tekst: Hans Knot
Recent bereidde ik een verhaal voor betreffende het Jazz programma Session, dat in 1973 voor het eerst op de Nederlandse radio was te beluisteren en het decennialang ging volhouden. De gedachten gingen vervolgens naar een, naar mijn mening, specifieke Jazzkroeg in Groningen, ‘de Koffer’. Dit etablissement was gevestigd redelijk aan het begin van de Oosterstraat aan de linkerkant, gezien vanaf de Grote Markt. Samen met erachter gelegen Spieghel in de Peperstraat een flink aantal jaren voor velen goed om te vertoeven, mede door het heerlijke aanbod aan muziek.
Maar in 1974 was er in de maand januari nog een andere onderneming geopend en wel aan de rechterkant, halverwege de Oosterstraat op nummer 33. Het was een Sociëteit van een vereniging die de Franse naam ‘Entre Nous’ had. Duidelijk dus dat het ging om een onderonsje ofwel een besloten club. Het betrof ‘Club C’est Ça’, waar je alleen de avond en een deel van de nacht mocht doorbrengen als je vooraf lid was geworden.
Al eerder, op 3 oktober 1973, maakte het Nieuwsblad van het Noorden bekend dat er een Sociëteit in het pand zou worden geopend. Zo meldde men dat een maandenlange, kostbare, grondige restauratie van het interieur eraan vooraf was gegaan. Dit volgens de wensen van Monumentenzorg. Op dat moment hoopte de eigenaar, de heer H. Drent uit Grijpskerk, dat de deuren vanaf half november dat jaar geopend zouden kunnen worden voor de leden.
Voor de restauratie van het pand was destijds de Groninger architect H.J.J. Jacob jr. ingehuurd ten einde het interieur zoveel mogelijk aan te passen aan de sfeer van vervlogen tijden. Zo verwerkte hij onder meer een glaspui, die afkomstig was uit de periode waarin het pand bekend stond als de tabakszaak ’t Oldambster Wapen. Ook werd een zwarte marmeren schouw gerestaureerd en werd hetzelfde gedaan met het gestukadoorde plafond, waar prachtige rozetten aanwezig waren als ook eeuwenoude steunbalken. Ze kwamen tevoorschijn toen een later aangebracht plafond werd verwijderd. Volgens het artikel in voornoemde krant had architect Jacobs ook oude gebeeldhouwde balusters voor een trap gebruikt. Niet alles wat tevoorschijn kwam werd opnieuw gebruikt. Zo trof men een groot aantal kloostermoppen aan, dat werd geschonken aan de Martinikerk. Een ander gevonden object was een molensteen, waarvan werd aangenomen dat die in het verleden was gebruikt voor het malen van tabaksbladeren.
Het pand had trouwens een rijk verleden en in de Gemeentelijke Archieven is bij onderzoek te vinden dat ene Obbo Obben en ene mejuffrouw Birza in 1615 de eerste bewoners waren. Daarna was onder meer ene Isaak Busch een van de bewoners. Hij had een speciaal beroep namelijk die van ‘wees lieer’, dat inhield dat hij de registratie verzorgde van boedels van personen die wees waren geworden. Na zijn vertrek werd er in het pand een wijnhandel gevestigd, gevolgd door de tabakshandel van de firma Loot. Voordat de restauratie werd ingezet was er de firma Cohen gevestigd, die er elektrische artikelen verkocht.
Vervolgens stond het pand ruim twee jaar leeg alvorens Drenth het aankocht. De verbouwing hield ook in dat er in de kelder een bar, met dertig zitplaatsen, werd ingericht en tevens een dansvloer werd aangebracht waar omheen ook ruimte werd gecreëerd voor 20 bezoekers. Vervolgens werden er op de eerste etage van het 35 meter diepe pand nog twee bars ingericht. De nieuwe eigenaar maakte bekend dat de opzet was dat de kelder elke dag van de week geopend zou zijn terwijl de eerste etage open zou gaan in de weekenden en verder wanneer er echt behoefte was aan meer ruimte tijdens de wekelijkse openingen. De tweede en derde verdieping werden verhuurd voor bewoning, waaronder door de latere bedrijfsleider en zijn gezin. De opening kwam er echter niet in november 1973, maar zou spoedig volgen.
