tekst: Hans Knot foto: Minister Klompé (door Harry Pot/ Anefo)
Minister Klompé was een van de eerste vrouwelijke ministers van Nederland en tevens een minister waar je tegenop keek. Een boegbeeld in de toenmalige regering. Ze was als Margaretha Albertina Maria Klompé in 1912 geboren en in de eind jaren vijftig en de begin jaren zestig van de vorige eeuw actief als minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Na de toen lopende regeerperiode vroeg ze om niet andermaal benoemd te worden maar wenste ze, als lid van de KVP (Katholieke Volks Partij), zitting te gaan nemen in de Tweede Kamer. Na een aantal roerige jaren binnen de Nederlandse politiek werd in 1966 het kabinet Zijlstra, na de val van het kabinet Cals, actief. Andermaal kreeg Marga Klompé een ministeriële functie en wel die voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.
In die functie had ze onder meer te maken met de introductie van de reclame op radio en televisie binnen de publieke omroep, via de STER, de Stichting Ether Reclame. Je kunt je niet voorstellen, in de tijd van de ruime sociale media van heden ten dage, dat in de jaren zestig het amper voor kwam dat iemand zich wenste af te zetten tegen de besluitvorming van een individuele minister. Het was de tijd dat de kabinetten vooral bestonden uit in zwart uitgedoste staatslieden, waar een ieder tegenop keek. Grappen en grollen, zoals vrijwel dagelijks in de media en sociale media over de regeringsleden worden gemaakt, kwamen bijna niet voorbij.
Televisie, zoals nu wordt gebracht, is ook totaal niet te vergelijken met het gebrachte in 1966. Uitzenduren waren beperkt, er was sprake maar van twee televisienetten en reclame werd in eerste instantie op zeer beperkte wijze de huiskamer binnen gebracht. Toch was bij lange na niet iedereen tevreden en binnen de gezinnen en vriendenkring werd wel gemopperd maar toch ook begrepen dat men eigenlijk niet om die reclame heen kon. Dit mede ter verkoming dat de kijk- en luisterbijdrage, die regelmatig diende te worden afgedragen op het postkantoor, niet tot huizenhoge prijzen zou stijgen. En toch waren er mensen die zich openlijk gingen afzetten tegen een minister. In dit geval was het de toen 44-jarige scheepselektricien L. de Jager die vond dat de komst van reclametelevisie een duidelijk geval was van huisvredebreuk. Gevolg was dat De Jager een klacht indiende tegen de verantwoordelijke personen die de reclameactiviteiten toegang hadden verschaft binnen de Nederlandse huisgezinnen.
Volgens De Jager was dat destijds in de eerste plaats de toenmalige minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, mej. dr. M.A.M. Klompé. Hij was namelijk van mening dat hij als radio- en televisiebezitter vooraf gekend had moeten worden in de beslissing reclame via zijn radio en zijn beeldbuis binnen de vier muren van zijn huis te brengen. Daarbij stelde hij duidelijk binnen zijn aanklacht dat het argument van het omdraaien van de knoppen, als men iets niets wenste te horen of te zien, in deze niet opging.
Want, zo stelde De Jager, betekende het in- en uitschakelen van een televisietoestel (afstandsbedieningen waren er nog lang niet) dat deze handeling de slijtage van het betreffende toestel enorm zou bevorderen. En dus kon van niemand deze bij herhaling voorkomende actie worden geëist. Wel kwam hij met de gedachte dat er wel een andere oplossing kon zijn. Hij stelde voor dat de leiding van de STER die televisiebezitters, die van de vervuilende reclame verschoond dienden te worden, financieel in staat gesteld dienden te worden een apparaatje aan te schaffen en te installeren, dat het televisieapparaat automatisch zou uitschakelen als er weer een blok aan reclamespots in aantocht was en tevens weer zou aanschakelen bij een impuls, die direct na het reclameblok zou worden uitgezonden.
De heer De Jager heeft inderdaad een aanklacht destijds ingediend om gerechtelijk een uitspraak af te dwingen die hem zou erkennen als bezitter van een radio- en televisietoestel. Volgens hem gaf zijn eigendomsverklaring hem het recht mee te bepalen wat hij al dan niet voorgeschoteld kreeg. Het bleek niet de eerste instantie die hij met zijn problemen met de komst van de reclame had ingeschakeld. Het bleek dat hij al in 1963 begonnen was met het benaderen van de leden van de regering en Tweede Kamerleden. Maar ook daar heeft hij nooit succes kunnen boeken. Voornoemde poging richting minister Klompé was destijds zijn laatste poging want hij vond bijna geen medestanders die de strijd tegen de reclame met hem wensten in te zetten. Inmiddels zijn we bijna 55 jaren verder en kunnen we reclamevrij televisie kijken en onze eigen ‘radio programma’s’ samen stellen zonder te worden beheerst door niet gewenste reclame.