tekst: Hans Knot
Menig toekomstig echtpaar in de Martinistad Groningen is in de vorige eeuw getrouwd met gebruik van koetsjes van de Stichting Noord Nederlandse Stalhouderij uit Groningen. Toekomstig bruid en bruidegom gingen dan in de voorste koets vanaf het huis van de bruid richting Stadshuis op de Grote Markt in Groningen waarbij de aankomst van een rij koetsjes altijd veel bekijks had.
Koetsjes waren er ook altijd aanwezig wanneer het Ontzet van Groningen jaarlijks werd gevierd op 28 augustus of wanneer het Koninginnedag was. Het bestuur van Oranjevereniging, dat zich altijd inzet voor organisatie van de viering van deze feesten voor de Groningers, laat zich dan graag door middel van één of meerdere koetsen verplaatsen maar de koetsen zijn ook te zien wanneer de jaarlijkse meikermis wordt geopend, waarbij ook een aantal bestuurders van de studentenverenigingen aanwezig is.
Een foto, die ik terug vond in het archief van de ziekenomroep Studio 73 en beschikbaar werd gesteld door de maker Sjors Visscher, brengt ons naar slechtere tijden voor de Stichting. Dan heb ik het over de zomer van 1975. Het tekort van de stalhouderij was in de daaraan voorafgaande jaren opgelopen tot meer dan ƒ60.000,-. De stalhouderij die nooit overheidssteun had gekregen, kampte tevens met een verminderde belangstelling voor de koetsen. Daar kwam bij dat het gerij nodig aan onderhoud toe was. Ook daarvoor was niet voldoende geld.
Besloten werd een tocht naar Den Haag, per koets, te gaan maken. Een best lange tocht waarbij de personen werden uitgeleid door Harm Buiter, van 1971 tot 1985 burgemeester van Groningen. Op de Grote Markt vertrokken op de bok secretaris van de stichting, Jaap Stienstra, terwijl tevens de toenmalige stalhouder Van Bergen op die wijze vanuit Groningen vertrok. In de koets werd plaats genomen door dhr. Swartsenberg. Op de foto zien we geheel rechts Rob Bakker, medewerker van de ziekenomroep van het toenmalige RKZ, Studio 73.
Enkele dagen later werd bekend dat de besprekingen, die het drietal in Den Haag had gevoerd op het ministerie van CRM met de toenmalige staatssecretaris W. Meijer, geen succes had opgeleverd en dat vanuit het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk geen subsidietoezegging verwacht kon worden. Het bleek dat er door voornoemd ministerie in het algemeen geen roerende goederen subsidieerde. Als een vergelijk werd genoemd dat organisaties die stoomtrams proberen te redden bijvoorbeeld ook nooit met succes hadden aangeklopt bij CRM. Toch dient vermeld te worden dat de Stichting Noord Nederlandse Stalhouderij Groningen wel financieel ondersteund werd door de Gemeente Groningen als wel vanuit de Provinciale Staten.
Wel kreeg het bestuur van de stichting in de week na de bespreking per post een aantal suggesties vanuit het ministerie van CRM, waarbij onder meer werd gesteld dat een financieel haalbare situaties zeker mogelijk zou zijn als aan een aantal voorwaarden kon worden voldaan, waaronder inkrimping van het aantal rijtuigen en dus ook herziening van het paardenbestand binnen de stalhouderij. Ook werd voorgesteld vanuit het ministerie na te denken over het eventueel inschakelen van het Sociaal Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. Van daaruit kon een onderzoek worden opgestart naar het reilen en zeilen van de stichting.
Op 10 februari 1976 verscheen er in het Nieuwsblad van het Noorden het bericht dat Stalhouder P. van Bergen van de Noord Nederlandse stalhouderij in Groningen, in april zijn paarden zou gaan verkopen. Dat betekende vrijwel zeker het einde van de laatste stalhouderij die de stad Groningen nog kende.
‘Wat met de 24 koetsen zal gebeuren, is nog niet bekend. Die zijn eigendom van de Stichting Noord Nederlandse Stalhouderij, die het afgelopen jaar tal van pogingen in het werk gesteld heeft de stalhouderij van de ondergang te redden. Er is geen geld voor het hoognodige onderhoud van de koetsen terwijl stalhouder Van Bergen er steeds meer geld bij moest leggen.
Het bestuur reed vorig jaar per koets naar Den Haag om bij de staatssecretaris van CRM, een subsidie te bepleiten. Verder is geprobeerd de stalhouder een uitkering via de gemeentelijke sociale dienst te verlenen, in het kader van de uitstervende beroepen.’
Ook werd er aan toegevoegd dat een onderzoek, uitgevoerd door het centraal instituut voor het midden- en kleinbedrijf, een negatief advies op leverde. Dat was de doorslag voor stalhouder Van Bergen geweest om te beslissen ermee op te houden. En dus zou het na Pasen 1976 niet meer mogelijk zijn per koets naar het Stadshuis te worden gebracht laat staan naar een laatste rustplaats.
En dan werd het 6 april 1976 en was er meer positiever nieuws te vermelden, want de Stichting Noord Nederlandse Stalhouderij kwam met het goede bericht naar buiten met dat men een nieuwe stalhouder had gevonden om de koetsen weer te laten rijden in Groot Groningen. Met ingang van 15 april 1976 werd de heer J. Kuipers met eigen paarden en tuigage stalhouder en kon hij zich de laatste stalhouder in Nederland noemen, die nog geheel onafhankelijk werkte.
En Kuipers was begin 2019 nog steeds actief want RTV Noord meldde die maand dat in zijn rijke loopbaan de koetsier en stalhouder tal van beroemde personen rond reed. De Stalhouderij bestond onder zijn hoede dan ook al meer dan veertig jaar en als 92-jarige was hij nog steeds actief. Samen met zijn vrouw woonde hij nog naast de stalhouderij aan de Friessestraatweg in Groningen.
Kijk en luister hier naar de special rond Kuipers:
https://www.rtvnoord.nl/nieuws/205627/Als-ik-op-mijn-koets-zit-voel-ik-me-weer-veertig