Nostalgische herinneringen aan 1968

tekst: Hans Knot

Nostalgische herinneringen, waarbij meestal wordt terug gegaan naar een jaar tussen 1960 en 1980. We gaan dit keer kijken naar het jaar 1968. Laten we maar snel verder gaan met eerst een kijkje naar de gemiddelde schoenenwinkel uit die tijd. Als je nu een winkelstraat inloopt zie je tal van schoenenwinkels, al dan niet met gerenommeerde namen. Als het om grote winkels van het lagere budget gaat, hebben we het vooral over Scapino en Bristol en Van Haren. Maar hoe was de situatie in 1968?

Ik was dan wel al ruim twee jaren aan het werk maar het budget was beperkt en dus werd er zuinig gedaan als het ging om gebruiksgoederen als kleding en schoenen. Voor de schoenen werden slechts twee winkels bezocht, beiden destijds gevestigd in de drukste winkelstraat van Groningen, de Heerestraat. Vreemd genoeg kon je destijds praktisch van de ene voordeur naar de andere lopen, zo dichtbij waren beide concurrenten gehuisvest. Het ging om filialen van Van Haren en de Bata.

Ook in België was Bata gevestigd.

Laten we eens één van de beide ondernemingen belichten. Velen denken dat Bata een Nederlandse onderneming met een fabriek in Batadorp in Brabant was. Het was slechts een van de vestigingen die in diverse landen werden opgericht om vele mensen aan het werk te krijgen voor de productie van schoenen. Bata was van herkomst een onderneming die in 1894 al werd opgericht in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije en wel in het plaatsje Zlín. Het waren de gebroeders Tomáš en Antonin Bata die de onderneming de naam T.&A. Bata Shoe Company meegaven. Beide broers waren afkomstig uit een familie waarin al vele generaties lang schoenen werden gemaakt.

Men streefde er naar om industriële methoden in te voeren en vernieuwingen door te voeren. Zo kwam in 1897 de ‘Batovka’ tot stand, de eerste textiele schoen die machinaal werd vervaardigd. In het jaar 1905 werden al 2200 paar schoenen per dag gemaakt en werkten er 250 mensen bij Bata. In 1909 kwamen de eerste exportorders vanuit Duitsland, de Balkan en het Midden-Oosten. Zo werkten er in 1917 al 5000 mensen en werden er jaarlijks 2 miljoen paar schoenen geproduceerd. Het zou niet lang duren voordat de onderneming ook in andere landen fabrieken liet bouwen. Bij de vestigingen van de Bata fabrieken verrezen arbeidersdorpen met scholen en ziekenhuizen en andere voorzieningen.

Ook in Nederland kwam een dergelijk Batadorp, dat in de gemeente Best werd gebouwd en er ontstond geleidelijk aan een netwerk van Bata-winkels. In Amsterdam werd de eerste Bata in ons land in 1922 geopend. Als reactie op de toegenomen douanetarieven werden in 1929 nog meer vestigingen in het buitenland geopend, zoals in Zwitserland, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Joegoslavië, Polen, België, Nederland, de Verenigde Staten en het toen nog Britse India, en later ook in Brazilië en Canada. Tegen het begin van de jaren '30 van de 20ste eeuw was Bata de grootste schoenenexporteur ter wereld. Verdeeld over de verschillende landen had men in 1939 al meer dan 105.000 mensen aan het werk en zette men 60 miljoen paar schoenen per jaar om in de zaken die in dertig verschillende landen waren gevestigd.

Na de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog besloot de directie van Bata uit te wijken naar Canada waar in het plaatsje Batawa, in de buurt van Toronto, de organisatie geheel opnieuw werd opgestart. Eén van de familieleden, Jan Antonin, besloot echter terug te gaan naar Tsjecho-Slowakije, waar Zlín inmiddels onder viel. Dit leidde tot ongenoegen en ruzies binnen de familie en bovendien werden na de oorlog de Oost-Europese vestigingen van Bata, zo ver nog in gebruik, genationaliseerd. Na de val van het communistische bewind verviel de nationalisatie van het bedrijf en kwam het terug in de handen van de familie. Men kon echter de technologische ontwikkelingen niet volgen en uiteindelijk werd de toenmalige hoofdvestiging van Bata in het jaar 2000 failliet verklaard.

