tekst: Hans Knot
We verplaatsen ons naar het jaar 1975. Op onze door omroepbijdragen gefinancierde televisiestations was het aanbod veel minder groot dan tegenwoordig. Drie netten waren beschikbaar terwijl geen enkele commercieel televisiestation beschikbaar was; dat zou nog een 14 tal jaren duren. Overdag stond de televisie, uitgezonderd een paar programmaonderwerpen per week, niet aan.
Wel werd er aan de kinderen gedacht, zodat zij toch op een bepaalde manier televisie konden kijken. Het kind van tegenwoordig kun je niet aan het verstand brengen dat de situatie in 1975 nog geheel anders was, dat er geen overaanbod aan televisieprogramma’s was, geen themakanalen waren, dat je niet non stop cartoons kon bekijken, laat staan dat je via een mobieltje allerlei spelletjes kon doen.
In het eerste half jaar van 1975 werd een onderzoek gedaan naar het gemiddelde gebruik van de massamedia door het toenmalige kind waaruit bleek dat deze door de week gemiddeld tot acht uur in de avond naar de televisie keek. Op vrijdagavond was dat een half uur langer, terwijl er op de zaterdagavond nog een kwartiertje aan werd geplakt alvorens ze naar bed werden gebracht.
Het ging natuurlijk niet om alle kinderen en het onderzoek had uitgewezen dat meer dan een derde van de kinderen in de leeftijdscategorie van zes tot twaalf jaar weleens onder het avondeten zelfs naar de televisie keek. Ook had men onderzocht in hoeverre het gebodene van invloed was geweest waarbij meer dan de helft van de ondervraagde kinderen wel eens bang was geworden van de inhoud van bepaalde televisieprogramma’s.
Het waren gegevens uit een rapport samengesteld door drs. J van Lil, destijds werkzaam bij de afdeling Kijk – en Luisteronderzoek van de NOS. Dit alles op basis van een steekproef onder ruim 850 lagere schoolleerlingen. Het onderzoek was gedaan in opdracht van voornoemde dienst door het marktonderzoekinstituut Intomart BV, dat ook vanuit Hilversum actief was. De belangrijkste vraag bij het onderzoek was uit te zoeken in welke mate de radio- en televisieprogramma’s door jeugdigen in de leeftijd van zes tot twaalf jaar werden beluisterd, bekeken en werden gewaardeerd, maar ook op welke manier men verder de vrije tijd vulde.
Het lijkt een opmerkelijk belangrijkste antwoord maar was geheel normaal voor die tijd want ‘spelen’ werd door kinderen tussen zes en twaalf jaar het meest genoemd als hobby. Het werd gevolgd door televisiekijken, sport en tekenen, lezen en radioluisteren.
Werd er dan veel minder televisie gekeken door de ondervraagde doelgroep als nu het geval is, de radio was wel een veel belangrijker medium voor de jeugd als nu het geval is. Ruim een derde van de jongeren in de doelgroep van zes tot twaalf jaar, was in het bezit van een eigen radio, voornamelijk een transistorapparaat. Uit het onderzoek bleek ook dat tijdens de schooldagen tweederde van de ondervraagde jongeren wel naar de radio luisterde, waarbij ‘tussen de middag’ het meest werd genoemd.
Het was het jaar nadat de zeezenders Radio Noordzee en Radio Veronica uit de ether waren verdwenen aangezien de anti-zeezenderwet van kracht was geworden. En dus was het antwoord dat Hilversum 3 bij de ondervraagde studenten het populairste radiostation was niet zo vreemd te noemen. Toch werd Radio Veronica als zodanig door 28% van de ondervraagden genoemd. Het liefst, zo bleek uit de gegevens, luisterden de kinderen naar popmuziek (66 procent) en keken ze naar kinderprogramma’s (61 procent).
Bij liefst 80% van de ondervraagde kinderen in de leeftijdscategorie van 6 tot 12 jaar was er een zwart-wit televisietoestel in huis aanwezig. Bij 25 procent was er een kleurentelevisie binnen het gezin opgesteld. In 1975 bleek 1% van de gezinnen, waar de kinderen uit afkomstig waren, geen televisietoestel aanwezig.
De beperking in het aantal televisie-uren bleek onder meer uit de resultaten van wanneer de ondervraagde kinderen weleens naar de televisie keken. Als het ging om de woensdagmiddag, als doelgerichte kinderprogramma’s werden geprogrammeerd, lag het percentage van kijkende kinderen op 79%. Op de zaterdagmiddagen lag het percentage iets hoger en kwam het uit op 82. Als het om de zondagmiddaguitzendingen ging was het 77%. Er werd een aantal favoriete programma’s voor kinderen veelvuldig genoemd als zijnde favoriet te zijn met als absolute nummer 1 Swiebertje gevolgd door Ti-ta-Tovenaar en Popeye.
foto geheel boven: Telefunken Partner Universal 501 Transistorradio Radio, 1975