tekst: Hans Knot
In 1967 was men in ons land al aardig aan het wennen wat betreft het ongenoegen betreffende te weinig aanbod aan televisiezendtijd, vooral op Nederland 2. In de dagbladpers was bij herhaling te lezen dat de kijkcijfers van het tweede televisienet teleurstellend waren te noemen. De NTS, het overkoepelende orgaan van de toenmalige omroepverenigingen, had al de nodige verzoeken bij het ministerie voor CRM ingediend te komen tot een betere financiering en uitbreiding van de zendtijd voor het tweede net. Halverwege de maand mei maakte een woordvoerder van de NTS bekend dat men verwachtte op zeer korte termijn uitsluitsel te krijgen van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk over de financiering van de NTS en de uitbreiding van de zendtijd, waarbij tevens werd gesteld dat men de uitbreiding van deze zendtijd met ingang van 1 oktober 1967 verwachtte.
De leiding van de NTS had eerder vier punten van belang bij het ministerie van C.R.M. naar voren gebracht. Allereerst was men van mening dat er een verhoging van het kijk- en luistergeld diende te komen. Verder diende men toestemming te krijgen vanuit het ministerie tot het aangaan van een lening om meer geld vrij te krijgen voor de productie van programma’s en het aanpassen van de benodigde faciliteiten.
Verder wilde men duidelijke uitspraken van de regering betreffende de opgelegde beperking van de investeringen voor het mogelijk maken van de uitzendingen van Nederland 2 en wenste men uitbreiding van de zendtijd van de STER, de Stichting Televisie Ether Reclame. Immers een groot deel van de STER-inkomsten diende ook toe te vloeien ter financiering van de programma’s van Nederland 1 en 2. Nederland 3 zou pas twee decennia later, in 1988, van start gaan.
Een ander onderzoek toonde in mei 1967 aan dat ongeveer 80 procent van de in Nederland wonende televisiekijkers de programma’s van Nederland 2 kon ontvangen. Ondanks dit hoge percentage was de kijkdichtheid van het tweede net teleurstellend te noemen. In tegenstelling tot het kijkgedrag van nu, waarbij vooral veel wordt geschakeld van het ene naar het andere televisiestation, terwijl er ook nog eens een overschot aan aanbod is, wist een woordvoerder van het NTS bestuur te stellen dat de lage kijkcijfers voor Nederland 2 ondermeer lagen aan het gegeven dat de kijkers over het algemeen te honkvast en te schakellui waren.
Daarbij kwam nog eens dat er een totaal andere manier van televisiekijken was dan we nu gewend zijn. Is het in deze tijd mogelijk 24 uur per etmaal televisie te kijken, in die tijd was het beperkt voor de meeste kijkers in Nederland tot slechts Nederland 1 en 2 en dat tijdens een beperkt aantal uren per etmaal. Inwoners woonachtig in de grensstreken aan zuidelijke- en oostelijke grens van Nederland hadden het voordeel nog signalen te kunnen ontvangen vanuit onze buurlanden.
Nederland 2 was destijds pas om 20 uur te zien en de uitzendingen begonnen altijd met 5 minuten durende aflevering van het Journaal. Wenste je een uitgebreide versie te zien dan was Nederland 1 het enige andere alternatief dat weer inhield dat de kijkers, die daarvoor hun keuze hadden gemaakt, dus grotendeels bij de programma’s, die via Nederland 1 werden uitgezonden, bleven hangen.
Er waren binnen het NTS-bestuur dan ook plannen de bulletins van het Journaal op Nederland 2, te gaan uitbreiden tot 20 minuten per aflevering, mits daarvoor de nodige financiën beschikbaar werden gesteld. Het was dezelfde lengte als de bulletins op het eerste net en men vond dat een simultane uitzending in de toenmalige toekomst mogelijk diende te zijn.
Ook wilde men uitbreiding van de zendtijd van het tweede net, maar de leiding van de NTS diende te wachten tot daar ook een officiële toestemming toe werd verleend vanuit het Ministerie voor CRM. Uiteindelijk kreeg men bericht dat per 1 oktober van dat jaar de wekelijkse zendtijd voor Nederland 2, die stond op 17,5 uur, mocht worden uitgebreid met liefst 6 uur extra zendtijd per week.
De opbrengst uit de reclamezendtijd binnen de televisie werd trouwens voor het jaar 1967 begroot op een bedrag van f 46 miljoen, waarbij er vanuit werd gegaan dat de volle 95 minuten aan toegewezen reclamezendtijd per week zou worden benut. Aldus viel terug te lezen in het allereerste jaarverslag van de STER (Stichting Ether Reclame) over het jaar 1966. Aan uitgaven stond hier tegenover een bedrag van ruim f 3 miljoen begroot, dat werd gevormd door kapitaalsuitgaven, salarissen, sociale voorzieningen, schadeloosstellingen, algemene kosten, kosten huisvesting, research en kosten Reclameraad.
De netto-opbrengst van de reclamezendtijd in 1966 werd trouwens ter beschikking gesteld aan de regeringscommissaris voor de omroep. De bedrijfssectoren voeding en reinigingsmiddelen bleken de meeste belangstelling te hebben voor reclame-uitingen via de STER-blokken op de Nederlandse televisie. Volgens de per eind 1966 toegewezen zendtijd voor 1967 was de verwachting dat reclame voor de zogenaamde voedingsproducten in dat jaar rond de 29% van de totale beschikbare zendtijd zou bedragen, reinigingsmiddelen 16%. Daarna volgden lichaamsverzorging 11%, kleding 6% en inrichtingen gebruiksartikelen voor woning en kantoor 6%.