De eerste schaatswedstrijden voor vrouwen

tekst: Hans Knot

Soms heb ik het idee dat wij Nederlanders overvoed worden met allerlei schaatswedstrijden, die gedurende het gehele winterseizoen waar dan ook ter wereld worden verreden, en vooral via de televisie worden getoond omdat de Nederlanders eigenlijk altijd wel succesvol zijn. Wedstrijden die regelmatig worden onderbroken door dweilpauzes die vervolgens ruimte geven aan beschouwingen van de centrale presentatrice en wijsgeren op het gebied van de schaatssport.

Zo nu en dan is er zelfs ruimte voor een, al dan niet opgeblazen, schandaaltje. Wat was het vroeger toch anders, bijvoorbeeld in de jaren zestig van de vorige eeuw. We hadden nauwelijks rechtstreekse uitzendingen en kregen af en toe een beeldverslag, in zwart-wit, te zien. Sommige grote toernooien werden afgelast omdat het weer tegen zat. Immers werden de toernooien allemaal gereden op de buitenbanen.

Ook vroeger, ver voor de tijd van de introductie van radio en televisie, was er al sprake van kleine en grote schandalen maar duurde het veel langer voordat een dergelijk schandaal tot het publiek kwam via verslaggeving in de kranten. Het betrof winterse perikelen rond het schaatsen, een sportieve onderneming die ook voor vrouwen was toegestaan, echter onbekend in wedstrijdverband.

Gravure naar A. van der Poort door J.E. Marcus van de eerste schaatswedstrijd voor vrouwen op 1 en 2 februari 1805 ( \uit Atlas van Stolk, Rotterdam)

Toen voor 1 en 2 februari in 1805 wedstrijden hardrijden op de schaats voor vrouwen waren uitgeschreven, te houden op een van de stadsgrachten in Leeuwarden, werd dit als schandalig, ongehoord en onbegrijpelijk omschreven. Gelukkig trokken de vrouwen zich niets van al het commentaar aan en verschenen er uit geheel Friesland liefst 130 vrouwen aan de start. Vergeet niet dat transport per auto en trein nog niet mogelijk was. En ook toeschouwers waren er op die dagen volop. De journalist van de lokale krant schreef niet alleen over toeschouwers maar ook over gluurders die op de wedstrijd afkwamen, immers was dit nooit eerder in ons land vertoond.

Uiteindelijk zou de 20-jarige Trijntje Pieters, afkomstig uit Poppingawier, de eerste prijs winnen. Het werd een gouden oorijzer ter waarde van f 105,--. Let wel het was 1805. De 16-jarige Janke Wijbes uit Damwoude kreeg een streng zwarte kralen ter waarde van f 31.— voor het behalen van de tweede plaats. Er werd een afvalsysteem gehanteerd waarbij steeds twee schaatssters het tegen elkaar dienden op te nemen op de baan van 38 koningsroeden (ongeveer 140 meter), waar – zo werd vermeld – een vrouw met zijwind dertien seconden over deed. Toen de duisternis inviel, was de strijd nog niet gestreden en daarom werd de wedstrijd de volgende dag voortgezet. Dit betekende dat de meeste vrouwen op de schaats naar huis reden en de volgende ochtend in de vroege uren terug kwamen naar Leeuwarden, ook al woonden zij op verre afstand. Vier jaren later volgde een tweede wedstrijd.

In 1968 verscheen van de pen van A.M. Meijerman het boekje ‘Hollandse Winters’ waarin een aantal schokkende passages vermeld staan en wat een duidelijke indruk geeft hoe ‘geschokt’ men wel was in 1805. ‘Welk eene onbedachtzaamheid, ontbloot van alle gevoel de zwakkere kunne tot zulk een moordend spel op te winden, door blinkend goud en sieraden hen hiertoe te verlokken.’ Men meende dat het geen pas gaf dat een vrouw zich op de ijsbaan van haar bovenkleren ontdeed. ‘Er waren vrouwen, die aan de startstreep in de handen spuwden en anderen die op het heetst van de strijd zelfs ook hun korte rok nog uittrokken.

Gedurende de negentiende eeuw bleven de kritieken trouwens aanhouden op alle wedstrijden op het ijs waaraan vrouwen meededen. Gek genoeg waren er ook wedstrijden voor paren, waar geen bezwaren tegen werden geuit. Pas in 1915 werd het schaatsen voor vrouwen gewaardeerd en verscheen men met een wit tricot en de dames in een kort rokje, de eerste kostuums die op ijswedstrijden waren afgestemd.