Om terug te gaan naar de situatie in Nederland kan worden gesteld dat er in 1961 al 150 vestigingen van Bata in ons land waren. Vanaf de jaren '60 van de twintigste eeuw verdween de schoenenproductie naar de zogenaamde lagelonenlanden en werd Batadorp aan de gemeente Best verkocht. Het winkelnetwerk verdween eveneens. De laatste Batawinkel werd in 1996 gesloten, op de fabriekswinkel na. De oorspronkelijke bebouwing van Batadorp is nu als industrieel erfgoed een historische bezienswaardigheid. De Batafabriek is echter niet gesloten want deze bleef in afgeslankte vorm bestaan binnen ‘Bata Industrials’. Binnen deze destijds nieuw gevormde onderneming wordt speciaal veiligheidsschoeisel gemaakt. Het is tevens de hoofdvestiging van de wereldwijd actieve onderneming. Met rond de 150 medewerkers worden er per jaar gemiddeld 1 miljoen paar veiligheidsschoenen en veiligheidskousen gemaakt.

Ik schrijf altijd een serie steekwoorden op met de gedachte over die steekwoorden iets te schrijven in een volgende aflevering van deze serie in een bepaald jaar. Op het lijstje van 1968 prijkt op de tweede plaats de naam van een vader van een groot artiest uit Engeland. Hij werd geboren op 14 december 1912 en bracht, samen met zijn zus Edith, vele jaren door in een weeshuis nadat zijn ouders waren overleden. Hij probeerde als muzikant aan de slag te gaan door in musicals en shows als banjospeler de kost te verdienen. Al vrij snel bleek dat hij totaal onbetrouwbaar was en afspraken niet nakwam. Door zijn familie werd de banjospeler ‘Alf’ genoemd. Alf huwde zijn eerste vrouw Julia in 1938 en ze kregen een zoon, die later een lied over zijn moeder zou schrijven.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog was Alf voornamelijk op zee en kreeg weinig mee betreffende de ontwikkeling van zijn enig kind. Gedurende deze periode op zee werd zijn vrouw Julia wel zwanger van een andere man. Hij bood nog wel aan voor zijn vrouw, zoon en nieuw geborene te blijven zorgen maar Julia wilde dit beslist niet. Tot in de begin zestiger jaren van de vorige eeuw was er vervolgens weinig tot geen contact tussen Alf en zijn enige zoon. Daar kwam verandering in toen zijn zoon al een paar jaar wereldwijd een succes was, tezamen met zijn drie andere groepsleden. Door het succes van ‘Beatlemania’ besloot Alf onder de naam ‘Freddie Lennon’ een plaat op te nemen onder de titel ‘It’s my life’. Hij kreeg nationaal en internationaal veel aandacht en trad onder meer op in het programma van Willem O’Duys, maar een slechts beperkt succes was het gevolg.

 

Er werd zelfs een Nederlandstalige versie van deze single door hem ingezongen. In 1968, na een paar jaar van stilte rond de vader van John Lennon, maakte Freddie andermaal publiciteit door aan te kondigen om als 55-jarige man te gaan trouwen met zijn nieuwe liefde, de toen 19-jarige Pauline Jones. Alleen was er nog tegenstand van Pauline haar moeder. Aangenomen mag worden dat de moeder alsnog overstag is gegaan en Pauline en Freddie Lennon nog een achttal gelukkige jaren tezamen hebben doorgebracht in Brighton, waar het paar na het huwelijk heen was verhuisd. Op 1 april 1976 kwam de vader van John Lennon op 63-jarige leeftijd te overlijden. Bij Pauline kreeg hij nog eens twee zonen, te weten: David Henry en Robin Francis.

