tekst: Hans Knot
Anno 2022 is het voor velen, vooral de oudere inwoners van onze wijken, een grote vraag waarom de gemeente Groningen, na de invoering van het betaald parkeren, er zo weinig betaalautomaten ten bate van de parkeergelden in de wijken liet plaatsen. Maar veel te gemakkelijk wordt voorbijgegaan aan het gegeven dat de oudere inwoners toch ook bezoek ontvangen van vrienden en familieleden. De afstand tussen een parkeerbetaalautomaat en het te bezoeken huis is voor hen soms te ver weg.
Het zal je maar gebeuren dat je al ‘schuifelend’ onderweg bent voor betaling en ondertussen rijdt er een auto van de dienst ‘handhaving’ door de wijk. Nee, een duidelijke denkfout op gemeentelijk niveau ervan uit te gaan dat ook alle oudere mensen de beschikking hebben over een uitgebreide mobiele telefoon, waarop ‘apps’ kunnen worden gebruikt. In deze tijd waar van alles wordt aangedragen om te kunnen gebruiken speelt dus bij sommige ouderen het probleem niet over een multifunctionele mobiele telefoon te beschikken.
Een gebrek aan de mogelijkheid de telefoon optimaal te kunnen gebruiken vond ook in de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw plaats. Trouwens een heel andere situatie om je even in te verplaatsen. Volgens herinnering hadden de bezitters van een telefoonaansluiting destijds een 5-cijferig nummer. Veel gezinnen hadden nog geen beschikking over een telefoonaansluiting. Reden was onder meer dat men het financieel nog niet kon veroorloven maar ook een tekort aan aansluitingsmogelijkheden in de plaatselijke telefooncentrale en steunpunten.
Gelukkig waren er in de oudere buurten van de stad Groningen nog genoeg buurtwinkels, waar men wel de beschikking had over een telefoonaansluiting. Maar wat al te graag stonden de eigenaren van deze winkeltjes toe om anderen gebruik te laten maken van hun toestel. Een nieuw soort van klantenbinding mits er maar wel de juiste muntjes werden gedeponeerd in de bij het bakelieten toestel, dat vaak aan de muur hing, aanwezige geldbusje.
Anderen dienden hun weg te zoeken naar een telefooncel, die op bepaalde plekken waren te vinden en waar men, vooral in de avonduren, soms vaak in een korte rij diende te staan tot men aan de beurt was. In januari 1968 kwam het probleem van te weinig telefooncellen in De Paddepoel en Selwerd weer naar voren toen een lezer van net Nieuwsblad van het Noorden, de heer F. de Vries, zich afvroeg wat er gebeurde met de hoge winst over 1967 die de P.T.T. had gemaakt. Dit toenmalige staatsbedrijf had destijds de absolute monopoliepositie als het ging om het telefoonnet in ons land.
Op dat moment was er in het deel van Selwerd, dat al bewoonbaar was, slechts een telefooncel aanwezig. De Vries vroeg zich openlijk af of het niet mogelijk was om een heel klein beetje geld van die enorme winst te besteden voor de oplossing van de telefoonmisère in de wijk en dus voor de aanschaf van een tweede telefooncel.
Hij ging verder door de stellen dat de situatie, die geregeld werd aangetroffen bij de enige cel die er was in Selwerd, treurig te noemen was omdat er wel tot zes mensen in de rij stonden om hun beurt af te wachten. Ook wees hij er op meer ruimte in een transformatorhuisje te creëren voor meer aansluitpunten, zodat aan veel meer mensen service kon worden verleend? Eén van de eerste bewoners, zo werd tenslotte gemeld, wachtte al 31 maanden op een aansluiting.
Binnen de redactie, verantwoordelijk voor onder meer ingezonden brieven rubriek van voornoemde krant, heeft men destijds wel contact opgenomen met de directie van het telefoondistrict Groningen van de P.T.T., destijds gevestigd aan de Reitemakersrijge. Op de vraag of er vooruitgang was te boeken inzake een tekort aan telefooncellen werd gemeld dat het inderdaad de bedoeling was meerdere cellen te gaan plaatsen in Selwerd en De Paddepoel. Het was echter geen kwestie van geld maar van het wachten op de bestelde apparatuur, waarin vertraging was ontstaan.
