Privacy hoort er niet meer bij in deze tijd

tekst: Hans Knot

Als je toch ziet hoe de mobiele telefoon met alle extraatjes de wereld op zijn kop heeft gezet, het is bijna niet te geloven. Waar je ook gaat of staat het is overal hetzelfde. Uit een van je ooghoeken zie je wel iemand die een foto staat te nemen of het liefste een selfie met een andere persoon, die men waarschijnlijk dagelijks treft. Zelfs op het Binnenhof is het geheel gebruikelijk geworden de voorbijkomende ambtslieden aan te spreken, al dan niet op een opdringerige manier, met het verzoek een fotootje te mogen maken. En reken maar dat, wanneer een afwijzend antwoord er komt, men boos of teleurgesteld zal zijn.

Dat was vroeger wel anders gesteld met de privacy. Ik heb jarenlang ondermeer educatieve videoproducties gemaakt voor de afdeling Pedagogische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. In gedachten ga ik terug naar pakweg 1986. In Groningen was de GIS ontwikkeld, hetgeen stond voor Groninger Identiteit Schalen. Middels samenwerking met de Universiteit van Gent werd er besloten dat de GIS ook binnen de afdeling Psychologie in Gent zou worden gebruikt en dat er een introductievideo over de GIS zou worden gemaakt.

Poelestraat Groningen

Naast de uitleg van dit testinstrument was het de bedoeling een korte introductie te geven van onze faculteit en de Martinistad Groningen. Daarvoor diende in die tijd nog schriftelijke toestemming te worden verleend tot opname van hen die zichtbaar waren tijdens de uitleg van het betreffende testinstrument maar ook van hen die in beeld kwamen en langer dan een fractie van een seconde in beeld bleven. Zo werden er opnames gemaakt vanaf de tweede trans van de Martinitoren, netjes ingezoomd op het Academiegebouw, gevestigd op het Broerplein, allemaal geen probleem.

Een ander onderdeel van de introductie van Groningen was uit te beelden welk een heerlijk uitgaansgebied Groningen heeft. We kozen ervoor enkele shots te nemen in de Poelestraat en daar kwamen we een van de dilemma’s tegen: bij de destijds daar gevestigde bioscoop stond een klein groepje, niet meer dan drie personen, met elkaar te praten waardoor deze personen langer dan een flits in beeld zouden zijn. Er zat niets anders op dan rekening te houden met de privacy en de betrokkenen te vragen of ze geen bezwaar hadden tegen registratie op video. Geen probleem, uit de tas werden drie contracten gehaald waarin duidelijk het doel van de opname was beschreven en werden de persoonlijke gegevens van de betrokkenen opgenomen als ook een handtekening tot akkoord.

Eerste commerciële mobiele telefoon (1984). Foto: Redrum0486 - https://en.wikipedia.org/wiki/File:DynaTAC8000X.jpg, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=6421950

De mobiele telefoon was nog lang geen ding, laat staan dat internet ons volledig inpakte en we vaak onnodige minuten gebruiken om mail en sociale media te checken. De allereerste mobiele telefoon die ik zag was er een van een heel groot formaat, die je niet even in je broekzak stak. Het was meer een die op een mobiele autotelefoon leek. Een man in blauwe overal meldde zich aan ons huisadres, nadat hij me eerder vanuit Amsterdam, waar hij toen al het Veronicaschip runde, had gebeld met de vraag of hij langs mocht komen in zijn eigen Groningen. Het was Jan Groeneweg die kwam om negatieven te lenen voor het uitvergroten van foto’s van het Veronica zendschip. Hij wenste die te gebruiken voor een tijdelijke tentoonstelling ten tijde van de Sail manifestatie in 1985. Het is in herinnering een vreemde gedachte geweest zo’n monstergrote telefoon te zien in vergelijking met de mini-apparaatjes van nu die veel meer mogelijkheden hebben. Maar of iedereen er blij mee is?

Nog veel opmerkelijker is een echt ‘terug in de tijd’ bericht dat mij tot deze herinneringen aanzette. Het stond te lezen in de kranten op 8 maart 1968 onder het hoofdje ‘Candid camera komt onder de wet’. Er werd meegedeeld dat er een wetsontwerp in voorbereiding was ter bescherming tegen het binnendringen van de persoonlijke levenssfeer met behulp van visuele middelen. Dit was meegedeeld in de Eerste Kamer door de toenmalige minister Polak nadat er vragen waren gesteld over zijn begroting van het ministerie voor Justitie. Hij stelde dat hij zich ervan bewust was dat de snelle ontwikkeling van de techniek een bedreiging kon worden voor de persoonlijke levenssfeer, doordat nieuwe en verleidende middelen werden ontwikkeld om in die sfeer binnen te dringen.

Om aan die bedreigingen het hoofd te bieden waren er door hem twee wetsontwerpen ingediend. Een wetsvoorstel inzake bescherming van het telefoongeheim en een wetsontwerp ter bescherming tegen het met een technisch hulpmiddel afluisteren of opnemen van gesprekken. We zijn bijna een halve eeuw verder. Pesten op schoolpleinen wordt vrijwel altijd door klasgenoten vastgelegd op hun mobieltje. Telefoongesprekken zijn vrij af te luisteren als je in de buurt blijft van iemand die al lopend of fietsend door de straten gaat. Van die wetjes is dus helemaal niets heel gebleven.