tekst: Hans Knot
Eind juni nam Helga van Leur afscheid als weervrouw op RTL. Zij, die helemaal niet op de televisie wilde, werd de meest succesvolle weervertolker in Nederland en werd tijdens haar loopbaan zelfs één keer uitgeroepen tot de beste weervrouw van de gehele wereld. Weer kunnen we overal vandaan halen. Zelf bezocht ik in de jaren negentig van de vorige eeuw ook de studios van The Weather Channel, voor een reportage die ik schreef voor het Veronicablad. Dat betekende 24 uur per etmaal informatie inzake het weer in de breedste zin van het woord.
Dat was vroeger dan wel eens geheel anders, het waren, tot 13 maart 1968, alleen medewerkers van het KNMI die de weervoorspelling op de televisie verzorgden en dan niet eens dagelijks. Daarna werd het weer gedurende een lange periode uitsluitend via een kaart getoond, waarbij de aanvullende informatie werd verstrekt door een niet-weerkundige, aanwezig in de televisiestudio in Bussum destijds nog het hart van de televisie in Nederland.
Uiteraard werden we via de kranten op de hoogte gehouden. Zo wist het GPD te melden dat bij de laatste beurt het niet misplaatst geweest zou zijn de weerman even in het volle licht te plaatsen en hem een interviewtje af te nemen, temeer omdat het drs. C. J. van der Ham betrof, die dienst had. Hij was de nestor onder de televisieweermannen en had zijn commentaren al vanaf het najaar van 1951 gegeven.
Het nieuwe systeem, dat in maart 1968 werd ingevoerd, had een voor en een tegen. Een verbetering van de service was ongetwijfeld de grotere frequentie (zes maal per week), waarmee informatie werd gegeven; als een verlies zag men het voortaan ontbreken van de persoonlijke toets van de mannen uit De Bilt, waar het KNMI haar burelen had.
Het weer stond echt in de spotlight want uit persoonlijke notities zag ik recent terug dat een paar dagen later, op 17 maart 1968, er een documentaire over ´het weer´ was gebracht als onderdeel van de serie ´Verkenning en Wetenschap´, een serie die liep op Nederland 2. Het betrof een 25 minuten durende documentaire onder redactie van Rens Groot.
In het programma werden enige geheimen rondom de weerverwachting verteld, bijvoorbeeld waarom het soms voor het KNMI zo moeilijk was om bij een bepaalde luchtcirculatie een kloppende weerverwachting samen te stellen. Ook werden de mogelijkheden ter sprake gebracht die er destijds waren om betere weerverwachtingen te krijgen. De cameraploeg had bij het KNMI op dit gebied interessante opnamen mogen maken. Zo werd ondermeer aandacht besteed aan de toenmalige nieuwe technieken ais radarwaarneming, weersatellietfotografie en de verwerking van gegevens door de computer, in een poging langs statistische weg tot lange termijnverwachtingen te komen. Let wel we hebben het over 1968!
Sapperdeflap
Weer een dag later werd door de Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden bekend gemaakt dat er een winnaar was voor de door de Vereniging ingestelde prijs voor de best verstaanbare televisie- spreker voor het jaar 1967. De prijs werd toegekend aan Cor Witschge, ofwel Pipo de Clown. Het jaar daarvoor viel de prijs ten deel aan Eugenie van Westhreenen-Herlaar, nieuwslezer van het NTS-journaal, de voorganger van het NOS Journaal.
In 1968 reageerden vooral de jeugdige slechthorende en dove kijkers op het verzoek van de Vereniging voor Slechthorenden om met een naam voor een kandidaat te komen. Met overgrote meerderheid spraken de jongeren zich uit voor Pipo en zijn gezelschap! Zij gaven daardoor te kennen dat, behalve duidelijk en goed gearticuleerd spreken, ook de gelaatsmimiek alsmede het beeldende karakter van de verhalen tot een ‘goed verstaan’ bijdroegen. De onderscheiding bestond uit een oorkonde en een gouden horloge met inscriptie.
Hanengedrag
En dan was er opeens weer behoefte aan hanengedrag binnen de omroep. Eind april 1968 meldde VARA bestuurder Rengelink tijdens de jaarvergadering van de verenigingsraad dat de VARA-haan weer eens krachtig diende te kraaien. Hij bedoelde niet dat het volume van de haan, waarmee het VARA programma vroeger opende, omhoog diende te gaan, maar dat er een steviger links ideëel tegenwicht diende te worden gemaakt ten opzichte van de enorme ruk naar rechts, die volgens hem in de radio en televisiewereld in Nederland was gemaakt.
Hij doelde vooral op de concentraties, die meer en meer ontstonden bij dagbladen en geïllustreerde bladen om op allerlei manieren samen te werken waardoor productiekosten zouden kunnen dalen. Volgens Renglink waren deze samenwerkingsverbanden zeer gevaarlijk te noemen, in het bijzonder voor het behoud van de democratie en de vrijheid van meningsuiting in Nederland. Hij stelde ondermeer: “Wij moeten oppassen voor de ondemocratische en fascistische krachten, die in Nederland weer de kop opsteken.”
Rengelink had het dus niet erg begrepen op die persconcentraties, waarbij het dan wel ogenschijnlijk om technisch samenwerking ging, maar volgens hem zich echter volkomen aan het oog van de publieke opinie onttrok. “De media worden steeds meer ondergeschikt aan het bedrijfsleven."
De steeds verdergaande verbrokkeling door de miniomroepen en de wens van bijna elke streek en grote stad om een eigen omroep in het leven te roepen, zag de heer Broeksz, toenmalig voorzitter van de VARA, als ‘een op mossen schieten met de kanonnen van radio en televisie’. Hij stelde verder: “Radio en televisie zijn massamedia, ze worden onjuist gebruikt, wanneer ze gericht worden op het nu voor kleine afgeronde groepen”. Duidelijk is dat de wereld van radio en televisie de afgelopen halve eeuw drastisch is veranderd.