Het mysterie van de verdwenen ponskaarten

tekst: Hans Knot

In 1964 zat ik in klas 3 van de Cort van der Lindenschool in de Violenstraat te Groningen en werden in het najaar de leerlingen in de gelegenheid gesteld een bezoekje te brengen aan de Grote Appelstraat. Daar was toen het Rekencentrum van de Rijksuniversiteit gevestigd. Een wandeling van een vijftal minuten bracht ons bij het gebouw waar het toen grootste rekenwonder van Nederland stond opgesteld.

Ik dacht er even aan toen ik het volgende berichtje terugvond in de krant van 16 maart 1964: ‘In een verhuiswagen uit de Duitse stad Konstanz heeft het afgelopen weekend voor een waarde van 3 miljoen gulden op de Groninger Ossenmarkt gestaan. De wagen bevat de complete Telefunken TR4 rekeninstallatie voor de Groninger Rijksuniversiteit. Vandaag is men begonnen met de opbouw van dit supersnelle rekenmonster, dat gemiddeld het rekenwerk 500 maal sneller kan verrichten dan de oude – tot dusver gebruikte – Zebra rekenmachine.

In het Rekencentrum van de Rijksuniversiteit zal waarschijnlijk reeds over ongeveer zes weken het apparaat in vol bedrijf kunnen zijn. De rekeninstallatie, die na opbouw de grootste in Nederland zal zijn, verrichtte bij een test in een minuut een berekening waar de oude machine een hele nacht voor nodig had. Een regeldrukker (printer) drukt de resultaten met een snelheid van 20 regels (van 120 cijfers en/of letters elk) per seconde af.’

Computer

Dat was dus jaren voordat ik besloot te gaan voor een baan bij de universiteit en terecht kwam bij Orthopedagogiek aan de Grote Rozenstraat 15. Uiteraard had men daar ook te maken met het rekencentrum, want berekeningen per eigen computer was nog enkele jaren uit den boze en dus dienden rekengegevens ingevoerd te worden via een zogenaamde ponskaartenmachine. Daarvoor was een speciale medewerker ingehuurd die vrijwel niets anders deed dan het invoeren van gegevens. Als al deze gegevens waren ingevoerd en hij een akkoord kreeg van de betreffende medewerker – waarvoor hij de gegevens invoerde – dan zorgde de ponstypist ervoor dat de ponskaarten ter verwerking naar het Rekencentrum gingen. Inmiddels had het Rekencentrum al een nieuwe locatie gekregen op het Universiteitscomplex in een deel van de wijk De Paddepoel, later bekend als het Zernikecomplex.

Uiteraard werden daar vanuit allerlei instituten de dozen met ponskaarten aangeleverd en kon het dus wel eens goed misgaan. Het was op 24 november 1977 toen er een advertentie verscheen in de UK (Universiteitskrant) waarin melding werd gemaakt van de verdwijning van 7 dozen met ongeveer 14.000 ponskaarten. Alle informatie over de vermissing kon worden gemeld aan Mej. A. Muntinga van de Centrale Administratie van de subfaculteit P.A.W. De toenmalige beheerder van de subfaculteit, drs. Aart te Velde, had maatregelen genomen en een andere persoon dan de ponstypist, annex rekenwonder, ingeschakeld om alles te regelen rond de zoekactie naar de vermiste ponskaarten.

Toch vond ik in het archief van Orthopedagogiek een document terug, uitgeprint op een zogenaamd kettingformulier, dat geschreven is door de betreffende ponstypist en rekenwonder Roel van de Veen. Hij meldde daarin dat hij op een vrijdagmiddag drie dozen, waarin kleinere dozen, met ponskaarten in de hal van het Rekencentrum plaatste en vervolgens de vervoersdienst verzocht deze dozen te vervoeren naar het instituut, dat toen gevestigd was aan de Grote Rozenstraat.

Bij telefonisch contact met de vervoersdienst van de universiteit werd aan Roel van de Veen verteld dat de wens tot transport pas op de daaropvolgende maandag kon worden uitgevoerd, hetgeen hem niet deerde. Na het weekend uitvoeren van de opdracht betekende voor Roel van de Veen dat de volgende dinsdag wel achter de voordeur de kaarten te verwachten waren, maar in plaats van de verwachte drie grote dozen stond slechts één grote doos achter de deur. Roel van de Veen dacht dat de rest nog zou komen, maar helaas het wachten was tevergeefs. Uiteraard werd door van Roel van de Veen contact opgenomen met de vervoersdienst waaruit hij leerde dat er door de chauffeur slechts één doos voor transport was aangetroffen. De grote vraag was vervolgens waar de ontbrekende dozen met ponskaarten waren gebleven.

