tekst: Hans Knot
De woningbouwcorporatie Nijestee heeft voor de zomer van 2021 tientallen huurwoningen ‘energiezuinig’ gemaakt door een grote opknapbeurt alsook het – met toestemming van een deel van de huurders – aanbrengen van zonnepanelen. En in de periode juni tot en met augustus is door die bewoners aardig wat energie op die manier gewonnen en de jaarlijkse eindnota voor energie aardig in bedrag naar beneden gebracht. Zelf kan ik niet begrijpen dat andere buren, die ook huren, niet op het aanbod in zijn gegaan. De kou blijft veel langer buiten, de warmte blijft langer hangen en de isolatie is in deze huizen aangepast aan de normen van heden ten dage. Zonne energie lijkt te zijn van de laatste jaren. Keer op keer worden we ermee geconfronteerd. Maar toch kunnen we ruim 48 jaar terug in de tijd gaan toen al over zonne-energie werd gepraat.
Het was op 14 en 15 januari 1974 dat er een symposium werd gehouden op de Rijksuniversiteit Groningen, afdeling Technische Natuurkunde. Eén van de sprekers was prof. dr. ir. J.C. Francken, verbonden aan voornoemd instituut. Hij stelde onder meer dat bij het zoeken naar alternatieven van de toen beschikbare energiebronnen (inclusief kernenergie), de zonne-energiebronnen in directe of afgeleide vorm – zoals wind- en waterkracht voor de toekomst, de meest wenselijke en wellicht de enige mogelijkheid was voor ons om te overleven.
Francken stelde dit op het symposium over alternatieve energiebronnen in het universiteitscomplex in de Paddepoel, en wel op het huidige Zernikecomplex. Hij had ook een duidelijke mening over het gebruik van kerncentrales voor het opwekken van energie en dus het oplossen van energieproblemen. Hij noemde dergelijk gebruik uiterst dubieus. Het vormde een ernstige belasting voor het milieu en het gebruik zou zeker veel biologische schade gaan aanrichten, die op den duur tot een wereldcatastrofe zou kunnen leiden. Let wel ver voordat de eerste grote demonstraties tegen gebruik van kernenergie plaats vonden.
Zijn gedachtegang ging in januari 1974 nog veel verder vooruit want hij stelde dat wanneer de energieproductie jaarlijks met 4 tot 6 procent bleef toenemen, dat zou gaan betekenen dat over ongeveer 150 tot 160 jaar de geproduceerde energie 10 procent van de invallende zonne-energie zou zijn. En dat, volgens Francken, kon een vrij plotseling smelten van de ijskappen aan de polen veroorzaken. Maar het was zeer wel denkbaar dat voordien al onvoorziene klimaatveranderingen zouden optreden met evenzeer catastrofale gevolgen.
Hij rekende voor dat als het energieverbruik door zou gaan als in de mate van vóór de oliecrisis, we in het jaar 2000 maar één-derde van de nodige energie zouden hebben; ook al zouden er dan de grootst denkbare kerncentrales zijn. Met bevriezing van het verbruik, zoals in 1973 en 1974 gebeurde, zou er tijdens de eeuwwisseling net voldoende zijn. In de toenmalige oliecrisis zag prof. dr. ir. Francken een uiterst zwak, maar leerzaam voorbeeld van de dingen die ons bij energie-uitputting te wachten stonden.
Het symposium duurde twee dagen lang en had als titel: ‘De technologie van niet-conventionele energiebronnen’ meegekregen. Aan het symposium werd deelgenomen door een groot aantal deskundigen uit geheel Nederland. De inleidende lezing werd verzorgd door professor ir, C. Dacy Owens, destijds verbonden aan de Technische Hogeschool in Eindhoven. Er was aandacht voor het thema ‘de fysica van de zonnecellen en de toepassing daarvan voor energie op aarde.
Op de tweede dag was er ruime aandacht voor de eventuele toekomst van het inzetten van windenergie. Alle lezingen en discussies vonden plaats in een van de collegezalen van het WSN gebouw in De Paddepoel, hetgeen de afdelingen Wiskunde, Sterrenkunde en Natuurkunde huisvestte.
Concluderend was professor Francken met zijn manier van denken heel duidelijk jaren vooruit met ons te wijzen op het zuinig omgaan met energie. Professor Francken was destijds de allereerste hoogleraar bij het instituut voor Technische Natuurkunde. Aan de universiteit Groningen was hij 22 jaar als hoogleraar verbonden.