Driejarig bestaan Veronica en dus ook meer publiciteit

tekst: Hans Knot

In deze nostalgische column ga ik ver terug in de tijd. In de maand april 1963 was het drie jaar geleden dat Veronica voor het eerst in de ether was gekomen en in de weken vooraf werd er in tal van kranten andermaal positief bericht over de activiteiten van het radiostation. Aangenomen mag worden dat de journalisten, die Veronica destijds in het zonnetje hebben gezet, dit hebben gedaan op uitnodiging van de leiding van Radio Veronica. Allereerst maar eens naar de ‘Haagse Post’ van 13 april 1963 waarin het platenteam werd voorgesteld onder leiding van de toen 32-jarige Tony Vos: “Het is mijn taak onze tijd zo goed mogelijk te verkopen aan de sponsors. Dat betekent dat we onze programma’s zodanig aanpassen aan de smaak van het publiek, dat heel het land binnen een half uur iets naar zijn zin heeft kunnen beluisteren. Nu, dat doen we niet, want dat is godsonmogelijk.”

Vos ging in de tijd vooral door het leven als een bekend jazzmusicus en smalend werd onder de jazzliefhebbers wel gesteld dat Tony Vos ‘de Zangeres Zonder Naam’ mocht opzetten op de draaitafels van Radio Veronica. Vos: ‘De persoonlijke voorkeur geldt niet meer als je hier de voordeur achter je hebt dichtgeslagen.’ Bij de studio van Veronica werden in die dagen gemiddeld 500 brieven per besteldag door de PTT afgeleverd. In de ochtenduren werden deze gesorteerd door een gepensioneerde zeeman, die ‘Oom Piet’ door het personeel werd genoemd. Daarna bracht hij ze naar de diverse platendraaiers, die ervan overtuigd waren dat ze met hun populariteit die van de zuilen zouden gaan overtreffen. ‘De Haagsche Post’: ‘Wat de jongeren betreft werd daarvan het sprekend bewijs geleverd door populariteitsverkiezingen, waarin de eerste drie plaatsen werden ingenomen door Veronica programma’s, al komen we nog steeds protesten tegen, daar storende reclame 10 tot 15% van de zendtijd is.’

Programmering augustus 1963 (Klik op afbeelding voor groot formaat)

Tineke vragende over de luisterpost stelde ze triomfantelijk: “We komen deze maand óók aan de miljoenste brief van de luisteraars toe”. Er werd ook door steeds meer grotere en bekende bedrijven gebruikt gemaakt voor het kopen van de reclamezendtijd op het station, waarvan een groot deel in die dagen werd opgenomen, al dan niet in een gesponsord programma, bij het Productiebedrijf van Benny Vreden, dat gevestigd was in Loosdrecht. Vreden in ‘de Haagsche Post’: “Wij zijn eigenlijk een muzikaal reclamebureau, we specialiseren ons dus op de jingles, waarmee de programma’s beginnen en eindigen. We gaan praten met het bureau of het bedrijf dat ons de opdracht gaf, en dan proberen we onze programma’s zoveel mogelijk aan de bestaande campagnes aan te passen.” Vreden’s jingles en commercials, destijds tot stand gekomen met behulp van lang niet altijd freelancers, gezien ook een groot deel van de medewerkenden in vaste dienst was bij één van de omroepen, deelden hun bekendheid met andere reclamespots gemaakt door onder meer het productiebedrijf van Thijs Chanowski.

De journalist van de ‘Haagse Post’ eindigde tot slot met informatie rond de toen 22-jarige dienstplichtige soldaat 41.01.07.193, die het 3 jarig bestaan niet kon meemaken wegens dienstplicht: “Ik moet poetsen, ik zou liever de plaat poetsen.” Afsluitend schreef dezelfde journalist dat Joost de Draayer inmiddels een historisch document aan het schrijven was met als titel: ‘Het logboek van een piraat’, met als ondertitel: ‘de avonturen van een niet zeewaardig mens’. Na zijn diensttijd gaat hij, ook al gesponsord, naar New York om reclamepsychologie te studeren. Hij hoopt hier terug te keren als commerciële televisie een feit is.’

Een ander uitgebreid artikel verscheen op zaterdag 27 april 1963 van de pen van Han J.A. Hansen, in ‘de Volkskrant’, waarbij de kop voorlopig alles zeggend was voor het station: ‘Radio Veronica buiten schot van dit kabinet.’ Het bleek dat de voorlopige conclusies van de departementale juristen zouden blijven liggen totdat een volgende regering aan de macht was. Minister Korthals, destijds verantwoordelijk voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, had in december 1962 aan de Tweede Kamer meegedeeld dat wettelijke maatregelen tegen Radio Veronica in voorbereiding waren. De juridische problemen waren echter te ingewikkeld gebleken om een waterdichte regeling te construeren voor een direct en effectief ingrijpen tegen exterritoriale radiostations. En dus hadden de deskundigen de regering geadviseerd te wachten, want een aanpassing van een wetsbepaling, waarbij het exploiteren van zendinrichtingen, ook buiten het eigen grondgebied, diende te worden getoetst aan internationale afspraken als wel er dan ook tegelijkertijd een wijziging van het Wetboek van Strafrecht diende te worden geregeld. ‘De Volkskrant’: ‘Op het ministerie van Justitie is men al tijden doende om het wetboek op dat punt te laten aanvullen, onafhankelijk van een eventuele regeling tegen de piratenzenders.’

Verder ging men in op de goede handelshanden van Dirk Verweij en zijn broeders, bijgestaan door een aantal aandeelhouders: ‘Zijn eigen vistuig in de ethergolven zorgde voor een rijke buit. De laatste jaren maakt Radio Veronica, naar verluidt, een omzet van ongeveer 8 ton per maand met de verkoop van zendtijd. Het aanvankelijke gokje van de Hilversumse kousenhandelaar groeide uit tot een formidabele onderneming. Fiscaal voldoet hij aan de verplichtingen. De totale exploitatiekosten worden geschat op ongeveer 60.000 gulden per maand. Ingewijden zeggen, dat de aandeelhouders jaarlijks acht maal hun geïnvesteerde kapitaaltje kunnen opstrijken.’

De journalist van ‘de Volkskrant’ vroeg zich af waarom er dan geen wetsvoorstel werd gemaakt, waarin opgenomen dat het bedrijven van activiteiten aan land voor een zeezender strafbaar kon worden gemaakt. Immers wist iedereen dat de programma’s in Hilversum werden opgenomen en werd weids in krantenartikelen gesproken hoe de bevoorrading vanuit de haven van Scheveningen plaatsvond. ‘Ingrijpen aan die zijlijn zou een spaak kunnen betekenen aan het Veronicawiel.’ Hij had zijn contacten in Den Haag daarover vragen gesteld maar kreeg een ontkenning te horen: ‘Voor het algemene rechtsgevoel zou het een onbevredigende en kromme redenering zijn als men zou zeggen: “Ik kan niet rechtstreeks ingrijpen, daarom pak ik haar maar van een zijlijn.” Dat zou het beginsel van een behoorlijke rechtstoepassing ernstig aantasten.’ Een volgende keer meer over dit onderwerp.