tekst: Paul de Haan
In deel 1 van Radio en Meer zagen we de afbeelding van het motorschip Seja, een steilsteven, een Skoda Octavia uit de begin 60’er jaren en de Loosdrechtse Plassen. Deze drie items houden verband met elkaar en zijn waarschijnlijk het fundament onder mijn hobby ‘zeezenderij’. Laat ik het uitleggen.
In circa 1962, op 10-jarige leeftijd, was daar opeens een nieuwe <bijna> Gazelle fiets en die verschafte mij de vrijheid de stad Groningen volop te verkennen. Ik herinner me in ieder geval de fietstochten langs alle binnenhavens in Groningen, van Ooster tot Noorder en Westerhaven. De belangstelling voor schepen uit de binnenvaart, alsmede kustvaart, was groot en de aanwezigheid van deze schepen in Groningen was voldoende te noemen. Mijn grootouders zijn geboren in of op de binnenvaart, niet dat het schepen van formaat waren, het was de veenkoloniale binnenvaart waar op zijn best een opduwertje voor de voortstuwing zorgde en turf vanuit oost Groningen naar de stad werd vervoerd.
Dat was geen vetpot en in beider gevallen werd werk ‘aan de wal gezocht’. Dat werk werd gevonden bij de NS en in de horeca. De ene opa zat in het vervolg op de treinen de andere had een kroeg in de Muurstraat, Cafe de Coaster. Zo kreeg ik dus een opa Spoor en een opa Bier. Opa Spoor dronk niet en opa Bier reisde nooit per trein, ze zaten dus niet in elkaars vaarwater. Die binnenvaart achtergrond in mijn familie verklaart mogelijk mijn belangstelling voor schepen. Nimmer liep ik warm voor treinen, daar waar onder zeezenderfans toch vaak sprake is van een portie ‘trein- of tramgekte’.
Sinds augustus 1980, toen ik voor een nieuwe werkgever een leaseauto verzamelde in Leusden, heb ik nooit meer gebruik gemaakt van openbaar vervoer zoals de trein. In de zomer van 2016 stapte ik wel in Stadskanaal op een stoomtrein die op weg ging naar ‘Veendam Centraal’, in gezelschap van de kleinkinderen. Ik dwaal af dus snel terug naar de binnenvaart. We zagen een foto van de Seja. Dit scheepje is eigendom van ene mevrouw Viswat die er ook nog steeds op woont, zij is een achternicht voor één van mijn oma’s uit de binnenvaart, te weten oma Bier. Niet omdat het dappere mens bier dronk maar omdat ze getrouwd was met opa Bier, u weet wel. De Seja is dus het enig overgebleven lijntje naar mijn binnenvaart achtergrond.
Één element is dus boven water. Nu de Skoda Octavia. In juni 1964 werd ik twee weken op vakantie gestuurd naar een oom en tante in Hilversum. Gezien het feit dat onze vakantie veelal in de buurt van Ommen werden doorgebracht was dit voor mij een reis de wijde wereld in. Ik werd gebracht en onderweg zat ik achter in de auto mijn verzameling sigarenbandjes te bekijken. Het idee was dat ik in die grote stad Hilversum op zoek zou gaan naar sigarenwinkels die veelal als handeltje ernaast vellen met sigarenbandjes van alle merken verkochten. Ik had visioenen van schitterende reeksen Elisabeth Bas en Schimmelpenninck die in Grunn zeker niet te koop zouden zijn. Wat ik op dat moment nog niet wist was het feit dat binnen een week die hele verzameling sigarenbandjes als prioriteit uit mijn leven zou verdwijnen en plaats zou maken voor een nieuwe hobby die alles te maken had met muziek, schepen en het fenomeen radio en zeezenders.
Even een greep uit de hits van de maand juni 1964: Beatles- Ain’t she sweet, Peter and Gordon - World without love, Doris Day - Move over Darling en Dionne Warwick - Walk on by. Enkele dagen na aankomst in Hilversum stelde mijn oom voor om aan de Loosdrechtse Plassen te gaan vissen. Vissen was mij onbekend maar ik zou het vak leren daar aan de boorden van de Loosdrechtse Plassen. Half uurtje rijden in een rode Skoda Octavia met stuurversnelling, de eerste naar je toe trekken en onderuit halen, zo ging dat met 3 versnellingen stuurgeschakelde auto’s. De Skoda had lichtgrijze kunstleren bekleding, slechte kwaliteit in die tijd dus al snel met scheuren, but who cares, wij waren op weg naar een goede vangst.
