(door Hans Knot)
Voor sommige mensen is het heerlijk om bijvoorbeeld naar Netflix te kijken. Ongestoord genieten van een televisieserie of film zonder te worden gestoord door harde en opdringerige reclame, die op elk moment het plezier kan onderbreken. Hoe anders was dit in het begin van de jaren zeventig in de vorige eeuw? We hadden nog niet zo lang reclame via radio en televisie en het was tevens beperkt tot gelimiteerde tijden en lengten. Ook waren er totaal geen commerciële bezorgers van radio- en televisie-uitzendingen en waren we slechts in de ban van programma’s ons gebracht door wat we niet veel later zouden gaan beroepen als de publieke omroepen.
Maar toch waren er toen al mensen die zich enorm ergerden aan de onderbrekingen door STER-reclameblokken op radio en televisie en dit duidelijk naar buiten brachten middels ingezonden brieven in de dagbladen. Kon het niet anders? Was het niet mogelijk de reclame in één keer in een apart programma uit te zenden? Waarom betaalden we eigenlijk onze omroepbijdragen en werden daaruit niet de programma’s en programmamakers gefinancierd, zoals voorheen wel mogelijk was. Tal van vragen die vanuit het Hilversumse of vanuit de burelen van het toenmalige ministerie voor CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk) in Den Haag niet werden beantwoord.
Hij stelde destijds in een interview: “Het vereist een zeer nauwkeurige instelling om te voorkomen dat het ook andere uitzendingen, waarin toevallig dezelfde geluidssignalen voorkomen, zou uitschakelen. Maar dat is voor een elektronicus geen onoplosbaar probleem. Een dergelijke voorziening maakt het apparaatje echter nog te duur voor commerciële productie.“
De opmerking dat het typische en speciaal gecomponeerde STER-deuntje in een ander programma zou gaan opduiken was trouwens te verwaarlozen. De Eindhovense student, die het toestelletje ontwierp, had zich, volgens eigen zeggen, steeds bijzonder geërgerd aan de reclame in televisie en radio, die hij opdringerig en zelfs immoreel vond en die naar zijn mening ook zeer vele andere kijkers en luisteraars irriteerde. Hij suggereerde dat televisie- en radiostations voor en na de reclameblokken een speciale toon uitzonden, waarop zijn schakelapparaatje beter kon reageren dan op de STER-pingel.
Bij de STER was men hoogst ongelukkig met de uitvinding en besloot men de jingle aan te passen, zodat het apparaatje niet meer bruikbaar zou zijn. Het werd een kat en muis spel waarbij het apparaatje andermaal werd aangepast en voor een tientje was te bestellen.
Bijval kreeg Hans Richter ondermeer van Professor Dr. L. Pons, die ondermeer schreef:
Men zou zich ook nog anders te weer kunnen stellen. Met elkaar een lijst van via de radio of televisie geadverteerde producten opstellen en elkaar beloven juist die niet te kopen! Maar dit zal wel mislukken, want wie verzorgt de administratie voor zoiets? Daarom ben ik al enthousiast over de vinding van de heer Richter en wil zijn idee om langs democratische weg met hulp van de regering (die de televisiereclame heeft toegelaten!) de omroepen verplichten een zodanig sein in te bouwen, dat een eenvoudig apparaatje daarop reageert met uitschakelen, gaarne steunen. Hem veel succes toewensend, hoop ik dat velen spoedig van deze reclame – dwingelandij verlost worden’, aldus professor Pons in een editie van de NRC destijds.