(door André van Os)
Met het populairder worden van de radio in de jaren dertig van de 20e eeuw, beginnen in Nederland ook particuliere lokale radio-uitzendingen. Afgezien van het illegale karakter (men moest ook toen al een zendvergunning hebben) waren deze piraten niet altijd storingvrij voor de legale zenders en ontvangers. Om de illegale zenders op te sporen gebruikte de radiocontroledienst van het Staatsbedrijf der PTT auto's uitgerust met gevoelige ontvangers en meetapparatuur. Twee of drie van deze peilauto's reden vanuit verschillende richtingen op de zender af, waarna door onderling vergelijken van luister- en meetresultaten de zender gelokaliseerd werd. Goede communicatie tussen de auto's was belangrijk. Dat gebeurde door telefonisch contact op afgesproken tijden, waarbij de PTT’ers vaak afhankelijk waren van particuliere telefoonaansluitingen.
Radiotelefonie is in die jaren dertig al mogelijk, maar de apparatuur heeft forse afmetingen. In 1934 begint het radiolaboratorium van de PTT te experimenteren met de bouw van een 'kleine', verplaatsbare zend-ontvanger. De eerste proeven worden genomen met een radioverbinding op de korte golf (60-70 megaHertz). De antenne is slechts een meter lang. In 1937 vraagt de PTT een aantal Nederlandse bedrijven om een praktische zend-ontvanger te ontwerpen. De diverse proefmodellen werden ruim drie maanden te laat gel everd: de fabrikanten hadden moeite om aan de gestelde technische eisen te voldoen. De PTT testte de apparaten tijdens een rit van dertig kilometer rondom Den Haag en een rit door de nauwe straten van de binnenstad.
Het ontwerp van de Nederlandse Seintoestellen Fabriek (NSF) uit Hilversum, uitbater van de radiozenders Hilversum I en II, bleek het beste te voldoen. Najaar 1939 bestelde de PTT 200 apparaten. De NSF mobilofoon was niet draagbaar, maar moest in een auto worden gemonteerd, bijvoorbeeld achter de stoel van de bijrijder. Gesprekken met een andere mobilofoon -of een abonnee van het vaste telefoonnet- liepen via een telefoniste. Op 10 mei 1940 beschikten politie, brandweer, geneeskundige diensten en elektriciteitsbedrijven over zo’n 150 mobilofoons. Ze werden bijna allemaal door de Duitsers geconfisqueerd. Eén van de bewaard gebleven exemplaren staat in het Museum voor Communicatie.
Bron: Museum voor Communicatie, Zeestraat 82, Den Haag; www.muscom.nl