tekst: Hans Knot
Het is zaterdag 8 januari 2022 en dan mag het zeker nog: allen heel veel voorspoed in het nieuwe jaar en hopelijk komen we snel uit de lockdown en gaan we vervolgens een betere tijd tegemoet, waarin we geen dierbaren in het ziekenhuis zien opgenomen of dienen te verliezen. In deze eerste column van het jaar 2022 neem ik je mee naar 45 jaar terug in de tijd en de maand januari 1977. Het lijkt allemaal nog dichtbij maar voor vele lezers is dit toch lang geleden.
Het was een andere tijd met andere regels en nog immer belemmeringen in een andere vorm als heden ten dage gebruikelijk zijn. Zo was, ik val in herhaling, een tijd dat het televisieaanbod aanmerkelijk minder was dan we al jaren gewend zijn en werd de inhoud van de programma’s dan ook scherper in de gaten gehouden. Zo was er de stichting SEBA, een auteursrechtenbureau van de VVL vakbond van Schrijvers, dat een klacht indiende bij de officier van Justitie in Amsterdam. In de klacht werd tevens een verzoek neergelegd tot vervolging van de NCRV.
Deze omroep had namelijk op 12 december 1976 een televisiespel uitgezonden onder de titel ‘Ver van huis’ en in de aankondigingen in de omroepbladen en kranten werd melding gemaakt van het feit dat het spel een idee was van de Amsterdamse schrijver Sander Joosten. Onderzoek uitgevoerd door mensen van de SEBA had echter uitgewezen dat deze Sander Joosten helemaal niet bestond. Verder was men bij SEBA van mening dat het script wel heel veel leek op het jaren eerder geschreven verhaal ‘Het duistere bloed’ van Johan Fabricius, waarvan de eerste druk verscheen in 1954.
De bewerking werd in opdracht van Wim Hazeu, destijds hoofd drama van de NCRV-televisie, gemaakt door Peter van Gestel, aanvankelijk bijgestaan door Andre Kuyten. Al in april 1976 verbood Johan Fabricius de uitzending van de bewerking, die hij schadelijk achtte voor zijn goede naam als schrijver. Hij bood aan samen met Yvonne Keuls een nieuwe bewerking te maken, maar op dit aanbod werd niet ingegaan. De uitzending tegenhouden was niet meer mogelijk en het liep met een sisser af. Onder supervisie van Wim Hazeu kwamen veelbekeken televisiefeuilletons naar bekende boeken tot stand zoals ‘Bartje’, ‘De koperen tuin’, ‘Sil de strandjutter’ ‘Wierook en tranen’ en ‘Klaaglied om Agnes’. Naast seriespelen produceerde hij maandelijks een zogenaamde single drama. waaronder ‘Het duistere bloed’ van Johan Fabricius.
En 1977 kan zeker nog worden gerekend tot de semi conservatieve jaren want op 5 januari van dat jaar werd bekend dat de toenmalige minister Dries van Agt, destijds verantwoordelijke man voor Justitie, vasthield aan de acties tegen de pornofilmindustrie. Hij vond dat hij het recht bleef behouden strenger op te treden tegen de producenten en verkopers van pornografische films. Hij stelde dat artikel 240 van het wetboek voor Strafrecht nog steeds van kracht was, waarin de aanstotelijkheid van de eerbaarheid werd omschreven.
Hij reageerde onder meer op vragen die te maken hadden met een in 1976 aangenomen wetsontwerp van de Tweede Kamer leden Voogd en Haas-Berger, waarmee de filmkeuring voor personen ouder dan 16 jaar werd afgeschaft. Hij stelde dat artikel 240 onverlet diende te worden gehandhaafd. Het antwoord kwam op vragen van twee Tweede Kamerleden, afkomstig uit de socialistische hoek, waarin gevraagd of het besluit om ongekeurde filmvoorstellingen in zalen met meer dan 50 zitplaatsen te verbieden, niet in strijd was met de toenmalige wijzigingen in de filmkeuring wet. Van Agt voelde er dus niets voor om artikel 240 aan te passen. Ondertussen werden er in allerlei winkels, gespecialiseerd in erotische artikelen, volop en onder de toonbank, erotische films verkocht aan diegenen die er behoefte aan hadden.