De vermiste ponskaarten bevatten belangrijke onderzoeksgegevens van ondermeer het L.B.O. en I.T.O.-onderzoek van Roel de Groot en Rimmert van der Kooij. De meeste tijd van zijn werk besteedde Van de Veen aan het uitwerken van rekenopdrachten voor ondermeer toenmalige collega Gerard Kema. In zijn aantekeningen meldde hij dat er roerige tijden waren binnen de afdeling en dat vooral de verhouding van voornoemde Kema en Rimmert van der Kooij bij lange na niet optimaal was. Hij ging zelfs zo ver door te stellen: ‘Door de onderlinge collegialiteit tussen Van der Kooij en De Groot wordt al gauw vermoed, dat iemand de ponskaarten bewust heeft ontvreemd. Als directbetrokkene voel ik mij aangesproken, echter doordat ik mij van het begin loyaal heb opgesteld jegens alle betrokkenen, leidt het tot een andere veronderstelling.’

Hij stelde verder dat er zelfs beweerd werd dat een andere persoon betrokken zou zijn bij de verdwijning maar dat dit op geen enkele grond bewezen kon worden. De conclusie van Roel van de Veen was dat hij niemand kende die hij tot een dergelijke actie aansprakelijk achtte. Feit bleef voor hem dat het mysterie de gemoederen van de betrokkenen danig verhitte maar gelukkig bleef het daarbij. Ook verrichtte Van de Veen speurwerk op andere adressen, echter ook dat zonder resultaat.

Het werd spannend voor hem want er gingen dagen voorbij zonder een spoor van de verdwenen kaarten. Wat wel volgde was een gesprek met de directie van het Rekencentrum waarbij hij nogmaals werd gewezen op de onbezonnenheid van hem door vlak voor het weekend een dergelijke hoeveelheid aan ponskaarten te plaatsen in de hal van het Rekencentrum.

Er kwam een aantal reacties binnen op de eerdergenoemde advertentie, die voornamelijk hilarisch waren en gericht aan de ponsspecialist. Maar een andere reactie kwam enkele dagen later toen Roel van de Veen, destijds woonachtig aan de Spirealaan in Groningen, plotseling bezoek kreeg van een manspersoon die hem stond op te wachten bij thuiskomst. Deze man vertelde hem, in het geheim, dat hij iemand kende die op een dweepzuchtige manier allerlei zaken verzamelde die betrekking hadden op het nieuwe in de wereld: computers. Daarbij zou het gaan om onderdelen van computers tot en met het verzamelen van ponskaarten.

De persoon in kwestie vertelde dat de verzamelaar ook werkzaam was bij de universiteit en nogal verstrooid overkwam. Hij was nog niet in de gelegenheid geweest te traceren waar deze persoon woonachtig was. Wel sprak hij over het gegeven dat er sprake kon zijn van kleptomanie. De volgende stap was geweest een poging te ondernemen om toegang te krijgen tot het werkgebied van de verdachte persoon, wat helaas ook niet was gelukt. Een ouderwetse poging van hacking.

Van de Veen was behoorlijk overdonderd door de gebrachte informatie en verzocht deze collega toch verder te gaan met zijn onderzoek om zodoende toch eventueel in contact te komen met betreffende verwarde verzamelaar. Tien dagen later ontving hij het bericht dat de man alsnog betrapt was tijdens zijn inzamelingen en door de politie was aangehouden. Van de Veen voegde eraan toe dat de ponskaarten van Orthopedagogiek echter niet bij hem waren aangetroffen. Tevens veronderstelde hij dat zijn opsporingsadvertentie mogelijk via zijn contactpersoon de politie tot actie had aangezet.

Jaren later, zo is terug te vinden in de aantekeningen van de rekenaar, werd er een opmerking door een collega van het toenmalige Academisch Ziekenhuis gemaakt. Ten tijde van de vermissing was deze persoon langdurig werkzaam op het Rekencentrum. Hij beweerde dat er tijdens een interne verhuizing ponskaarten waren aangetroffen waarvan de herkomst onbekend was. Maar helaas meldde hij tevens dat de kaarten vernietigd waren en er destijds niets meer te achterhalen viel.

Afsluitend kan over het mysterie van de vermiste ponskaarten worden gemeld dat de ‘vermiste gegevens’ grotendeels in andere vorm aanwezig waren, namelijk ondermeer via de bestanden op een magneetband. Zeg maar de uitgelezen versie van de ponskaarten. Slechts ruim twee dozen met ponskaarten met in totaal rond de 3500 kaarten dienden opnieuw te worden geponst aan de hand van zogenaamde ponsconcepten. Het kostte Van de Veen gelukkig niet zijn baan maar wel enkele weken extra werk.