tekst: Hans Knot
In herinnering ga ik terug naar het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Radio was – als het ging om de commerciële stations actief vanaf internationale wateren – glorieus. Hilversum 3, dat 6 jaar eerder was opgezet als eventuele concurrent van de zeezenders, liep nog lang niet zo soepel als de bedoeling was geweest. Diverse radiomakers haalden niet alleen het geld uit hun loonzakje van hun eerste werkgever maar wisten ook, via een ‘ bijbaantje’ wat commercieel denken was. Hetzelfde was ook van toepassing op een aantal artiesten dat bijvoorbeeld een tophit had gescoord.
Daar was bijvoorbeeld de toen achtentwintigjarige Rob Out, die in de vijf jaar dat hij bij Radio Veronica terug was – hij was tijdelijk ondermeer bij het REM eiland project actief geweest – voor velen de bekendste en populairste deejay van Radio Veronica geworden. In die tijd had hij al tal van nevenactiviteiten. Zo was hij al vijf jaren eigenaar van een eigen platenzaak in de Amsterdamse Kinkerstraat en was er ook een filiaal in Zaandam. Daarnaast pikte hij ook de nodige guldens mee uit de kledingindustrie nadat hij in 1969 in Amsterdam Boetiek Rob Out had geopend en daarna in Laren ‘Rob Outs Twotiek’.
Destijds wilde Rob Out een verslaggever van de Gemeenschappelijke Persdienst wel ter woord staan aangaande zijn bijverdiensten: ‘Ach, een mens moet toch iets doen, en toen ik net bij Radio Veronica kwam had ik daar nog lang geen dagtaak aan. Ik interesseerde me enorm voor platen en het lag dus voor de hand om een platenzaak te beginnen. Aan die klerentoestand doe ik niet zoveel, daar weet ik eerlijk gezegd ook heel erg weinig van af.’
Het bleek trouwens dat het kledinggebeuren in samenwerking met Will Luikinga werd verricht. De in- en verkoop werd door hen aan deskundige vrouwen overgelaten. In het begin van deze handel waren er nogal wat bezoekers die om een handtekening van de bekende deejay kwamen. Vaak misten ze de boot omdat Rob Out er gewoon niet was en het leek of hij alleen zijn naam aan de Boetiek had gegeven. Op een later moment lieten de handtekeningenjagers het afweten.
Hoewel Rob Out het in die tijd erg druk had bij Radio Veronica — niet alleen als deejay maar ook als programmaleider met eigen parkeerplek – kwam hij geregeld in de platenzaken langs. “Zaterdagsmiddags ben ik altijd wel in de Amsterdamse zaak te vinden. Het is leuk om contact met de mensen te hebben. Het aantrekkelijke van de combinatie discjockey-zakenman is, dat je niet vast raakt in het muziekwereldje. Daar zou ik anders gewoon in verzanden. Ik geloof zeker dat ik organisatietalenten heb, en die kan ik in al deze werkzaamheden ten volle ontplooien."
Maar er waren ook de nodige artiesten die er een bijverdienste bij hadden om meer inkomen te vergaren, zoals de voormalige basgitarist en tweede zanger van de Motions, Henk Smitskamp. Hij zat in dezelfde leeftijd (28) als Rob Out en stelde dat hij een zwerver in de popbusiness was geworden. Hij begon in 1959 bij Willy and The Giants; later speelde hij drie jaar bij de Motions, waar hij alle hits van deze Haagse formatie daadwerkelijk beleefde. Vervolgens nam hij enige tijd rust door in After Tea te stappen, waar ook de ex-leadzanger van de Golden Earring actief was.