Uiteraard was er op het gebied van de sport ook zo het een en ander te vermelden. Zo werd Manchester City dat jaar kampioen van Engeland en was er een tweestrijd om de Europese voetbaltitel tussen Italië en het toenmalige Joegoslavië. De finale was in een gelijkspel (1-1) geëindigd en in die dagen was er nog geen sprake van verlenging, als dan niet met een zogenaamde ‘sudden death’. Nee, de wedstrijd werd opnieuw gespeeld en werd een overwinning voor de Italianen, die met 2-0 zegevierden en voor een periode van vier jaren zich Europees Kampioen mochten noemen. Het jaar 1968 was voor ons Nederlanders, als het ging om het wielrennen, er een om nooit meer te vergeten. Als eerste Nederlander in de geschiedenis lukte het Jan Janssen het, hetzij met slechts seconden voorsprong op de Vlaming van Springel, de Ronde van Frankrijk te winnen. Het zou twaalf jaar duren voordat deze prestatie werd geëvenaard door Joop Zoetemelk en tot heden ten dage blijven beide wielrenners op eenzame hoogte staan in de rijke Nederlandse Wielerhistorie. De ronde van Italië ging dat jaar naar de Belg Eddy Merckx en de wereldtitel naar de Italiaan Vittorio Adorni, een man waar we daarvoor en daarna weinig van hoorden.

In de Verenigde Staten werd in 1968 een nieuw televisieprogramma opgestart dat in het jaar 2000 door de Amerikanen werd opgenomen in de Top 10 van de beste televisieprogramma’s van de vorige eeuw. Vergezeld van programma’s als: ‘Mash’, ‘Gun Smoke’, ‘The Ed Sullivan Show’, ‘I love Lucy’ en bijvoorbeeld ‘Star Trek’ werd het in 1968 opgestarte ’60 Minutes’ als nieuwsprogramma opgenomen als zijnde de meeste betrouwbare nieuwsbron op de televisie in de VS. Het programma idee was afkomstig van de toen al jarenlang als producer van televisieprogramma’s actieve Don Hewitt. Hij introduceerde een unieke vorm van onderzoekjournalistiek, dat decennia lang al garant staat voor het succes van ’60 minutes’. Diverse onderscheidingen waaronder bijna 80 Emmy Awards werden er sinds 1968 gewonnen.

Don Hewitt stelde in een interview in 1971 in ‘News World’ dat zijn inspiratie voor het programma was gekomen na het fervent kijken naar het toenmalige controversiële Canadese televisieprogramma ‘This hour has Seven Days’ en de Britse satirische serie ‘That Was The Week That Was’, waarvan de lezers boven de 55+ de Nederlandstalige versie ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’ zeker zullen herinneren.

Op 24 september 1968 ging het eerste programma destijds ‘on air’ en had onder meer onderwerpen als: Een blik binnen het hoofdkwartier van de presidentskandidaten Richard Nixon en Hubert Humpreys. Een in ieder programma terugkerend politiek commentaar van Art Buchwald. Een interview met de staatsadvocaat Ramsey Clark over openlijke politieke brutaliteit. Een verkorte impressie van de Academy Award winnende film ‘Why man creates’.

Steeds meer uren werden er in Nederland en België door families, die al in het bezit waren van een televisietoestel, per week voor de beeldbuis doorgebracht. Sommige mensen waren voorzichtig, met veel geld, het tijdperk van de kleurentelevisie binnengestapt. Kijken in kleur betekende dat je toch weer meer zag wat in de commentaren in de kranten ook duidelijk merkbaar was want er waren en zijn natuurlijk grenzen. En ik denk persoonlijk dat, met het kleine aanbod aan te ontvangen televisienetten en programma’s er sneller werd gereageerd op geweld op het beeldscherm. Anno 2021 kun je wel 65 televisiestations via de kabel ontvangen. Heb je een satellietschotel dan gaat het aantal te ontvangen stations over de honderden heen. Maar niet te zwijgen wat je nog allemaal via internet kunt binnenhalen en daar is een heleboel geweld bij, zonder dat er met regelmaat over gesputterd wordt dat het geweld schadelijk kan zijn. Dat was in 1968 toch andere koek. Immers, de echte nobele opvoedkundige uit die tijd was wars van elke vorm van geweld en zocht de publiciteit als er al sprake was van beschadiging van het jonge kind.