De vraag- naar telefoonaansluitingen nam vooral in de tweede helft van de jaren zestig snel toe. In de jaren 1969 en 1970 hebben zich als het ware ‘explosies’ voorgedaan. Voor het jaar 1971 verwachtte het telefoondistrict Groningen een aanvraag van ruim 21.000. Men hield er verder rekening mee, dat 1971 zou worden afgesloten met een wachtlijst van bijna 7000. In de stad Groningen waren begin 1971 enkele stadsdelen waar geen nieuwe telefoonaansluitingen konden worden gemaakt. Dat was onder meer het geval in de woonwijken Vinkhuizen, Selwerd en De Paddepoel. Medio 1971 werd daar de centrale Selwerd voor uitgebreid, zodat dan de wachtlijst van ruim 300 kon worden afgewerkt.
In deze tijd dat er dagelijks wel iets is te melden inzake de energietarieven, die enorm de pan uit zijn gerezen, komen vele gezinnen in de problemen als het om betaling van de huizenhoge rekening gaat. Gelukkig heeft de regering besloten in ieder geval twee maanden lang alle huisgezinnen te ondersteunen, een financieel offer voor de Staat der Nederlanden, die natuurlijk niet oneindig kan voortduren. Het is dus een landelijk probleem maar hoge energiekosten kunnen ook een wijkgericht probleem zijn, zoals in 1978.
Het bleek dat de bewoners van de flats aan de Planetenlaan in de wijk De Paddepoel in Groningen behoorlijk schrokken toen de verhuurder van de flats, het gerenommeerde makelaarskantoor Kamminga, via een brief liet weten dat er nog een behoorlijk achterstallig bedrag open stond als het ging om stook- en servicekosten. Het ging voor die tijd om heel hoge bedragen die tot 4000 gulden opliepen. Je kunt wel begrijpen dat dit voor velen hard aankwam. Natuurlijk werd men behoorlijk boos en protesteerde men tegen de hoge kosten.
Vanuit de huurdersvereniging was het de heer M.J. Ruchtie die de kar trok maar vrij snel met de mededeling kwam dat de rekeningen betaald dienden te worden. De juridisch adviseur van de huurdersvereniging, mr. J.P. van Stempvoort, was ingeschakeld en die had geconcludeerd dat de berekeningen van makelaar Kamminga klopten. Er zaten dan misschien wel kleine afwijkingen in het overzicht, die volgens hem niet betaald dienden te worden omdat bepaalde vermeende werkzaamheden niet waren uitgevoerd.
Van Stempvoort gaf wel aan dat beide partijen, na enkele gesprekken, niet meer zo fel tegenover elkaar stonden. Wel concludeerde hij dat vanuit het makelaarskantoor men wel laat was gekomen met de nieuwe berekeningen en niet in eerdere jaren aan de bel had getrokken bij de huurdersvereniging. Gevolg was dat de huurders in januari 1978 navorderingen en rekeningen kregen toegestuurd die betrekking hadden op de vijf voorafgaande jaren.
Voor velen veel te hoge bedragen. Het was trouwens niet alleen aan makelaar Kamminga te verwijten want al geruime tijd maakte men zich druk over de opgevoerde stook- en servicekosten. Toen vanuit de huurdersvereniging hier bij herhaling over werd geklaagd besloot Kamminga de huuradviescommissie in te schakelen als derde onafhankelijke partij. Die besloot vervolgens de accountantsdienst van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in te schakelen.
Vanuit het ministerie werd een onderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten pas een dertiental maanden later bekend werden. Uit het onderzoek bleek dat de kosten terecht in rekening waren gebracht. Door het makelaarskantoor werden vervolgens alle huurders aangeschreven waarin uitgebreide berekeningen werden voorgeschoteld en waarin tevens werd vermeld dat het rapport van het accountantsonderzoek ter inzage lag op het kantoor van Kamminga. Uiteindelijk werden er betalingsregelingen getroffen en met de huurdersvereniging overeengekomen dat in de daarop volgende periode er een jaarlijkse afrekening diende te komen om huurders niet weer in financiële problemen te brengen.