tekst: Hans Knot
Deze rubriek brengt ons eerst terug naar februari van het jaar 1971 en naar de maand mei van het jaar 1967. Allereerst dient vermeld te worden dat de Evangelische Omroep in die tijd een gigantische toestroming van nieuwe leden had. Ruim 1,5 maand daarvoor, rond de kerstdagen van 1970, was het 45.000ste lid geregistreerd en op 19 februari werd al gemeld dat men het getal van 60.000 leden was gepasseerd. Na elke televisie-uitzending meldden zich destijds tussen de 300 en 500 nieuwe leden, terwijl dat er bij radio-uitzendingen telkens ongeveer honderd waren.
De verwachting van de directie van de EO was dat het aantal van 100.000 leden gemakkelijk gehaald zou worden vóór 1 april 1972. Een aspirant-omroep moest volgens de Omroepwet na twee jaar binnen deze status 100.000 leden hebben om C-omroep te worden. Haalde men dit getal niet, dan werd de zendtijd weer ontnomen. Duidelijk voor iedere lezer dient te zijn dat het voor de Evangelische Omroep niet zo ver is gekomen. In oktober 1971 werd zelfs bekend gemaakt dat men het getal van de 125.000 leden was gepasseerd en tegenwoordig zit men bijna op een half miljoen trouwe leden.
Dezelfde maand kwam ook het goede nieuws vanuit Engeland dat de Britse regering eindelijk had besloten dat men zou overgaan tot de invoering van commerciële radio, iets dat men al in 1967 had beloofd te gaan introduceren. De berichtgeving had het over de invoering van een nationale commerciële omroep en een aantal lokale commerciële stations, dat zou worden gesticht. Bij de verkiezingen hadden de Conservatieven zich in 1970 verbonden tot invoering van de commerciële radio.
De algemene verwachting was echter dat men zich tot de lokale commerciële radio zou bepalen. De bedoeling was echter dat de BBC, die drie jaar eerder met de oprichting van lokale radiostations was begonnen en waarvan al 19 stations destijds actief waren, over de hele linie door de commerciële radiostations zou worden beconcurreerd.
De Conservatieve Partij is altijd tegen het BBC-monopolie geweest. Vandaar dat men destijds commerciële televisie heeft ingevoerd die inderdaad een heilzame stimulans voor de Britse staatsomroep was gebleken. De commerciële radio, zo hoopte men, zou een advertentiemarkt per jaar aanboren ter waarde van minstens 15 miljoen pond, wat destijds stond voor ongeveer 135 miljoen gulden. 1973 werd de commerciële lokale radio uiteindelijk een feit met LBC en Capital Radio in Londen als eerste 2 radiostations, die op commerciële basis hun programma’s de ether in stuurden.
In 1971 was Anouk er al bij want in de maand februari haalde men de dagbladpers omdat ze de minister van Sociale Zaken telegrafisch had verzocht een stokje te steken voor het optreden van de zanger Tom Jones, dat gepland stond voor 13 en 14 maart in Theater Carré, en wel als er geen gebruik gemaakt werd van Nederlandse musici. De Britse topzanger had aangekondigd naar Nederland te komen en onder begeleiding van ongeveer 40 Britse artiesten zijn show te zullen opvoeren. Volgens Anouk was er geen werkvergunning aangevraagd voor de Britse musici. Anouk was een vakvereniging aangesloten bij het N.V.V. en stond voor Algemene Nederlandse Organisatie van Uitvoerende Kunstenaars.
In mei 1967 kwam de leiding van de National Broadcasting Company (NBC) naar buiten met de plannen tot een uitwisseling van nieuwsprogramma’s met televisieorganisaties uit Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Italië. Wellicht, zo maakte men bekend, zou ook de staatstelevisie uit de toenmalige Sovjet-Unie in het uit- wisselingsschema worden opgenomen.
William R. McAndrew, toenmalig hoofd van de nieuwsafdeling van NBC, zou eind mei naar Europa vertrekken ter bespreking van de details van de toekomstige uitwisseling. Hij zei uiteindelijk te hopen op een arrangement met de 17 televisieorganisaties, die destijds binnen de Eurovisie met elkaar waren verbonden, en met de staatsomroep van Japan. Wanneer noodzakelijk, zo stelde McAndrew, konden de buitenlandse nieuwsprogramma's voorzien worden van vertalingen.
In ons land werden destijds dagelijks meer dan 3.650.000 kranten gelezen. De oplage van de Nederlandse dagbladen nam in 1966 met 2,5 procent toe, dat was bijna twee maal zo snel als de groei van de bevolking (1,3 %). Deze groei was een duidelijk gevolg van de stijgende welvaart en van de toenemende belangstelling voor het nieuws, dat vooral door de televisie werd beïnvloed. Een en ander bleek uit het jaarverslag over 1966 van de Vereniging De Nederlandse Dagbladpers. Uit het verslag bleek voorts dat het aantal dagbladen, dat in ons land per 1000 inwoners werd gelezen, steeg van 288 per eind 1965 tot 292 per eind 1966. Eind 1957 bedroeg dit aantal nog 262. Uit een vergelijking met de cijfers uit andere West-Europese landen bleek dat de ‘krantendichtheid’ in ons land destijds nog lang niet haar hoogtepunt had bereikt.
Ook het lezen van meer dan één krant per gezin was in de jaren belangrijk toegenomen. De omvang van de krant — het aantal pagina’s - werd in 1966 uitgebreid met 3,3 procent. Veel Nederlandse krantenlezers zouden zich zelden realiseren dat hun dagblad zes maal per week in huis bezorgd kregen voor nauwelijks meer dan 15 cent per dag. Voor dit bedrag kon de abonnee destijds twee sigaretten roken of een klein ijsje kopen, maar een brief kon men er niet voor verzenden en voor een pocketboek betaalde men in 1967 minstens tienmaal zoveel.
De prijs van een abonnement op de krant of het aankopen van een los exemplaar was minder gestegen dan de kosten van levensonderhoud. In 1967 zou de abonnementsprijs wel verder worden verhoogd als gevolg van stijging van de papierprijzen en van de PTT-tarieven. De advertentieomzet binnen de dagbladpers steeg ten opzichte van het jaar 1965 met 8,8% en bedroeg in 1966 ongeveer f 305 miljoen. Het advertentievolume steeg in de eerste drie kwartalen van 1966 ongeveer even snel als in het voorgaande jaar, waartegenover een geringere stijging in het laatste kwartaal van 1966 stond. In hetzelfde jaar bood de dagbladpers aan ongeveer 14.000 mensen werkgelegenheid, waaronder 2000 journalisten.