Zoals destijds gebruikelijk dienden de omroepen in Nederland de meest recente cijfers bekend te maken als het ging om het aantal leden die voldeden aan de toenmalige omroepwet. Het bleek dat de AVRO andermaal de winnaar was op 31 december 1976 met 782.323 leden. Maar tevens kon men stellen dat deze omroep ook een verliezer was want in dat jaar verloor men tevens 33.000 leden, terwijl de andere omroepen winst boekten als het ging om het aantal leden. Alleen de aspirant omroep VOO, die nog maar een jaar in omroepland actief was, had nog geen recente cijfers overlegd.
Dan maar even een verder lijstje van de andere omroepen. Op de tweede plek eindigde de TROS met 705.000 leden met een aanwas van 48.920 en de KRO op de derde plek met 584.494 leden en dat was 25.994 meer dan in 1975. Op de vierde plek eindigde de VARA met 520.000 leden, dat een winst van ruim 39.000 betekende. Op plek 5 was er ruimte voor de NCRV, die meldde dat men 488.166 leden had en liefst 56 leden meer had dan in 1975. De EO-directie maakte bekend dat er rond de 4000 nieuwe leden zich hadden aangemeld en men rond de 155.000 betalende leden had, waaronder vele zogenaamde tientjes leden. Ditzelfde was eigenlijk ook zo met nummer laatst in de lijst, de VPRO, die 154.272 leden telde op 31 december 1976 met een jaarwinst van 5740.
Kijkcijfers waren in die tijd aanzienlijk hoger dan nu omdat er maar weinig televisie aanbod was. In januari 1977 waren er in Nederland rond de 13,8 miljoen inwoners en meer dan 50% van deze groep keek op Oudejaarsavond naar het conference van Wim Kan, namelijk 7.4 miljoen kijkers. Kan haalde daarmee het hoogste kijkcijfer voor een televisieprogramma in het jaar 1976. Ook het waarderingscijfer dat werd gegeven was hoog, namelijk 85. De gegevens kwam voort uit een voorlopig tellingsresultaat bekend gemaakt door de Dienst Luister en Kijk Onderzoek van de NOS. Drie jaar eerder trok Wim Kan 6.6. miljoen kijkers maar lag het waarderingscijfer nog even hoger, namelijk 88.
Je zou dus zeggen dat een hoog aantal kijkers naar een dergelijk programma, gevuld met humor, veel optimisten zou doen lachen. Uit een Gallup Onderzoek, uitgevoerd in 11 landen, kwam in januari 1977 naar voren dat de Nederlanders het meest pessimistisch waren.
Zo zouden ze het minst geloven dat het hen beter ging in 1977, terwijl ze er het meest van overtuigd waren dat in dat jaar de prijzen drastisch gingen stijgen. Het waren cijfers die betrekking hadden op de ondervraagde groep landgenoten, waarvan weer 13% er wel van overtuigd was dat in het toenmalige nieuwe jaar men vooruitgang zou gaan boeken.
Na Nederland kwam Japan met 18% en het meest opmerkelijke aan de lijst was wel dat de West Duitsers het minst pessimistisch bleken met een 51% van de in dat land ondervraagden die geloofden dat het hen in 1977 wel goed zou gaan. Daartegenover stond dat 40% van de ondervraagden in dat land de mening had dat het hen slechter zou afgaan. Dat aantal lag bij de Nederlanders op 29% terwijl er 58% van de ondervraagden geen antwoord wist dan wel het niet wenste te zeggen.
Als het ging om de te verwachten stijgende prijzen van producten was 92% van de Nederlandse deelnemers ervan overtuigd dat dit zou gaan gebeuren. De Engelsen haalden op dit deellijstje de tweede plek met 90%. De ondervraagden in Canada en Zwitserland geloofden het minst in het dieper in de beurs dienden te tasten met beiden 66%. Op tal van andere onderwerpen werden de deelnemers in de elf landen ondervraagd maar het zou te ver gaan deze allemaal in deze nostalgische terugblik op te nemen. Januari 1977 brengt ons nog veel meer aan herinneringen, waarover een volgende keer meer.