als presentator aan land zou krijgen. Collins had zoal de nodige ervaring op het andere zendschip, gelegen voor de Britse oostkust. Daar had je eigenlijk alleen problemen als er stevige oostenwind was, maar ook dat had hem niet van slag gebracht. En voor de kust van Nederland, zo bleek later, was het ook geen probleem: ‘Ik dacht dat ik wel tegen de storm kon en het baantje leek me ook best aardig. Inderdaad kon ik goed tegen de storm, want zelfs bij windkracht twaalf had ik geen centje pijn’.
Er waren meer van de bemanningsleden die tegen het slechte weer konden. Zo is het verhaal van zendertechnicus José van Groningen legendarisch dat hij, bij windkracht 11, rustig aan dek ging staan – zijn collega’s ondertussen aanschouwend hoe zij hun maaginhoud leegden – om ondertussen een kop met heerlijke vette soep te nuttigen.
Over zijn tijd op zee herinnerde Collins zich dat hij eigenlijk een vreemde eend in de bijt was. Zo ruimde hij steeds de boel, door hem en anderen gemaakt op, hetgeen men aan boord van de Norderney nogal vreemd vond. Hij kreeg er de nodige opmerkingen over maar is er nooit ‘onder de mand vandaan gezongen’. Een speciaal ritueel die men aan boord als een soort van inwijdingsplechtigheid soms diende te ondergaan. Collins: ‘Ze hadden dan een heel verhaal over een matroos die zo vals zong, dat je binnen een minuut o¬nder de mand vandaan moest kruipen, waar je daarvoor eerst eronder moest kruipen aan dek. Praktisch iedereen die nieuw aan boord van de Norderney was, moest dit ondergaan. Zodra de betreffende persoon onder de mand zat stond de gehele bemanning erom heen en ging een paar putsen met water over de mand en haar inhoud. Kleddernat kwam de persoon eronder vandaan en dan heette het dat hij er onder vandaan was gezongen.’
Was de studio aan boord van de Norderney in de jaren zeventig van de vorige eeuw goed geoutilleerd zo was het in de jaren zestig behelpen geblazen volgens Collins: ‘Er waren wel een paar van die recorders, maar die hadden ze op een paar houten kastjes gezet en die stonden midden in het vertrek. Er stond een losse meter met koperdraad vastgebonden. Echt behelpen. Alles was geschilderd in een sombere grijze kleur en het geheel was eigenlijk een beetje sfeerloos. We hebben er later wel voor gezorgd dat het allemaal een beetje gezelliger werd. Wekenlang hebben we staan te schilderen en is het eigenlijk wel een gezellig hok geworden.’
Collins gaf grof toe dat bij het harde werken zichzelf van de positieve kant was tegengekomen. Als een man met twee linker handen, zo stelde hij, had hij leren aanpakken, waarbij hij het voor zichzelf niet voor mogelijk had gehouden wat hij zoal bij elkaar had geknutseld. Zelfs het bouwen van een complete versterker hoorde, volgens hem, tot zijn werkzaamheden……….en ‘hij deed het ook nog’.
Hij liet nog het één en ander los over de studio aan boord van de Norderney: ‘In die tijd waren er geen pick-ups. Alles ging op de recorders en als je een programma live moest maken, wat wel eens voorkwam, zat je daar voor het blok. Uit oude programmabanden zat je platen te knippen die niet waren ingesproken, zodat ze konden worden hergebruikt. Ook werd een instrumentaaltje op die manier opgezocht, voor gebruik als tune. Al die dingen werden op aparte bandjes gezet en op volgorde gelegd. De technicus wist dan precies de volgorde van het opleggen en afspelen van de bandjes op de twee aanwezige AKAI recorders.’ En er dient natuurlijk wel aan toegevoegd te worden dat noodprogramma’s vaak voorkwamen bij slecht weer, als er dus geen nieuwe programmabanden door de tender, Ger Anne, aan boord gebracht konden worden.
