tekst: Lieuwe van der Velde
Ten noorden van het eiland Terschelling, zo is algemeen bekend, zijn heel veel schepen vergaan. Kijk maar eens op de wrakkenkaart van Rijkswaterstaat. Het aantal is enorm. En een schip dat nog steeds tot de verbeelding spreekt is natuurlijk de Lutine. Er is vaak en uitbundig naar gezocht, maar er is vrijwel niets van terug gevonden. De meest systematische zoeker is wel tandarts Duif geweest uit Harlingen. Bij ons (Rijkswaterstaat) kwam hij zomers plaatsbepaling apparatuur lenen om weer verder te kunnen zoeken op de positie waar hij de vorige zomer was geëindigd. Maar dit verhaal gaat niet over de Lutine maar een ander schip: De Fernando(/a).
Het waaide hard op 23 november 1908 en te zien, aan het aantal terug kerende vissers naar de haven van Terschelling, zou dit ook nog wel even doorzetten. En dat deed het zeker. Tussen 12 uur en 1 uur in de ‘nacht, bereikte de storm zijn hoogtepunt. Uitschieters in windkracht 12 waren geen uitzondering. Om 1 uur s ‘nachts zag de wacht op de Brandaris een vuurpijl. Onmiddellijk pakte hij zijn verrekijker en tussen de zware regenbuien door zag hij een driemast bark, of wat daar van over was, richting de Noordwest gronden gaan (Engelse Hoek). En daar moet je beslist niet zijn bij storm weer.
Het was een stalen drie mast bark, met als kapitein, Francisco Arpe. Het schip was gebouwd in 1875, het had een lengte van 82 meter en een breedte van 12 meter. De thuishaven was Genua en Eredi Vassalo was de rederij. Op de tekening van de kapitein zien we de naam Bencleuch. Dat was de oorspronkelijke naam, die in 1900 veranderd werd in Fernanda.
Uiteindelijk liep het schip vast en vanaf de Brandaris kon de wacht geen mensen aan dek zien. Later bleek dit dus de Fernanda te zijn, die onderweg was van Riga naar Swansea (Wales) met een lading hout. Bij het vertrek uit Riga waren er 14 bemanningsleden aan boord. Het schip werd gesleept door de Vulcan. Maar van de Vulcan kon ik helaas niet veel meer terug vinden. Wel heb ik ontdekt dat de Vulcan ook naar Engeland moest voor inbouw van een diesel motor in plaats van een stoommachine, en om de schade aan zeilen en masten van de Fernanda te beperken, werd gekozen voor een sleep naar Engeland (Wales). Ook is bekend dat vanaf de Vulcan een telegram is gestuurd vanuit Cuxhaven naar Terschelling. Daar was het schip later veilig binnen gelopen.
Boven Terschelling brak de sleeptros en daarna heeft de bemanning van de Fernanda nog geprobeerd de zeilen te hijsen, om het schip bestuurbaar te houden. Maar daar kwam door de storm helemaal niets van terecht. Vanwege de hoge zeeën, werd gewacht met het uitvaren van de reddingboot en de Neptunus tot half zes in de ochtend.
De Neptunus was een sleepboot, die als standplaats Terschelling had. Op de foto is dit schip te zien. Het slepen van de roei reddingboot werd wel vaker gedaan. Dat scheelde de roeiers uiteraard veel energie. Maar er is niks grappigs aan, om gesleept te worden bij hoge zeegang. De boot slingert dan enorm en giert van links naar rechts. Dus als schipper heb je dan ook nog de handen vol.
Aan boord van de reddingboot waren 11 roeiers en de schipper. Dit waren: Klaas Knop, H. Former, J. Brouwer sr., A. Starenburg, J. Gorter, J. Brouwer jr, Teunis Brouwer, C. Wiegman, J. Wiegman, G. de Beer, S. Knop (zoon van de schipper) en S. Wiegman. Om 11 uur in de ochtend zagen de mensen aan de haven van Terschelling, de Neptunus terugkeren met de vlag halfstok en geen reddingboot op sleeptouw. Al heel snel werd bekend dat de reddingboot was omgeslagen. En toen de Neptunus voor de kant kwam, werden snel G. de Beer en Klaas Knop van boord gehaald en in het wachthuisje ‘het Wakend Oog’ gelegd. Daar was de dokter ook aanwezig en met succes hebben ze beide mannen verbonden en kalm weten te krijgen. Ze waren totaal van slag, van alles wat ze hadden gezien. Voor Hein Former konden ze helaas niets meer doen.
Om een uur of 8 bereikte men de Fernando en een flink eind noordelijk van het wrak werd de boot los gelaten. Dankzij de perfecte stuurkunst van de schipper en de uitstekende roeiers bereikte men even later het wrak. Met veel moeite en veel vakmanschap van alle redders zag men kans 5 man in de reddingboot te krijgen. Een geweldige prestatie, met de voornoemde zeegang. Alleen de kapitein en de bootsman waren nog op het wrak. Maar men zag absoluut geen kans om nog langer bij het wrak te blijven en dus probeerden ze weer bij de Neptunus te komen.
