Een Chinese begrafenis in Groningen

Chinees Shanghai [archief De Groningse Fotodoos]

tekt: Hans Knot

25 Januari 1977 waren honderden Chinezen uit geheel Europa in Groningen aanwezig om afscheid te nemen van de overleden nestor van de Chinese gemeenschap in Nederland, de heer To Sa Kao. Ze begeleidden hem naar zijn laatste rustplaats op de begraafplaats Selwerderhof in Groningen.

In de dagen vooraf hadden al de nodige artikelen in de kranten gestaan over Sa Koa zijn krachtig leiderschap onder de Chinese bevolking in ons land. Er werden dan ook vele Chinezen bij zijn afscheid verwacht. De tocht werd begonnen op de Grote Markt in Groningen, waar hij al jarenlang het Chinese restaurant, Hong Kong, leidde. Achter de lijkwagen, waaraan een krans met een portret van de Sa Kao, volgden liefst vijf auto’s met bloemen. De totale lijkstoet bestond uit zeker zestig auto's en was daarmee een van de langste die Groningen tot op dat moment gekend heeft.

Persoonlijk was ik behoorlijk onder de indruk de stoet voorbij zien te komen. Er dient een goede organisatie aan vooraf te zijn gegaan. Niet alleen de volgauto’s waren er te zien, maar ook veel politie, zowel op motoren als in auto’s, met als doel een goede tocht richting de wijk Selwerd, waar aan het einde van de Iepenlaan het kerkhof is gelegen, te hebben. Op verschillende kruispunten werd het verkeer stilgezet om een goede doorgang te kunnen waarborgen. En toch, zo las men de volgende dag in de krant, was de enorme stoet op verschillende plekken vastgelopen.

In het Nieuwsblad van het Noorden was een verslag van het afscheid te lezen, geschreven door Dick Dalmolen. Hij was aanwezig op het Selwerderhof en constateerde dat er slechts één spreker was, de 76-jarige Koo Yang Chun Pu. ‘Hij stond naast de baar van zijn neef To Sa Kao, die vorige week op 64-jarige leeftijd stierf. Op de voorste rij in de aula zat mevrouw M. Kao-Van der Meulen (de weduwe) met aan weerszijden de kinderen Wako, Wachou, beiden met aanhang, Lako en Jinchou. Er vloeiden geen tranen maar toch is het verdriet tastbaar.’

Koo vertelde, dat hij en zijn lieve neef vele jaren geleden uit China naar Nederland waren gekomen. En toen hij zich richtte naar de opgebaarde voegde hij er aan toe: “U was in Groningen een hele bekende. Niet slechte, maar U had een goede naam. U heeft vele mensen geholpen."

Dalmolen wist ook te melden dat tot aan de dag van de begrafenis in het uitvaartcentrum aan de Nieuwe Boteringestraat voor liefst f 25.000,-- aan bloemstukken was geteld. Uit geheel Nederland en Europa waren belangstellenden verschenen voor de begrafenis van de Chinese ‘godfather’. Op het bordes van het restaurant lag een grote krans met een uitvergroot portret van de overleden Kao.

De Chinese begrafenisstoet [archief De Groningse Fotodoos]

Een groot mens, die ruim veertig jaar eerder vanuit China kwam en hier een imperium had opgebouwd. Zo was hij in de beginjaren in Nederland actief in Den Haag en omgeving waar hij een toko begon, totaal nieuw voor ons land maar voor de daar veel wonende Indonesiërs een welkome openbaring dat hun gedachten terugbracht naar hun oude vaderland. Ook heeft Kao daar, hoewel met veel moeite, een fabriek opgezet, waarin op grote schaal bami kon worden gefabriceerd. Opzienbarend dat hij daarvoor koos aangezien hij een opleiding had gepland voor weg- en waterbouwkunde.

Het was in het begin van de jaren vijftig dat Kao naar Groningen verhuisde en dus, zoals gesteld, het eerste Chinese restaurant er opende en wel Shang Hai aan de Carolieweg. Later opende hij Chinees Restaurant Hong Kong op de hoek van de Grote Markt en de Gelkingstraat. Als ik in de middaguren in de jaren zeventig per fiets de Gelkingestraat in reed zag ik hem met regelmaat op het terras van het restaurant de bewegingen op de Grote Markt te beschouwen. Klein van stuk maar volop aanwezig. Midden jaren 70 van de vorige eeuw had de familie van Kao zo’n honderd Chinese restaurants in handen.

In het Nieuwsblad van het Noorden vertelde zijn oudste zoon Wako na zijn overlijden, dat iedereen, die hulp nodig had, bij zijn vader terecht kon. Waar het om ging maakte niet uit, zijn vader ging altijd op zijn gevoel af. Kao was dus het middelpunt van vooral de oude Chinese gemeenschap. Andermaal zijn oudste zoon Wako: “Hij verzorgde alles voor de Chinezen bij de autoriteiten: van een vestigingsvergunning tot een WAO-aanvraag. Hij kreeg ook alles gedaan. En daar kwam geen geld aan te pas, zoals je leest over Chinezen, die in Amsterdam politiemensen omkopen".

In het artikel werd benadrukt dat de illegale activiteiten destijds vooral werden gepleegd door Chinezen afkomstig uit Singapore en Hong Kong. De Chinezen uit de Volksrepubliek China stelden niets met al die illegale zaken te maken hebben. Dalmolen stelde wel dat de oude Chinezen zich aan het gokken bezondigden. Maar die gokhuisjes waren opgezet als sociale instellingen. Van de winst kregen Chinezen, die dit nodig hadden, onderdak en voedsel.

In verband met het gokken kwam nog even de geheimzinnige zelfmoord van een Chinees — hij sprong van het dak van het restaurant Hongkong — ter sprake. Wako: “We zijn er niet achter gekomen wat er precies aan de hand was, vermoedelijk was het een kwestie van heimwee."

Kao is zeker rijk geworden in Groningen. Hij bleef echter eenvoudig wonen in de Prinsenstraat, anderen profiteerden meer van zijn rijkdom. Ook de familie in China. Andermaal Dalmolen in zijn herinneringen in de krant: ‘In Chekiang (het restaurant in de Carolieweg is er naar genoemd) liet Kao een groot huis bouwen voor zijn verwanten. Elk jaar maakte hij geld over, genoeg voor het onderhoud van een stuk of veertig familieleden. In 1965 is Kao nog eens terug geweest naar zijn geboortegrond. De autoriteiten onthaalden hem vorstelijk, er zat zelfs een diner met de grote Mao aan vast.

Tot op zijn laatste dag was Kao bezig geweest met het zakendoen en het oplossen van problemen van anderen. Hij lag in het hartbewakingscentrum van het Academisch Ziekenhuis met de telefoon naast zich. Wako: “Het was verschrikkelijk. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat stonden ze aan zijn bed. De dokters lieten het maar toe, omdat mijn vader zich anders nog meer zou opwinden. Ik heb hem niet eens meer kunnen spreken, alleen maar dag kunnen zeggen, zo druk was het." Een opmerkelijk afscheid in Groningen in 1977.