Collins over die omstandigheden: ‘Je maakte je programma onder in de slingerende studio, waar iedereen zich constant moest vasthouden en bandjes moest opleggen. Het is altijd gelukt, maar vraag niet hoe. Als zo’n programma van een uur klaar was, had je gelijk voor de gehele dag genoeg. Gelukkig waren er een paar technici die, als Radio Veronica ’s nachts na één uur uit de lucht was, af en toe platen uit de banden knipten, omdat ze geen zin hadden om naar bed te gaan. Anders was het helemaal een puinhoop geworden.’
Later kreeg men complete banden aangeleverd vanuit de studio in Hilversum met daarop de nieuwste platen. Deze werden vooral gebruikt voor in het zondagmiddag programma ‘Sport uit Zee’, dat tussen half vijf en vijf uur eruit ging op de 192 meter.
Collins: ‘Tegenwoordig (1971) hebben ze twee pick-ups staan, recorders en cartridgemachines. En als er iets aan de hand is met de banden kun je een uitstekend programma maken aan boord. Er is een prachtig mengpaneel en zelfs een heerlijk compleet bankstel. En bovendien is er beneden ook een ijskast en televisie, die er eerder ook niet waren.’
Over zijn tijd aan boord vertelde Tom dat voornamelijk er perioden waren van een week aan boord en een week verlof aan land. De langste periode aan boord was elf dagen lang. En met hard werken was een dergelijke periode zo weer om. In totaal heeft Tom over een periode van elf maanden aan boord gewerkt en eigenlijk elke dag plezier en pret gehad: ‘Ze zeggen dat de Scheveningers ontzettend stugge mensen zijn, maar ’s avonds, als we een borreltje namen, kwamen de verhalen los en bleken het gewoon eindeloze kerels te zijn, die al vanaf het begin (1960) op de Noordzee zaten voor het station. Zij zijn niet zo vaak in de belangstelling als wij, maar hebben wel alle rottigheid aan boord van het zendschip meegemaakt. Dingen, waar wij vaak helemaal niets van weten omdat ze het gewoon voor zichzelf houden.’
Dat er voor elkaar gezorgd werd aan boord bleek iedere maandag weer, voorafgaand aan de dinsdag, de aflosdag van het personeel. Vaste prik was het dat op de maandag aan boord van de Norderney alles overhoop werd gehaald en grondig geboend, zodat de nieuwe ploeg in een schoon nest terecht kwam. De grappen en grollen, die we kennen uit de vele verhalen van deejays van de diverse stations zijn overbekend, maar Tom heeft wel een heel speciale als herinnering. Op een dag was hij van plan te gaan slapen en ging dus naar zijn hut toe. Het bleek dat deze geheel leeg was gemaakt. Kussen, dekens en matras waren nergens te vinden. Het enige dat er lag was een brandbijl in zijn kooi. En dus werd het zoeken door het gehele schip alvorens echt naar bed gegaan kon worden.
Tom vertelde dat hij, na zijn tijd als nieuwslezer op de Norderney, eerst het programma ‘Ook Goeiemorgen’ had gepresenteerd, een plek die was vrijgekomen nadat Eddie Becker in 1969 had besloten zijn werk bij de zeezender op te zeggen om het geluk achtereenvolgens te zoeken bij de publieke omroepen VARA en de NCRV. Op het moment van het betreffende interview uit 1971 presenteerde Tom Collins het programma ‘Sliep uit’. Tom zelf over dit programma: ‘Het is goed werk. Je krijgt veel reacties … fanmail als je het zo wilt noemen. Ik lees altijd alles, maar ik ben wel eens nonchalant in het beantwoorden van verzoekjes. Dat komt door het enthousiasme. Je bent lekker bezig met het programma; de technicus ziet het ook lekker zitten en het komt er allemaal fijn op (op de band) en dan vergeet je wel eens dat ‘die en die’ dat plaatje willen horen.’
Tom Collins had zo zijn voorkeuren van te draaien muziek. Het liefste ging hij het werk, dat genoteerd stond in de Veronica Top 40 uit de weg, daar dit in vele andere programma’s op het station veelvuldig voorbij kwam. Wel stonden zijn oren open voor nieuw werk en datgene wat over kwam uit Amerika. Ook het betere Nederlandstalige werk, zoals Liesbeth List, viel voor hem te pruimen om in ‘Sliep uit’ op te nemen. Toch viel er wel eens van af te wijken. Tom: ‘Ach, de Zangeres Zonder Naam, dat draai ik wel. Ik vind het aardig en ik weet dat ze erin gelooft en soms ook wel Corrie en de Rekels, maar het heeft niet mijn voorkeur.’
