tekst: Hans Knot foto: Rob Out ontvangt stapels briefkaarten van de actie 'Veronica blijft als u dat wilt', 10 augustus 1971
Terwijl ik deze herinnering schrijf, luister ik naar een live programma van zondag 8 augustus 1971, Sangria, vanaf een schommelende Norderney, het toenmalige zendschip van Radio Veronica. Met een vrolijke presentatie van Rob Out en geboren Groninger Will Luikinga. Een herinnering aan een mooi muziekjaar waarin Nederland was geschokt door de aanslag op de MEBO II van RNI en de schuldigen werden gevonden bij mensen die in opdracht van de directie van Veronica hadden gehandeld.
Ook de personeelsleden van Radio Veronica waren helemaal niet blij met de negatieve publiciteit en besloten een actie op gang te zetten om het luisterpubliek achter hen te krijgen onder het motto: ‘Veronica blijft als U dat wilt…’ Kaarten en speciale stickers konden overal in Nederland worden opgehaald en ingevuld en met duizenden kwamen ze dagelijks binnen op de burelen van het station aan de Utrechtseweg in Hilversum. Een speciale song, met een Nederlandse tekst van Peter Koelewijn, werd door de medewerkers opgenomen, een plaat die dagelijks meerdere malen door de ether via de 192 meter schalde. Het originele nummer was trouwens van Uli Martin getiteld ‘Monika’.
Maar er was tegelijkertijd ook het nodige negatieve te lezen in de dagbladpers. Zo was in het Nieuwsblad van het Noorden een bericht te vinden van Kees Wiese, een columnist van die krant. Hij schreef onder meer: ‘Het einde van de clandestiene zender Veronica lijkt nabij. Nog het huidige, demissionaire kabinet zal de ondertekening van het Verdrag van Straatsburg — aan de totstandkoming waarvan Nederland in het begin van de jaren '60 ijverig meewerkte — voorbereiden. Als het volgende kabinet het aandurft de daarbij behorende wetsontwerpen bij de Tweede Kamer in te dienen kan de zaak in een klein jaar beklonken zijn.’
Als met een giftige pen geschreven zonder de juiste feiten neer te zetten. Immers het Verdrag van Straatsburg was in de eerste helft van de jaren zestig van de vorige eeuw door een aantal landen, waaronder Nederland, al ondertekend. Alleen werd het Verdrag nooit door de Nederlandse regering geratificeerd; tenminste niet tot het moment van het artikel in het Nieuwsblad van het Noorden. Bovendien had Wiese direct al aan het begin van zijn artikel zichzelf laten struikelen door te stellen dat het om een clandestiene zender ging. Pas nadat de toegevoegde artikelen, de geschiedenis ingegaan als de anti-zeezenderwet, in september 1974 in de Staatscourant waren gepubliceerd, zou het uitzenden illegaal zijn geweest, dan wel Veronica een clandestien station genoemd kunnen worden. Echter toen was Radio Veronica al niet meer vanaf internationale wateren te horen.
Maar de columnist was nog niet uitgeraasd want hij schreef verder onder meer: ‘Als dat gebeurt [de ratificatie – HK] — en ik hoop, dat dat zal gebeuren — komt tevens een einde aan een typerend stukje rechtsongelijkheid in onze Rechtsstraat. Wat is immers het geval? Toen het zendschip van Veronica in april 1960 de haven van Emden verliet, voor Noordwijk buiten de territoriale wateren voor anker ging en zich de 183 meterband toe-eigende, verschilde zij slechts in één enkel opzicht van alle andere piratenzenders. Ook van die, welke sindsdien snel en meedogenloos door PTT werden opgespoord en waarvan de eigenaren hun apparatuur in beslag genomen en zichzelf strafrechtelijk veroordeeld zagen. En dat enige verschil was geld.’
Omdat de piraat – hij doelde op Radio Veronica - over enig kapitaal beschikte kon het station buiten de territoriale wateren worden gebracht en daarmee buiten de toen geldende wet worden geplaatst. De kleine radiopiraatjes, de mannen die beboet werden en van wie de moeizaam bijeen gespaarde zender verloren ging, beschikten volgens Wiese nog niet over voldoende geld om een zeewaardige kano te huren — anders waren ook zij ongestraft gebleven.
Maar het gif was daarmee nog niet volledig op want hij vervolgde met ‘Daarom is Radio Veronica een typerend voorbeeld van witteboordenmisdaad’. Zoals vele journalisten in de daaraan voorafgaande 11 jaren al hadden gepleit, vond hij ook dat de Nederlandse overheid de wet al lang had dienen aan te passen. Daarmee verwees hij op de kabinetten De Quay, Marijnen, Zijlstra, Cals en De Jong, die het niet meer durfden de wet te wijzigen en dat altijd uit politieke overwegingen. Immers was Radio Veronica zo populair geworden dat de sympathie bij de bevolking voor de regering zou inboeten. Volgens Wiese was dat altijd een zwakke overweging geweest: ‘In eerste plaats kon Radio Veronica alleen maar populair worden door geld, dat verdiend werd op een wijze waarvoor anderen werden en worden gestraft. In de tweede plaats was volgens Wiese die zogeheten populariteit van Radio Veronica een even wassen neus als de mogelijkheden tot concurrentie, die aan Hilversum 3 werden gegeven.’
In de derde plaats vond Wiese het natuurlijk te fout wanneer de overheid witteboordenmisdrijven of andere misdrijven toeliet uit angst impopulair te worden. Ik neem aan dat hijzelf geen Veronica-luisteraar is geweest want hij vroeg zich openlijk af of het niet eerder mogelijk was geweest via een noodwetje, vooruitlopend op de ratificatie van het Verdrag van Straatsburg, in het eerste jaar van Veronica in te grijpen. Ook hier sloeg hij de plank volledig mis want in het eerste jaar was er helemaal nog geen sprake van een Verdrag van Straatsburg.
Ik ken een aantal mensen dat zich in de door mij beschreven periode ernstig heeft opgewonden over de manier waarop het station door de geschreven pers en later door de overheid is aangepakt en dat men anno nu nog steeds geen enkel programma van Radio 3, en ook niet van de voorganger Hilversum 3, heeft beluisterd. Enigszins kan ik dit wel begrijpen als je voornoemde vorm van afkraken leest, waar er trouwens nog veel meer voorbeelden van zijn.