(door Hans Knot)
Je hoeft bij wijze van spreken je hoofd maar de voordeur uit te steken of je hoort al weer of ziet weer iemand die aan het bellen is. Klaarblijkelijk kan men niet zonder die mobiele telefoon. Wandelend, zittend op een terras, fietsend, in de auto, bus en trein en ga zo maar door. De wereld schijnt alleen maar te communiceren via de mobiele telefoon, de sms, apps, e-mail, filmpje, facebook en meer. Gebogen kijkend naar het displayvenster zit men op de fiets en heeft men niet door welk een gevaar men ook nog eens is voor de medeweggebruiker.
Zelf heb ik ook een mobiele telefoon, echter een met alleen de mogelijkheid te worden gebeld, te bellen en te sms’en. Alleen mijn vrouw heeft mijn telefoonnummer en een sms versturen doe ik niet, terwijl ook de berichtenbox niet door mij wordt geopend. Ik neem het apparaat alleen mee op reis en bel dan een keer per etmaal mijn vrouw om te horen hoe het gaat of wordt door haar gebeld. Een bijna serene rust, vergeleken met het leven van al die aan mobiele telefoons verslaafde nerds.
Ik probee r me voor te stellen hoe dit thuis, toen ik nog jong was, ging. Wij hadden naast de woonkamer in de gang aan de muur een zwarte bakelieten telefoon hangen, waarbij een ‘vijf-cijfer nummer’ werd gebruikt. Als de telefoon ging in de jaren zestig, toen de kinderen al wat ouder waren, was een veel gehoorde kreet als de telefoon rinkelde: ‘Zal wel voor mij zijn’, al dan niet in koor. Mijn moeder was kampioen ‘ja en nee’ tijdens het telefoneren met een vriendin in Delfzijl, voor de Knotjes onvergetelijke momenten. De telefoon werd niet alleen privé gebruikt maar ook voor reserveringen in de kapsalon van Kapper Knot. Daarnaast herinner ik me dat incidenteel gebruik van de telefoon werd gemaakt door één van de klanten en sommige buren, die zelf nog geen telefoon hadden.
Bij bedrijven had je ook nog ouderwetse telefooncentrales. Zo herinner ik me dat bij mijn eerste werkgever, het Provinciaal Elektrisch Bedrijf voor Groningen, een kleine telefooncentrale was in de entree van het administratiegebouw aan de spoorlijn richting Assen. Het was er nog een waarmee – via doorplugging – de verbinding met het gewenste toestel door een telefoniste werd verzorgd. Rechtstreeks bellen naar een van de andere nummers binnen het bedrijf was nog niet mogelijk. Dit veranderde rond 1966/1967 toen een nieuwe telefooncentrale op het Hunzecomplex aan het Winschoterdiep in gebruik werd genomen.
Met de toenmalige modernisering van het telefoongebeuren waren er zo ook de nodige problemen. Het ging allemaal samen met een bepaalde drang naar nostalgie die in het midden van de jaren zestig ontstond. Mensen begonnen tal van antiquarische of semi-antiquarische zaken te verzamelen voor in de woning, waarbij een letterbak wel het bekendste voorbeeld was. In april 1967 was het de toenmalige directeur van het Telefoondistrict Groningen, gevestigd aan de Reitermakersrijge, die van zich liet horen. Ir. C. Bosman was namelijk niet te spreken over een vrij in de handel te kopen telefoon, waarin veel koper was verwerkt en er lekker oud uitzag, alsof het antieke telefoons was.
Ook diverse stadjers schenen er kapitalen voor neer te tellen, terwijl ze in de aantrekkelijke waan leefden dat hun antieke toestel uit het eind van de negentiende eeuw aan het net kon worden aangesloten. En dat mocht en kon echt niet, omdat door een dergelijk oud toestel een gesprek, volgens Bosman, geheel uit de hand kon lopen. Hij stelde: “Drie maanden geleden is deze rage in de Randstad begonnen. Eerst kwamen er oude toestellen uit Amerika over en die waren, geloof ik, wel echt oud. Maar nu zijn de Italianen en Denen antieke telefoontoestellen gaan namaken. Nou namaken, ze hebben gewoon opnieuw oude modellen ontworpen die eigenlijk nergens op lijken, en daar prutsen ze dan een kiesschijf op."
Er ontstonden, volgens ir. Bosman, op die manier uiterst ondeugdelijke toestellen, die in geen enkel opzicht aan de eisen voldeden. Het wrong aan alle kanten, want er was volgens hem niet voor niets tachtig jaar aan gedokterd om de toestellen van destijds (1967) te construeren. Bosman: “Als je met zo’n oud of namaak oud ding belt krijg je onherroepelijk onduidelijke gesprekken. Want een dergelijk toestel past wat betreft geluidsniveau helemaal niet meer in het algemene net en dan krijg je de meest vreemde storingen. Daar zit de PTT nu niet bepaald op te wachten, want de volijverige storingsdienst wordt ook al te veel gestoord door draglines en aanverwante zaken die soepel de ene telefoonkabel na de andere uit de grond trekken. Daarom wil ik op uw hart drukken met uw oude toestellen van ons gevoelige net af te blijven.”
De aankoop van een dergelijk oud toestel was ook geen voordelige zaak. Prijzen van 500 tot 700 gulden werden er neergeteld en dan was het natuurlijk wel een heel vreemd gevoel dat je met bijvoorbeeld je meest geliefde tante niet een normaal gesprek kon voeren met de zojuist aangekochte antieke telefoon. Volgens ir. Bosman was men bovendien strafbaar omdat de persoon, die een dergelijk toestel had aangeschaft, bovendien had gehandeld tegen de voorwaarden waaronder je normaal tot het openbare telefoonnet werd toegelaten. Tenslotte waarschuwde de directeur van het Telefoondistrict Groningen de Stadjers dat er regelmatig het net werd geschouwd en dat onrechtmatige toestellen op die manier waren te traceren en de eigenaren mogelijk een zware boete stond te wachten. Communicatie van een totale andere aard dan heden ten dage.