Neem nu het al dan niet tonen van kwetsende beelden, zoals geweld, aan kinderen van jeugdige leeftijd. In 1968 was het aanbod aan televisieprogramma’s uiteraard totaal anders dan nu. Als het ware werd het kind nog natuurlijk beschermd door het kleine aanbod. En toch vroeg men zich hardop af of het geweld richting kind niet beperkt kon worden. Als je een krant of weekblad opensloeg in die dagen dan waren er altijd pagina’s ingericht waar de lezers hun ongenoegen aan de medelezers kwijt konden. Zo vond ik in mijn archief een ingezonden artikel van de maand april 1968, waarin het kijkgedrag nader werd beschouwd.

In die tijd was er bijvoorbeeld de serie ‘Danger Man’, die een bepaalde populariteit haalde en in elke aflevering wel een aantal ‘doden’ en ‘zwaargewonden’ in beeld bracht. Maar natuurlijk hadden de jongeren in die tijd ook de mogelijkheid zich te vermaken met het lezen en kijken in stripbladen. Zo was er het blad ‘Sjors’ waarin de nodige gevechten plaats vonden en in bepaalde opvoedkundige kringen werd gezien als een onverantwoord drukwerk vol geweldpleging. Gelukkig stond daar tegenover dat er nog redelijke andere stripbladen waren, waarin meer educatief en spanning werd voorgeschoteld. De Robbedoes en Kris Kras stonden daarbij voorop. Zuur was het dan ook voor de samenstellers van laatst genoemd tijdschrift dat de uitgeverij de stekker eruit trok omdat er veel te weinig belangstelling was voor deze publicatie voor de jeugd.

Maar laten we eens kijken naar de gevonden ingezonden reactie inzake geweld: ‘De waarheid is dat mensen, jong en oud, gek zijn op geweld. Cowboyfilms en series van geheimagenten op de televisie hebben een hoge kijkdichtheid. Ik denk zelfs dat uitzendingen van Tweede Kamerdebatten een hoge kijkdichtheid zouden halen als Kamerleden als Koekoek en Schmeltzer elkaar regelmatig op de bek zouden slaan.’

De schrijver van dit alles, een zekere Vermeulen, vond dat er toch ook iets diende te worden gezegd over het vermogen tot relativeren. ‘We moeten langzamerhand maar eens beseffen dat kinderen de karakteristieken in zich hebben van grote mensen. En dus trekken ze honden aan hun staarten, rukken zonder noodzaak aan elkaars jassen, besmeuren huizen en hekken en hakken op elkaar in met plastic Ivanhoe zwaarden.’

Probeer deze mening maar eens om te zetten naar het jaar 2021 en U zult soortgelijke voorbeelden in de gedachten omhoog laten komen. Vermeulen had ook een mening klaar, hoe deze jongeren zich later zouden gaan gedragen: ‘Als ze volwassen zijn en zich correct moeten gedragen, gaan ze gluren naar de gewelddadigheden op de voetbalvelden, de waterpolobassins, de ijshockeyvloeren, de stierengevecht arena’s en de boksringen.’

Over de doorsnee leesboekjes, die in de Lage Landen destijds werden gebruikt, had hij ook een duidelijke mening: ‘De jongens en meisjes, die voorkomen in de leesboeken van de lagere school, zijn je reinste huichelaars. Het zijn altijd kinderen die leven in nette straatjes en te midden van brave vriendjes. Als er moeilijkheden zijn dan pruilen ze of huilen ze. Nooit worden ze razend, of smijten ze met een inktpot naar hun vader. Of plukken ze elkaar de haren uit elkaars kop of geven een ontzettende trap tegen een vijandig zitvlak. Ik ben dan ook van mening dat we onze kinderen verkeerd opvoeden. We moeten hun niet voortdurend trachten wijs te maken dat lichamelijk geweld niet bestaat, maar zij moeten leren ermee om te gaan en er het hoofd aan te bieden. We moeten niet voortgaan onze kinderen via leerboekjes voor te bereiden op een leven vol pais en vree, terwijl we weten dat ze op 18-jarige leeftijd een mobilisatieverklaring krijgen.’