Het was van korte duur want in 1968 was hij tijdelijk invaller bij de Sandy Coast en volgden nog de nodige andere groepen waar hij werkte, zoals The Haigs, Chapter Two en werd hij basgitarist bij Livin’ Blues, waar hij ook weer de bloeiperiode van deze groep meemaakte. Ook werkte hij ruim een jaar voor het boekingskantoor van Paul Acket. Begin 1971 besloot hij weer echt de muziek in te gaan. Half februari 1971 kwam bij de platenmaatschappij Polydor de single ‘True Love that’s a wonder’ van The Sandy Coast uit en hoopte hij op een echte doorbraak van deze formatie.
Smitkamp had het geld dan ook wel nodig want stelde hij destijds: “Ik ben getrouwd en heb twee zoontjes. Dat is een hele verantwoordelijkheid. Die baan neem ik er voor de sociale zekerheid bij." Maar niet veel later vertrok Smitkamp bij het bureau omdat Acket het hem verbood na kantooruren op te treden. Ongeveer tegelijkertijd werden nog vier werknemers aan de kant gezet omdat het simpelweg niet meer zo goed ging met het organisatiebureau.
Een ander voorbeeld destijds was de toen 25-jarige Herman van Veen, die niet alleen cabaretier was maar ook al drie jaar onbekende artiesten coachte via zijn productiebureau ‘Harlekijn Holland’ en dus een tweede bron van inkomsten had. Maar niet hij alleen want omdat hij bijna al zijn tijd in zijn eigen loopbaan stak nam hij een aantal medewerkers in dienst voor de begeleiding van de opkomende artiesten. Een derde bron van inkomsten, om rond te kunnen komen, haalde Herman van Veen destijds uit zijn taken als regisseur van een kindermusical.
De inmiddels 76-jarige en nog steeds actieve jazzsaxofonist Hans Dulfer verdiende destijds vooral zijn geld met de verkoop van auto’s. Voor een grote dealer verkocht hij Opels aan particulieren en kocht zelfstandig occasions in. Als aanvulling op dit inkomen maakte Dulfer muziek. Anno 2015 heeft hij een enorme populariteit, vooral in Japan, maar in 1971 was hij nog niet zo overtuigd van zichzelf: “Auto's verkopen doe ik niet uit louter sociale zekerheid want ik geloof dat ik het in de muziek ook wel zou redden. Maar ik vind dat ik ook niet goed genoeg ben om van mijn hobby mijn beroep te maken.”
Nog even terug naar De Haag want vier jaar lang had Frans Krassenburg, in 1971 26 jaar, bij de popgroep Golden Earring gezeten alvorens hij er in 1968 uitstapte. Er waren tal van meningsverschillen en er kwamen steeds meer verschillende ideeën hoe verder te gaan met de groep, hetgeen voor Krassenburg de reden was om op te stappen. Frans zong alleen bij de groep en zijn opvolger, Barry Hay, had de voorkeur daar hij ook nog eens gitaar speelde.
Frans Krassenburg ging vervolgens bij Paul Acket zijn organisatiekantoor werken en hij was daar sinds 1968 vertegenwoordiger in popgroepen en sjouwde de Nederlandse zaaleigenaren af met in zijn koffer de agenda's van vrijwel alle Nederlandse formaties. Hij was daar redelijk succesvol mee maar miste in 1971 toch het contact met het publiek. Hij stelde dan wel dat hij vrij nuchter van de ene naar de andere dag leefde en het nadeel had dat hij zich als zanger niet totaal kon uitleven op de bühne.
Toch besloot hij weer een plaatje te gaan opnemen en weer een kleine beetje van het artiestenleven te gaan genieten en natuurlijk wat extra geld te genereren. Veel zaaleigenaren kenden hem nog en vroegen wanneer hij weer eens een plaat maakte. Wel kondigde Frans aan niet al te veel optredens te doen daar hij ruimte wilde geven aan zijn gezin. Krassenburg destijds: “Muziek is voor mij altijd een hobby geweest. Dat goede salaris is meegenomen maar op een gegeven moment is het niet meer met je privéleven te combineren. Ik had maanden dat er dertig keer moest worden opgetreden.”