Speciale programma’s voor de Nederlandse Antillen en Suriname

tekst: Hans Knot

Het is voor even terug naar oktober 1969 en in Nederland was er nog steeds een beperkt aantal televisie-uren per etmaal, dat via Nederland 1 en Nederland 2 werd uitgezonden. Nederland 3 liet nog op zich wachten tot medio 1988. Er waren op dat moment ook vele landgenoten die het toch nog minder hadden als het ging om het televisiegebeuren, namelijk de bewoners van de bovenwindse en onderwindse eilanden van de Nederlandse Antillen en die van Suriname. Eerstgenoemden hadden een televisiestation dat grotendeels was geschoeid op een format van veel Amerikaanse televisieseries, die werden aangekocht. aangevuld met een handvol eigen producties.

Dat betekende in de eind jaren zestig van de vorige eeuw dat men zeer weinig Nederlandse producties kreeg te zien. Eenmaal per week was er een adoptie van het NOS-Journaal met de onderwerpen die voor de mensen aldaar interessant waren. Bovendien werd, door vertaling van bepaalde begrippen en situaties, het een en ander begrijpelijk gemaakt voor onze landgenoten overzee.

Begrippen die voor de Nederlandse kijkers in die tijd heel normaal waren, dienden verklaard te worden voor gebruik in de programma’s op de Antillen en Suriname. Want wat betekende ‘een afkoelingsperiode’ of ‘Damslaper’ voor hen? Een antwoord hierop werd destijds gegeven door Jan Roelands, televisiemaker bij Radio Nederland Wereldomroep en wel met drie simpele woorden: ‘Nee natuurlijk niet!’

Door de Wereldomroep werden in dat jaar namelijk een dertigtal televisieprogramma’s geproduceerd die speciaal bedoeld waren voor uitzendingen op de Nederlandse Antillen en in Suriname. De productie werd mede mogelijk gemaakt door ondersteuning van Stucusa, een Nederlandse Stichting die van 1948 tot 1991 van de Nederlandse overheid de taak en benodigde financiën had gekregen culturele samenwerking tussen Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen te bevorderen en mogelijk te maken.

1969 en in principe allemaal films, via het zogenaamde telerecording systeem gemaakt, die een voorlichtend karakter hadden en die informatie brachten, uitsluitend gericht op de inwoners van Suriname (dat toen nog tot het Nederlands Koninkrijk behoorde) en de Nederlandse Antillen. Destijds was het voornoemde Roelands die de Nederlandse journalisten uitleg gaf over het nieuwe project en stelde: “We laten altijd mensen uit de West, die hier in Nederland werken of studeren, in de films figureren. Door hun ogen zien wij Nederland en dus ook de kijkers later in de West.”

Natuurlijk kwamen meestal de specifieke problemen van destijds van deze in Nederland verblijvende landgenoten uit de West aan bod. Voorbeelden genoeg zoals ‘hoe gewend te raken in Nederland’, ‘problemen bij de studievoorlichting’ en ‘het krijgen van redelijke huisvesting die tevens betaalbaar is’.

Jan Roelands

Roelands andermaal: “De moeilijkheid voor ons was dan, dat wij, zonder een belerend toontje aan te slaan, altijd dienden te streven naar een optimaal richteffect. Dat gaf soms wel eens een verkeerd beeld van ons werk. Als wij een pas gereedgekomen programma lieten zien aan de Antillianen of Surinamers, die er aan hadden meegewerkt, kregen we vaak te horen dat het jammer was dat we een dergelijk programma ook niet via de Nederlandse televisienetten ter beschikking stelden.

Het was echter zo dat dit project van Radio Nederland Wereldomroep alleen was bedoeld om programma’s te maken voor buitenlands gebruik. Roelands: “Een item over Antillianen, die stage lopen in een Katholieke inrichting in Heiloo, dan hebben wij bijvoorbeeld een gesprek met de conrector van dit internaat. Omdat hij gewoon in colbert loopt, zeggen wij: U ziet er ook niet als een priester uit. Dat is voor Nederlandse begrippen natuurlijk een enorme trap tegen een open deur. Katholieke geestelijken in burger zijn in ons land gemeengoed geworden, maar dat is niet op de Antillen — voor negentig procent rooms-katholiek — het geval. Begrijpt u?” Zo werd er een reportage voorbereid waarin de Antilliaanse student Raymondo Debrot werd geportretteerd. Hij maakte een film over muziek en de muziekinstrumenten van vroeger en destijds in de jaren zestig op de Antillen. In die documentaire kwam ook Ate Doornbosch voor, die in zijn streven het volkslied in de breedste zin van het woord, voordat het verloren ging, op te sporen en voor het nageslacht vast te leggen, in feite hetzelfde deed in Nederland als Debrot op de Antillen.

Roelands destijds: “Een impressie van Nederland door de ogen van Surinamers of Antillianen, daar streven we ook vaak naar. Zo hebben we een serie, getiteld ‘Er op uit’, waarin we toeristische routes van de ANWB door mensen uit de West laten volgen en hun over de zaken, die ze onderweg ontmoetten, laten praten. Maar we beperken de informatie, die we over Nederland geven echt niet tot de hunebedden.”

Men was ook van mening dat afgerekend diende te worden met de over-romantisering van Nederland. Het was echt niet het land van melk en honing dat voorheen, vooral in Suriname werd beweerd. Iedereen had niet volop te eten en een dak boven zijn hoofd, als vaak werd aangenomen. In de programma’s diende dit beeld zeker ook te worden bijgesteld. Bovendien diende ook het beeld van de sociale voorzieningen, die veelal in de West werd aanbeden, duidelijker te worden verklaard. Immers was het bij lange na niet alles goud wat er blonk, zoals vooral de Surinamers van mening waren.

Ik weet, dat onze sociale voorzieningen in de ogen van Surinamers fantastisch lijken. Het was een beeld dat vooral bleef hangen omdat de naar Nederland vertrokken Surinamers, waarvan een deel via immigratie niet het succes haalden die ze had verwacht, verzuimde dit aan de achtergebleven familieleden in de West te melden.“

Roelands was ook actief voor de NOS met uitstekende programma’s als ‘De Taalshow’, ‘Wat een taal’ en ‘NOS Taal’ . Een mooie stem had hij ook wat terug te zien is in een documentaire rond Oscar Harris and the Twinkle Stars. Roelands kwam in 1989 te overlijden.

Zie ook:  https://neerlandistiek.nl/2012/05/de-jan-roelands-club