Aangekomen bij de Plassen viel me de grootsheid op vergeleken met bijvoorbeeld het Paterswoldsemeer in Groningen. De hengels werden in gereedheid gebracht, we zouden gaan vissen, we gingen vissen. Na circa een kwartier wist ik dat ik nimmer een sportvisser zou worden, het boeide me in het geheel niet. Wel raakte ik geboeid door wat ik vanuit de Skoda hoorde, de autoradio stond binnen gehoor aan en de ene naar de andere plaat die mij zeer goed in de oren klonk kwam voor bij en van tijd tot tijd een vreemd geluid… ding ding…. Daarbij een stem die meldde dat ik luisterde naar “reejo kerrolein”. Waarnaar?
In circa 5 minuten werd ik bijgepraat over het feit dat dit radiostation bijzonder was, het kwam vanaf een schip. Vanaf een schip op zee voor de kust van Engeland. Zelfs met mijn 12 jaren trok ik al de conclusie dat het op zijn zachtst een beetje vreemd was. Verdere uitleg maakte duidelijk dat het sleutelwoord was: ‘reclameboodschappen’. Kort door de bocht: met zo’n zendschip op zee buiten de Nederlandse wateren, in een soort niemandsland, waren er geen regels voor dit radiostation en kon het ongehinderd reclame maken voor van alles en nog wat en daar werd geld, veel geld, mee verdiend. Reejo Kerrolein, herstel Radio Caroline, was dus een reclamestation.
Het werd me duidelijk; immers het begrip reclame was me al duidelijk vanaf het moment dat ik mee ging naar de buurtkruidenier Coöperatie, waar een man in een bruine jas vanachter de toonbank vertelde wat er die dag/week zoal in de aanbieding was. De bruine jas was een vleesgeworden commercial die zonder cart zijn commercial script over de toonbank de winkel richting klant in slingerde. Wat gekocht werd kreeg een aantekening in het boekje dat mee naar huis ging. Op zaterdag was de grote optelsom gereed en werd betaald, zo ging dat in die tijd. De weekendboodschappen waren simpel en overzichtelijk. Op zaterdag i.p.v. CP ranja een glas gazeuse, een koolzuurbom bomvol met suiker en een bruin, rood of geel kleurstofje. Een zakje pepsils voor de zaterdagavond, delen natuurlijk. Weer iets later kwamen de kleine zakjes chips van Smith met daarin dat kleine blauwe zakje met zout voor de zoutbekken onder ons.
Ook werden boodschappen gedaan bij de Gruyter in de D. Huizingastraat nabij ons huis, dat was in die tijd, 1962/1964, een tussenvorm van bediening en zelfbediening. Dat zelf bedienen was wel even wennen. In de winkel van de Gruyter barstte het al van de reclame-uitingen en het ‘snoepje van de week’ is nog steeds een begrip. De winkels van de Gruyter waren aan de buitenkant zeer herkenbaar voor die tijd. De Gruyter was meestal op een hoek gevestigd en had vaak een opvallende architectuur, waardoor sommige voormalige winkels nog steeds te herkennen zijn. De winkels kenmerkten zich door luxueuze interieurs, waarbij gebruik werd gemaakt van koper, tegeltableaus, kristallen kroonluchters en houten voorraadbakken. Helaas miste deze kruidenier de echte omslag naar de supermarkt. In Groningen is een aantal winkelpanden nog te herkennen als ex De Gruyter. Rond die tijd was ook ongeveer de periode waarin wij verhuisden naar de Hora Siccama Singel in Groningen, het precieze jaartal staat me niet meer bij.
Inmiddels in juni 1964 aan de Loosdrechtse Plassen was na enkele uren wel duidelijk geworden dat ik het bij deze ene keer vissen zou laten en werd verder bijgepraat over het feit dat Nederland ook zo’n zendschip had, Radio Veronica. De hengel werd weggelegd en mijn oom zette de autoradio op 192 Radio Veronica. Al luisterend werd duidelijk dat Veronica anders klonk dan Caroline, natuurlijk was het beter verstaanbaar voor mij, de voertaal was Nederlands maar de muziek op Veronica verschilde van Caroline. Beduidend meer Nederlandstalige muziek en daar had ik toen en ook nu niets mee. De autoradio werd teruggezet op 199 Caroline en de hengels gingen nog even in het water. Na dit vistripje zou ik nog een goede week in Hilversum zijn en kon ook in de huiskamer, maar boven mocht ook, afwisselend afstemmen op Veronica en Caroline.