Club C'est Ça werd in januari 1974 officieel geopend als de Sociëteit van vereniging Entre Nous. Zoals deze naam al aangaf, wenste men in de zaak ‘in besloten sfeer’ te blijven. Klanten dienden eerst lid te worden van de club. Ondanks de voorwaarden maakte het snel naamsbekendheid en werd er onder uitgaand publiek in de jaren zeventig van de vorige eeuw positief gesproken over het uitgaan in de club, die geleid werd door Arnold de Lange.
Vijf jaar na de opening, op 23 februari 1979, kwam het bericht dat er een felle brand was geweest in de Oosterstraat, hard aan bij het uitgaande publiek. In de ochtend had de brand twee panden gedeeltelijk verwoest, de houtzaak van HUBO en die van C’est ça. Weer andere panden liepen waterschade op. Bedrijfsleider de Lange, zijn echtgenote en zoontje, die op de bovenste verdieping van het pand woonden, konden net op tijd het gebouw verlaten en dus waren er geen gewonden te melden.
Al vrij snel werd duidelijk dat op die bovenste verdieping, waar de slaapkamers van het gezin zich bevonden, de brand was ontstaan nadat het zoontje van De Lange met een brandende kaars had gespeeld en vervolgens een deken in brand was gevlogen. In het zeer oude pand greep het vuur zeer snel om zich heen. Op dat moment was het kwart over acht in de ochtend.
De brandweer van Groningen was snel ter plaatse en bestreed het vuur met groot materiaal. Dit zowel met blussen van buiten uit als onderzoek binnen in het pand, daarbij gebruik makend van persluchtmaskers. Al vrij snel sloeg de brand over naar het dak van het pand ernaast, waarin de HUBO winkel was gevestigd. De bewoners van dit pand waren tijdens het overslaan van de brand niet thuis. De brandweer gebruikte zeven lagedrukstralen en twee hogedrukstralen en zette twee ladderwagens, drie bluswagens en een materiaalwagen in.
De woordvoerder van de brandweer verklaarde de volgende dag dat de brand hardnekkig was geweest, mede omdat er in de bovenverdiepingen van C’est ça veel betimmering of afstand van de muren was waardoor de vlammen niet snel konden worden bereikt. Bijna twee uur nadat de brand ontstond was de gehele Oosterstraat een grote rookwolk. De schade aan het pand werd op enkele tonnen geschat. Let wel het was in 1979.
De journalist van het Nieuwsblad van het Noorden kwam in de middag van de brand nog een keer bedrijfsleider Arnold de Lange tegen die met enkele diplomatenkoffertjes onder meer de boekhouding uit het zwaar beschadigde pand had veilig gesteld, inclusief de portefeuille met de opbrengst van de voorafgaande avond.
Dezelfde dag begonnen al de werkzaamheden in het pand. De verzekeringsexperts kwamen de schade inschatten. Personeel dat werd ingezet om de niet uitgebrande bar op de begane grond op te ruimen, waarbij wel het nodige water diende te worden verwijderd. De Lange was optimistisch door te stellen dat hij hoopte de daarop volgende week weer te kunnen opengaan. Bij de buren van het pand, waarin de winkel van de HUBO was gevestigd, bleek later alleen het dak door brand te zijn aangetast.
De heropening, die plaatsvond na een grondige schoonmaak en herstel van de schade, was op vrijdag 2 maart 1979 waarna vaste leden van de Sociëteit vol vreugde de weg naar ‘C’est ça’ weer wisten te vinden. De openingstijden waren vanaf dat moment woensdag tot en met zondag, telkens van 10 uur in de avond tot 4 uur in de nacht.