Als er echter een plaat was, die hij minder goed vond, dan durfde hij deze wel te draaien maar zei het ook gewoon in het programma. Rustig en warm, zo kwam hij bij velen over. Bij lange na niet de overenthousiaste deejay, zoals sommige van zijn collega’s konden zijn. Ook daar had hij, denk ik, zo zijn reden voor: ‘Een deejay is geen platen aan elkaar kletsende robot. De mensen weten donders goed wat wel en niet lekker is. Wat schiet ik er mee op als ik tegen beter weten in voor de microfoon sta te krijsen… dit is een geweldig plaatje en ik meen er ondertussen geen donder van.’ Met andere woorden had Tom duidelijk geen zin om de luisteraars te bedonderen en kreeg hij, zoals algemeen bekend, bij Radio Veronica, de kans om zijn eigen mening op een rustige manier uit te dragen.
Erg opmerkelijk is de verklaring van Collins in dit interview uit 1971 dat hij nog een ‘blauwe maandag’ bij Radio Luxemburg heeft gewerkt. Daar moest hij alle teksten, voorheen geschreven en gecontroleerd, vanaf papier voorlezen. Het was hem te vervelend, waarna hij maar snel besloot om zijn geluk bij Radio Veronica te zoeken. Wat voor een opleiding had Tom eigenlijk gedaan om bij het toen populairste station van Nederland in dienst te treden? Wat denk je van een horecadiploma en een kappersdiploma gericht op de dames? Het is niet bekend of hij beide diploma’s dan ook heeft uitgeprobeerd bij zijn vrouwelijke collega’s aan de Utrechtseweg in Hilversum, waar destijds de studiogebouw van Veronica was gevestigd. Het zou natuurlijk kunnen dat hij bij Tante Erna, de koffie- en snackmevrouw, zijn diensten heeft aangeboden.
Tom werkte in het programma ‘Sliep uit’ voornamelijk samen met Juul Geleick waarmee hij, volgens eigen zeggen, een zeer goede band had en er tijdens het programma altijd een goede wisselwerking was. Heel belangrijk om tot een goed totaal programma te komen. Tom Collins werd ook om zijn favorieten gevraagd als het ging om de presentatoren die Nederland rijk was in die tijd. Ook op die vraag ging hij niet zijn eigen mening in de weg staan: ‘Duys moet ik niet zo, Pim Jacobs ook niet. Ik vind die mensen niet echt. Mies Bouwman wel, dat is een tof wijf. Het kan me niet schelen of ze een paar duizend piek voor een televisie-uitzending krijgt. Ze doet haar werk goed en ze is het waard.’
En op de vraag of hij voor speciale programma’s op de Nederlandse publieke radio thuis zou blijven was het antwoord ‘geen één’, terwijl er op het gebied van televisieprogramma’s slechts één overbleef en wel ‘Hadimassa’ van de VARA.
Lex Harding kwam terloops ook nog even aan het woord in het eerste interview en meldde over zijn collega: ‘Het is een aardige jongen, die Tom, maar hij moet af en toe wel wat zeggen. Soms heeft hij de gewoonte op de vergaderingen drie weken lang zijn kop dicht te houden. En soms ziet hij ook drie weken lang te zwetsen over waarom ‘dit en dat’ hem niet zint.’ In het algemeen was Collins in die dagen nog lang niet tevreden over zijn vak als deejay. Hij vond dat deejays kritischer aan het werk moesten gaan en scherper in woord moesten worden, daar dit de eerlijkheid zou bevorderen. Het moest echter niet te ver worden doorgevoerd anders zou het ‘een maniertje’ worden. Gek genoeg voegde hij er meteen aan toe ‘Je moet natuurlijk wel beleefd worden, dat doe ik ook altijd!’. En met die opmerking sloeg hij de spijker precies op zijn kop.
1971, een jaar waarover nog veel meer geschreven kan worden en we zeker ook nog eens naar terug zullen keren.