tekst: Hans Knot
Het zal voor menige Nederlandse vrouw een fijn gevoel zijn geweest toen in de laatste week van mei 1971, de maand waar we het vorige week ook al over hadden in de nostalgische column, dat ze zelf al in een vroegtijdig stadium kon zien of ze al dan niet zwanger te zijn. Er werd namelijk bekend gemaakt dat men binnen de NV Chefora, een werkmaatschappij van de farmaceutische divisie van AKZO, een zwangerschapstest, Predictor genoemd, had ontwikkeld en op de markt ging brengen.
Hierdoor werd het voor een vrouw, nadat ze het product had aangeschaft negen dagen nadat de geplande maar weggebleven menstruatie had dienen te beginnen, de zwangerschapstest te doen door enkele druppels urine te mengen met de poeder vloeistof van de Predictor. Omtrent de uitvoering van de test werd destijds gemeld dat het de vrouw slechts enkele minuten aan tijd zou kosten en dat de uitslag binnen twee uur kon worden afgelezen. Uiteraard is er veel en verder aan ontwikkeling gedaan en kan een test heden ten dage sneller worden afgelezen en zelfs eerder worden ingezet.
De Predictor zwangerschapstest was sinds eind mei 1971 bij apotheken en drogisterijen verkrijgbaar. Waar heb je ze nog de ouderwetse drogisterijen. Wel werd er nog een waarschuwing gegeven toen het bekend werd gemaakt dat het product op de markt was gekomen. Namelijk dat het niet de bedoeling was dat deze test het contact met de huisarts in een vroeg stadium van de zwangerschap overbodig maakte. Nee er werd zelfs sterk op aangedrongen, nadat de test positief was bevonden, deze met de huisarts te delen.
Dan maar even terug naar de radio in mei 1971 want er werd bekend gemaakt dat de gemiddelde luisterdichtheid van Hilversum 3 tussen 9 en 18 uur in het eerste kwartaal van 1971 was toegenomen met 2,5 procent. In het vierde kwartaal van 1970 bedroeg de luisterdichtheid 7,3 procent. Dit was een van de belangrijkste resultaten van de eerste luisterdichtheidsmeting die in 1971 van 20 tot en met 27 maart in opdracht van de afdeling studie en onderzoek van de NOS werd uitgevoerd door Intomart N.V.
De gemiddelde luisterdichtheid van Radio Veronica, aldus het rapport, nam in dezelfde uren iets toe, van 5.7 procent in het vierde kwartaal van 1970 tot 6.2 procent in het eerste kwartaal van 1971. De gemiddelde luisterdichtheid van Hilversum I en Hilversum II in genoemde uren nam af van 10.2 procent in het vierde kwartaal van 1970 tot 9.5 procent in het eerste kwartaal van 1971.
De stijging van de gemiddelde luisterdichtheid van de categorie 'overige stations' in genoemde uren van 0.5 tot 1.8 procent, kwam waarschijnlijk voor het grootste deel voor rekening van Radio Noordzee. De totale radiobeluistering nam tussen 9 en 18 uur toe van 23.8 tot 27.3 procent. Ook werd in het rapport gesteld dat er een trend kon worden gesignaleerd dat het Nederlandse radiopubliek zich steeds meer richtte op het beluisteren van de lichte muziekstations.
Een al decennia terugkerend onderwerp werd in mei 1971 ook weer eens in de publiciteit gebracht en wel het probleem van het al dan niet beschikbaar stellen van programmagegevens door de publieke omroepen aan derden. In dat geval was het verzoek ingediend door de Geïllustreerde Pers om de gegevens compleet te mogen overnemen en te publiceren in haar tijdschriften, dit tegen een nader te bepalen passende vergoeding aan de omroepen. Maar andermaal werd er bepaald dat de omroepverenigingen niet verplicht werden, via de Nederlandse Omroep Stichting, de gegevens af te staan.
De bepaling werd destijds vervat in een Koninklijk Besluit dat eind mei werd gepubliceerd in de Staatscourant. Dat betekende dat de Geïllustreerde Pers, destijds ondermeer uitgever van Margriet, de Nieuwe Revu en Avenue en was een dochteronderneming van het VNU-concern.
In de eerdere column over mei 1971 meldde ik al dat de meeste lezers bij het lezen van de maand mei van dat jaar denken aan de aanslag op het zendschip van RNI. Op woensdag 26 mei werd bekend gemaakt in Den Haag dat het toenmalige demissionaire kabinet van Premier de Jong de volgende dag zou gaan praten, tijdens de wekelijkse zitting, of men al dan niet alsnog wetsontwerpen zou indienen ter goedkeuring en uitvoering van het Verdrag van Straatsburg, dat optreden tegen zeezenders als Radio Veronica en Radio North Sea International mogelijk zou maken.
De confessionele ministers in het kabinet wilden in meerderheid van de situatie gebruik maken de zeezenders aan te pakken, maar de liberale ministers voelden er meer voor de zaak maar over te laten aan het volgende kabinet. De toenmalige ministers Bakker van Verkeer en Waterstaat en Marga Klompé (CRM) waren altijd al voorstander van ratificering van het verdrag en de wijziging van de Telegraaf- en Telefoonwet, welke bevoorrading van de radioschepen diende te verbieden.
Aangezien bekend was geworden dat de directie van Radio Veronica de hand bleek te hebben gehad in de aanslag op het zendschip
van RNI waren ze van mening dat de situatie rijp was om in te grijpen. Daarbij kwam nog dat de belangstelling voor Hilversum 3 als vervangend programma in luistercijfers groeiende was. Minister Luns, die destijds in 1965 het Verdrag van Straatsburg namens Nederland ondertekende, vond dat het wenselijk was – gelijk aan de mening van de drie liberale leden van het demissionaire kabinet – de beslissingen rondom de wetswijzigingen over te laten aan een daaropvolgend te benoemen kabinet. Het zou dus nog even duren alvorens echt een besluit zou worden genomen om, zoals later bekend, de anti-zeezenderwet zou worden geïntroduceerd, hoewel er slechts sprake zou zijn van wetswijzigingen.
Tenslotte werd op 26 mei 1971 bekend dat de International Broadcasting Society uit Bussum, de exploitatiemaatschappij van de zeezender Capital Radio, in Amsterdam failliet was verklaard. Dit hield tegelijkertijd in dat Radio Capital failliet was. Een maand eerder had al een advocaat namens een van de voormalige vrouwelijke bemanningsleden van de MV King David, het zendschip van Capital Radio, een faillissement verzoek ingediend daar zij al sinds november 1970 geen salaris meer had ontvangen. In werkelijkheid werd door de rechtbank een verzoek tot faillissement goedgekeurd, welke was ingediend door het bestuur van de International Broadcasting Society, aangezien men in uiterst grote financiële moeilijkheden verkeerde en dus geen toekomst in de radioactiviteiten meer zag.