Er ontstond plotseling een enorme grondzee, die de reddingboot vrijwel rechtstandig deed omslaan. Allen vielen er uit. Tien man te water. Vijf roeiers en vijf opvarenden van de Fernando. Maar ze zagen allen kans om op de omgeslagen reddingboot te klimmen. De anderen dreven op hun kurkvesten op vele meters afstand van de boot. Op de Neptunus hadden ze dit allemaal met afgrijzen aangezien en de schipper besloot om hun eigen vlet te water te laten.
In deze vlet zaten de volgende roeiers: R. Buil, IJ. Roos, P. Former, K. Reedekker, N. Taylor Kraay, H. Klein en D. Bos. De 5 roeiers en de 5 man van de Fernando konden worden gered met de sloep van de Neptunus en even later wisten ze nog 5 roeiers op te pikken. Teunis Brouwer (28 jaar) en Steven Knop (32 jaar) ontbraken. Hein Former (49 jaar) was inmiddels al overleden. Teun Brouwer spoelde een paar dagen later aan op Ameland en is in Hollum begraven. De volgende dag ging de reddingboot van Nes (Ameland) naar het wrak. En men wist zowaar de achtergebleven bootsman, Madis Walter uit Pernau (Oostenrijk) van het wrak te halen. Hij is later met de veerboot minister Kraus, naar Harlingen gebracht en daar opgenomen in het ziekenhuis. Hij had een gebroken been.
Pas half december spoelde er een lijk aan op de Noordvaarder. Dit bleek de kok te zijn van de Fernando. Zijn naam was Luigi Cinganelli, 32 jaar oud. Hij werd geïdentificeerd door de bootsman, die net hersteld het ziekenhuis in Harlingen had verlaten. De begrafenis vond plaats op Terschelling West en de kist was bedekt met de Italiaanse vlag. Eind november kwam er een telegram van de koningin Wilhelmina en prins Hendrik. Bijgevoegd zat een geldbedrag van 100 gulden. Dit geld was bestemd voor de vrouwen en kinderen, die waren achtergebleven na het overlijden van hun mannen en vaders.
Aan de roeiers van de omgeslagen reddingboot is destijds de hoogste premie betaald, tot dan toe, door de KNZHRM uitgekeerd. Het was een bedrag van 20 gulden per persoon. Dat was erg veel geld in 1908. De roeiers van de vlet die bij de Neptunus hoorde kregen elk 10 gulden. Ook nam het hoofdbestuur van de KNZHRM de betaling van de geneeskundige behandeling op zich, van alle gewonden.
De met de bootsman, achtergebleven kapitein was verdwenen. Volgens de bootsman was hij schreeuwend van het wrak gesprongen. Na de stranding brak het schip doormidden en de 7 bemanningsleden, die op het voorschip zaten, zijn alleen omgekomen. De dagen daarna lag het strand bezaaid met hout. Er was dus genoeg werk voor de jutters. Maar er is ook een deel ingeleverd en later verkocht.
Omdat ik de namen van de opvarenden van de reddingboot van West heb genoemd is het niet meer dan billijk, ook de namen van de bemanningsleden van de Midslander boot te noemen. Dit waren: J.T. Pals, J.W. Cupido, T.C. Dekker, W.T. Dekker, C.J. Roos, G.G. Spanjaard, A.J. Pals, C.A. de Boer, L.J. Pals, G.A. de Boer, J. Kooymans en C.A. Stada.
Op 22 december vond er een openbare verkoping plaats van maar liefst 23.000 planken, van allerlei maten, afkomstig van de lading van de Fernanda. De verkoping vond plaats bij de logementhouder Oepkes op West Terschelling. Er werd zelfs een catalogus gedrukt met de lengtes en breedtes van alle planken. De opbrengst was voor die tijd het enorme bedrag van 12.000 gulden. Ik neem aan dat dit geld aan de gemeente toekwam.
Op 18 oktober 2008 kwamen ongeveer 60 familieleden bij elkaar op Terschelling. Allen kleinkinderen van de omgekomen roeiers, die honderd jaar geleden de ramp meemaakten. Ze werden met een schip naar de plaats gebracht waar 100 jaar geleden de Fernando strandde en de reddingboot omsloeg. Daar werd een krans in het water achter gelaten. Daarna werd er koffie gedronken in de oude reddingboot schuur. Ook werd een bezoek gebracht aan het wrakkenmuseum. En daar werd bekend gemaakt dat door een schrijffout van de toenmalige secretaris van de KNZHRM het schip in de boeken kwam als Fernando, in plaats van Fernanda. De verkeerd gespelde naam is altijd in gebruik gebleven. De straat die naar het schip is vernoemd heet dan ook de Fernandolaan op Terschelling West.
Maar dat is uiteraard niet zo belangrijk. Het is van belang, dat zelfs na 100 jaar, mensen bij elkaar komen om de redding te herdenken. Een redding die helaas het leven kostte aan 3 roeiers en vele opvarenden van de Fernanda. Het is maar moeilijk voor te stellen hoe ongelofelijk de omstandigheden geweest dient te zijn, in een roeiboot met windkracht 10 tot elf en golven van 6 tot 7 meter hoog. Hulde aan de mensen die er toen niet voor terugdeinsden om dit te doen.