tekst: Hans Knot
De herinneringen staan deze keer in de spotlight als het gaat om het jaar 1968. Ruimschoots meer dan 55 jaar geleden. Ik maakte aantekeningen waaronder die rond een nieuweling in het artiestenvak. Het was het gezelschap ‘Harlekijn’ dat plots de publicitaire belangstelling kreeg.
Wees eerlijk, als je het in die jaren over de sterren van het Nederlandse cabaret had dan kwamen de namen van het drietal Wim Kan, Wim Sonneveld en Toon Hermans te voorschijn. Immers waren deze drie jarenlang onbetwist de grote drie van de Nederlandse kleinkunst. In studentenkringen in Utrecht was er echter een brok energie, die ondertussen vaak op het toneel sprong om met een volstrekt eigen stijl en een uitgebalanceerd programma, hoewel nog studerende op het Conservatorium, probeerde een goede vierde te worden in Cabaretland.
Hij wist, begeleid door vijf muzikale afgestudeerden van hetzelfde Conservatorium, in zijn eerste professionele jaar een razendsnel programma neer te zetten gevuld met chansons, volksliedjes en voor velen briljante parodieën. Op die manier wist Herman Van Veen = de persoon waar het om gaat, vooral de aandacht naar zichzelf te trekken. In de pers werd onder meer Van Veen omschreven als ‘een fenomenaal gebruiker van zijn stem, plastische mogelijkheden en zijn elastieken lichaam, waarvan hij de bewegingen perfect beheerst.
De eerste van de grote drie, Wim Kan, legde zijn verbazing rond de nieuwkomer Herman van Veen als volgt neer: ‘’Deze Herman van Veen deed me van de lach bijna van mijn stoel tuimelen. Een prachtig talent. Hij heeft een zeer goede toekomst in dit vak in handen.’ Herman van Veen was destijds al sinds zijn prille jeugd onbewust bezig geweest met toneelspel en heeft nadat hij de middelbare school had doorlopen enorm getwijfeld toen er een vervolgopleiding gekozen diende te worden. Of de toneelschool of het conservatorium, wat de laatst genoemde werd. Hij kreeg een opleiding bestaande uit vioolspel, zang en opleiding tot muziekleraar.
Het was op het conservatorium in Utrecht dat Herman van Veen zich ook ging specialiseren in de zogenaamde kleinkunst. Hij leerde er pianist Lourens van Rooyen kennen en tezamen hebben ze jarenlang opgetreden met parodieën op de klassieke muziek en kregen inderdaad in 1968 landelijke erkenning. Harlekijn stapte in de openbaarheid met een theaterprogramma van parodieën, chansons en liedjes in een raam van dwaze situaties, dat werd geregisseerd door toenmalige VARA medewerker Nico Knapper.
In 1968 zag van Veen zeker nog toekomst voor hem en zijn collega’s in het theater: “Dit ondanks de opkomst van de televisie of, naar mijn mening, dankzij de steeds groeiende populariteit van de televisie.” Hij had dus al vrij vroeg goed door wat de invloed van het regelmatig worden genoemd op de televisie kon zijn op de loop van de bezoekers van het theater in het algemeen. De rest is geschiedenis als het gaat om de loopbaan van Herman van Veen, hoewel zijn succesrijke carrière 56 jaar later nog steeds doorgaat.