tekst: Hans Knot
De duizenden televisieantennes, die in de binnenstad van elke stad in 1971 nog steeds op de daken stonden, waren voor veel liefhebbers van stedelijk schoon een bron van grote ergernis. Zij vonden de antennes ‘lelijke harken’ die het stadsbeeld in hoge mate ontsierden. Rond die tijd verdween er af en toe een ‘hark’ van de daken – al dan niet door stormachtig weer als oorzaak. Maar er waren meer mogelijkheden om de antennes te laten verdwijnen, zoals in de Martinistad Groningen.
Ambtenaren van de gemeente Groningen oriënteerden zich namelijk over het aanleggen van een centrale antenne-inrichting, waarop alle televisies en radiotoestellen zouden kunnen worden aangesloten. Bovendien hadden rond die tijd zowel de leden van de Tweede en Eerste Kamer een wetsontwerp aangenomen, waardoor het mogelijk werd van overheidswege een Centraal Antennes Systeem (CAS) voor het gehele land in te voeren.
Verschillende grote en middelgrote gemeenten in Nederland waren al druk bezig met de invoering van een centrale antenne-inrichting. Het Groninger college van B. en W. stelde in de wekelijkse vergadering begin maart 1971 met deze ontwikkelingen niet te willen achterblijven. Aan de toenmalige wethouder drs. M. J. van den Berg werd opgedragen zich over de eventuele realisering van een dergelijk systeem in de stad Groningen te gaan beraden.
Hij had klaarblijkelijk gerekend op deze opdracht, immers zat het onderwerp in zijn portefeuille, want hij gaf staande de vergadering, zijn eerste aanzet: “Die harken op de daken ontsieren het stadsbeeld en moeten eigenlijk verdwijnen. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit te bewerkstelligen. In de nieuwe stadswijken wordt het ontvangen van radio- en televisiesignalen al door het gebruik van centrale antennes, gedaan.” Van den Berg doelde hierbij op de drie wijken die toen al grotendeels waren afgebouwd: Selwerd, Paddepoel en Vinkhuizen. “Voor de binnenstad bestaan er meerdere manieren en uiteraard is ook nog de landelijke ontwikkeling met het Centrale Antennesysteem gaande.”
Volgens de toenmalige versie van de omroepwet waren er twee mogelijkheden een systeem voor de stad Groningen in te stellen. De eerste was dat het gebeurde onder supervisie van de NOS, en de tweede dat de steden een en ander zelfstandig tot ontwikkeling zouden brengen. Aan de toekomst voor de regionale omroep RONO, een voorganger van RTV Noord, had de wethouder ook gedacht: “Er liggen bij een centrale antenne-inrichting mogelijkheden voor regionale televisie, maar daarover moet ik mij nog verder oriënteren.” Het duurde echter nog 24 jaar alvorens er echt sprake kon zijn van regionale televisie voor de provincie Groningen want in 1995 werd de naam van Radio Noord veranderd in RTV Noord.
Ook de stedenbouwkundige adviesraad hield zich in die tijd bezig met de bestrijding van de antennes. Zo gaf dhr. J. H. Zeeven, lid van die adviesraad, in een interview in het Nieuwsblad van het Noorden zijn mening over het antenneoerwoud. “De bedoeling van ons is om de burgerij in te schakelen bij het verfraaien van het stadsbeeld. We moeten van die verrekte rare dingen op de daken af. Antennes, die niet nodig zijn kunnen gemakkelijk verwijderd worden, als mensen in een bepaalde buurt maar zouden samenwerken. Wanneer door de gemeente een centrale antenne- inrichting voor de hele stad zou worden ingesteld, zijn we natuurlijk helemaal klaar.”
Maar het ging allemaal minder snel dan verwacht want de regelgeving in ons land had destijds de nodige beperkingen voor het verspreiden van radio- en televisiesignalen. Vanaf 1970 kon dan wel een machtiging worden aangevraagd voor de aanleg en exploitatie van een gemeenschappelijke antenne-inrichting, de zogenaamde GAI. Dit betekende een kabelnetwerk bestemd voor een kleine groep woningen. Ook was het mogelijk vergunning te verkrijgen voor de aanleg en exploitatie van een centrale antenne-inrichting, een kabelnetwerk bestemd voor wijken, plaatsen of hele gemeenten, de zogenaamde CAI.
Een dergelijke machtiging kon verkregen worden als aan technische en administratieve voorwaarden werd voldaan. Een GAI mocht in principe niet groter zijn dan 100 aansluitingen en na het kruisen van een weg mocht het signaal niet meer worden versterkt. Een CAI was beperkt tot de gemeentegrens. Gedurende de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw werden in vrijwel alle gemeenten een of meer kabelnetten aangelegd; maar per aansluitgebied werd slechts één machtiging aan een woningcorporatie of bedrijf verleend. Geleidelijk aan kwamen de kabelnetten in exploitatie bij gemeentelijke diensten. Vaak kwam dat omdat woningcorporaties de rechten voor hun GAI overdroegen aan de gemeente waarin de coöperatie actief was. Later werden de regels verruimd en mochten de kabelnetten van gemeenten worden gekoppeld en konden ze samen van één ontvangstation gebruikmaken.
In Groningen werd voorzichtig het kabelnet opgezet en toen jaren later de lokale radio eindelijk op 12 november 1984 via de kabel van start ging dienden de vrijwillige medewerkers ook nog maar eens af te wachten of er luisteraars waren die afstemden op de programma’s. Het geval was dat de schrijver van deze rubriek de eerste presentator was in de ochtend en het luisterpubliek herinnerde aan het gegeven dat de uitzendingen werden verzorgd via het informatiekanaal van de televisie van het kabelnetwerk in Groningen. Het zou nog maanden duren alvorens het signaal via de kabelradio was te ontvangen. De programma’s werden verzorgd vanuit een voormalig schoolgebouw aan de Donderslaan in Groningen waarbij een deel van Radio Stad voornamelijk muziekprogramma’s waren maar ook aandacht werd besteed aan actualiteiten en er tevens programma’s waren voor minderheden. Daarover een andere keer meer.