Intussen kreeg ik van deze oom ook nog een lesje radiostations opzoeken op de middengolf en duidde hij twee a drie andere Engelstalige stations waarvan hij vermoedde dat het ook ‘piratenzenders op zee’ waren. Onnodig te vermelden dat de sigarenbandjes op het punt stonden in rook op te gaan, immers ik had een nieuwe hobby gevonden en thuis in Groningen zou ik die hobby verder uitbouwen. Eén probleem was er wel, ik had niet een eigen transistorradio en in de huiskamer hadden we de draadomroep en kreeg niet direct toestemming om de buizenontvanger te gebruiken, die werd veelal ingezet als luidspreker voor de draaitafel die erbij hoorde. Mijn oudste broer echter was inmiddels dienstplichtig en had een grijze Philips transistorradio met midden- en lange golf. Zonder toestemming zette ik deze af en toe toch maar aan en begon meer en meer te luisteren naar zeezenders, de ontvangst viel tegen ten opzichte van mijn vakantieadres in Hilversum. Het begon tot mij door te dringen, mede door een aantal Duitse stations, zoals Radio Bremen, dat de afstand bepalend was voor de mate van ontvangst van de Britse zeezenders maar ook Veronica.
Laat in de avond, stiekem luisterend, was er nauwelijks meer iets van de stations te bespeuren, echter Radio Luxemburg op 208 meter middengolf kwam luid en duidelijk, maar wel zweverig, door. Ik had kennisgemaakt met de o zo bekende en beruchte fading op 208. Opvallend sterk op deze transistor was overdag een station met de naam EEEFFFNNN. Wist ik veel, mijn Engels stond in de kinderschoenen maar juist dat velen luisteren naar Engelstalige radiostations gaf mij een enorme duw in de rug om het Engels onder de knie te krijgen, eerst om het te verstaan, maar nadien ook vrij spoedig om te lezen en schrijven. AFN, the American Forces Network met een hele rits middengolfstations in wat toen West-Duitsland heette. In het noorden was het AFN Bremerhaven op 1142 khz, en mijn atlas bracht uitkomst om inzicht te krijgen in afstanden in Europa.
Mijn verjaardag in de nazomer van 1964 bezorgde mij, na eindeloos gezeur, een eerste eigen transistorradio, ook een Philips met midden- en lange golf, een kleinere versie van die van mijn broer, het grote luisteren kon beginnen.
Samengevat denk ik dat mijn vroege zoektochten in Groninger havens en interesse naar mooie schepen, zowel coasters als binnenvaart, de trigger zijn geweest tot het feit dat zendschepen mijn zeer bijzondere belangstelling kregen. Het bescheiden scheepje uit mijn familie, de Seja, heeft dus heel wat los gemaakt, de rit in de Skoda naar de Loosdrechtse plassen was bepalend voor de rol die het medium radio in mijn verdere leven ging spelen. De sigarenbandjes stak ik in de brand en gingen vrolijk in rook op.
In het najaar van 1964 ontstond bij mij ook de behoefte om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen op zeezendergebied in the UK. Bijna elke week was ik te vinden in een lectuurzaak in de Nieuwe Ebbingestraat in Groningen en bladerde door het blad ‘Disc and Music Echo’, in eerste instantie heette het alleen Disc, om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. In dat blad zag ik ook de eerste foto van de Mi Amigo maar wat belangrijker was: ook het nieuws dat in december 1964 een nieuwe Britse zeezender in de lucht zou komen, Radio London. Ik herinner me niet of ik de eerste testuitzendingen heb beluisterd maar na de jaarwisseling 1964/1965 werd ik een zeer regelmatige luisteraar van Radio London.
Niet een vaste luisteraar overigens, gedurende de hele Britse zeezenderperiode van maart 1964 tot maart 1968 beluisterde ik alle UK zeezenders inclusief de easy listening stations zoals Radio 390, Britain Radio en Radio Essex. Radio Essex was de kleinste onder de zeezenders met een circa 200 watt ‘sterke’ zender. Ik zette de wekker op een nacht in 1966 en inderdaad daar kwam met veel moeite Radio Essex uit mijn kleine transistorradio. Overigens kocht ik van tijd tot tijd een Disc om te voorkomen dat ik geen toegang meer tot de lectuurzaak zou krijgen. In de loop van 1965 ontstond een luisterpatroon dat neerkwam op het beluisteren van BBC Light op 1500 meter langegolf, AFN Bremerhaven, Radio Luxembourg en de zeezenders. Overigens was ‘s avonds AFN Bremerhaven in Groningen nauwelijks te ontvangen, een giga signaal uit het oostblok denderde over de 5 kW van AFN Bremerhaven. Geen nood overigens, AFN Munich en AFN Frankfurt waren in de avond juist zeer goed te ontvangen.
Maar even terug naar het fenomeen Radio Caroline. Wie denkt dat onder dit project een goed uitgedachte marktanalyse schuilging, met een gedegen investeringsplan inclusief inzicht in ROI < return on investment> komt bedrogen uit. Ronan O’Rahilly had lucht gekregen van de korte termijn inkomsten van Radio Veronica die mega waren. Daar ging hij voor, toen in 1964 en gedurende de gehele offshore periode, niet voor het neerzetten van een onderneming die als primaire opdracht had de investeerders een zo groot mogelijk rendement te leveren. Het businessmodel waarbij de investering terugvloeit naar de investeerders en daarbovenop maximale winst wordt uitgekeerd. Met zijn acteercapaciteiten lukte het Ronan wel de benodigde geldstroom, om het project van de grond te krijgen, bij elkaar te praten.
