tekst: Hans Knot
Waar je ook loopt op straat en waar je ook zit op een terras of in een plantsoen, telkens weer zal je worden geconfronteerd met mensen die hun mobiele telefoon optimaal gebruiken om zichzelf met iemand anders of met meerdere personen vast te leggen op een zogenaamde selfie, een foto waar je altijd zelf op staat en ook nog eens door jezelf is genomen. Als niet-bezitter van een dergelijk apparaat scheelt het jaarlijks heel wat plaatjes waar ik zelf niet op sta en ik gebruik mijn fototoestel, die ik altijd bij me heb, gericht om andere zaken te fotograferen, zoals bijvoorbeeld oude auto’s die ik onderweg tegenkom.
In ieder geval is er sinds de komst van de mogelijkheid tot het maken van selfies een grote doorbraak op het gebied van de privacy, of dien ik nu ‘non-privacy’ te schrijven. Immers doordat per dag miljoenen malen foto’s worden geschoten worden ongewild ook mensen gefotografeerd die op de achtergrond voorbij komen. Maar niet te spreken van de vele filmpjes die per dag worden gemaakt zonder dat de omgevingspersonen wordt gevraagd om toestemming tot het mogen maken van een opname.
Mijn gedachten gaan terug naar de regelgeving die er in de 80’er jaren van de vorige eeuw nog bestond en die in mijn geval goed werd nageleefd. Ik werkte destijds onder meer aan een aantal audiovisuele producties waaronder een promotiefilm over de GIDS, hetgeen stond voor Groninger Identiteit Schalen. Een psychologisch testinstrument dat in Groningen binnen het Psychologie Instituut Heymans was ontwikkeld. Doel was een instructiefilm te maken die in Nederland en Vlaanderen ook kon worden gebruikt in de collegezalen.
Het leek de opdrachtgever interessant nadruk te leggen op de band tussen Groningen en de universiteit, alvorens het instrument in de videoproductie uit te leggen. Dus werd er besloten een aantal mooie openingsbeelden op te nemen. Zo werd de Martinitoren beklommen om wat beelden van de binnenstad en een blik op het prachtige Academiegebouw te schieten. Maar ook diende het studentenleven te worden getoond, waarvoor onder meer een zestal personen werd gefilmd, staande voor een uitgaansgelegenheid in de Poelestraat. In die tijd was het normaal dat er toestemming werd gevraagd en dat een formulier ter ondertekening werd aangeboden, zodat men achteraf geen problemen kon verwachten. Perfecte vorm van privacy. Inmiddels is het dus geheel uit de hand gelopen.
In maart 1968 dachten we dat het allemaal nog goed zou komen met de privacy want er was een wetsontwerp in voorbereiding ter bescherming tegen het binnendringen van de persoonlijke levenssfeer met behulp van audiovisuele middelen, zoals camera’s.
De toenmalige minister van Justitie, Mr. Polak, had in een brief aan de leden van de Eerste Kamer vragen beantwoord naar aanleiding van de begroting van Justitie. Hij stelde dat de snelle ontwikkeling van de techniek een bedreiging kan gaan vormen voor de persoonlijke levenssfeer, doordat nieuwe en verfijnde middelen werden ontwikkeld om in die sfeer binnen te dringen.
Om aan die bedreiging het hoofd te kunnen bieden waren er volgens hem destijds reeds twee wetsontwerpen ingediend. Een wetsontwerp ter bescherming van het telefoongeheim en een wetsontwerp ter bescherming tegen het met een technisch hulpmiddel afluisteren en opnemen van gesprekken. Afluisteren is al een tijd normaal geworden binnen de overheid en de technische hulpmiddelen zijn dermate massaal en voor iedereen betaalbaar geworden dat een dergelijke regelgeving niet meer kan worden uitgevoerd. Selfie dan maar weer?