250000 Pound Sterling werd in boodschappentassen ingebracht door hoofdzakelijk drie investeerders: Charles Ross, John Sheffield en Jocelyn Stevens. De overeenkomst tussen deze drie heren was hun fortuin en drang een legale schavuitenstreek uit te halen en te combineren met een winstgevend project. Dat laatste zou fors tegenvallen; twee jaar, in 1966, later werden hun aandelen en ook niet meer dan dat gekocht door de investeerder die Caroline van een absoluut bankroet redde, de Noord Ierse zakenman Phillip Solomon. Hoewel Caroline de belofte ‘all day music’ waar kon maken bleek dat de ‘deejays’ in die vroege dagen niet verder kwamen dan het bijna onvermijdelijke “That was en This is”.
De eerste lichting deejays, Simon Dee en Jerry Leighton hadden geen deejay ervaring. Simon was uitsmijter bij een bar geweest en stofzuiger huis aan huis verkoper. Rijk de Gooyer was ook stofzuigerverkoper geweest en maakte de bescheiden hit ‘t Benne krenge van dinge’. Jerry was zanger en komediant. Beide heren kenden elkaar van the O’Rahilly school of Acting in 1963. The school of Acting zou Ronan voor zijn verdere Caroline loopbaan goed van pas komen, eigenlijk was de gehele zeezenderperiode van het station één grote tragikomedie. Gek genoeg bleken de meer gelouterde ware deejays aan boord te zijn gestapt bij Radio Atlanta vanaf de Mi Amigo. Twee maanden na de start van Caroline klonk op Atlanta de stem van de uit Australië afkomstige deejay Tony Withers (Windsor) die de ware deejay chatter introduceerde. Radio Atlanta was door een andere groep investeerders bijna gelijktijdig in de Ierse havenplaats Greenore uitgerust. In juli gingen beide stations na een fusie onder de naam Caroline door.
Was er in geval van Caroline nauwelijks sprake van een organisatie maar wel in eerste instantie voldoende geld, bij twee andere projecten was sprake van particulier initiatief om een zeezender low budget, zeg 7500 Pound Sterling, in de lucht te brengen. Zowel Radio Sutch als Radio Invicta hadden niet de loodzware financiële last van het aanschaffen van een zeewaardig schip maar kraakten verlaten Tweede Wereldoorlog forten, die ongeveer 4 zeemijlen uit de kust van het Graafschap Kent in zee stonden. De inrichting van deze beide stations was ‘houtje touwtje’ als het om zenders en studio’s ging. Zo had the UK tegen het einde van 1964 inmiddels 4 zeezenders en ondergetekende 1 transistorradio die, wanneer ik deze ontvanger in de buurt van een wandcontactdoos op mijn slaapkamer plaatste, de ontvangst aanzienlijk verbeterde. Vreemd genoeg bij weer een andere contactdoos leverde die handeling storing op, mij is nooit het hoe en waarom duidelijk geworden. Toch in december 1964 nog een verrassing , bijna opeens was daar Radio London vanaf de tweede wereldoorlog mijnenveger the Galaxy. Tegenover low budget hier top budget a 500000 US Dollars, hoofdzakelijk van Texaanse oliemannen die niet alleen in de olie waren maar zich ook onder hadden gedompeld in niet te meten US Dollar reserves.
Overigens bracht het najaar van 1964 ook verbetering bij één van de fort based stations, het hobbystation Radio Sutch werd verkocht en kwam terug na verbeteringen aan studio’s en antenne als Radio City, vanaf het vroege begin van City werd ik een vaste regelmatige luisteraar. Het format was simpel, er circuleerden circa 60 platen <45s> op City met als naam the City Sixty. Feitelijk was dit het format van City, de bovenste helft had als basis de UK top 20, het geheel werd vooral aangevuld met groepen die onder contract stonden bij City eigenaar Reginald Calvert. Oldies draaide men toen ook al en pakkende instrumentals stonden ook op het menu. Toen ik in de latere jaren goede kwaliteit middengolf opnames kreeg was duidelijk de bel van de boei die vlakbij de towers in zee was verankerd te horen. Tussen 1964 en 1966 was mij dat via mijn bescheiden transistor nooit opgevallen. De opnames heb ik inmiddels qua geluidskwaliteit verbeterd en luister van tijd tot tijd nog een uurtje City nu in 2017, the Tower of Power op 299 meter middengolf. Tot de sluiting van City in februari 1967 bleef ik fanatiek City luisteraar, het station klonk puur, de deejays voelden zich geen sterren maar devoted radiomakers.
Wordt vervolgd...