tekst: Hans Knot
In deze tweewekelijkse column neem ik je mee naar 1965, zelf was ik op dat moment 16 jaar jong, maar met een schaar, papier en een flesje lijm werd menig artikel uit de krant geknipt en vervolgens aan het papier toevertrouwd. Op die manier is het mogelijk duizenden herinneringen aan een vervlogen tijd terug te halen en andermaal met de lezers te delen.
Opmerkelijk was een berichtje, dat ik terug vond in mijn archief uit november 1965, waarin de destijds aan het begin van haar loopbaan staande Amerikaanse zangeres en filmster van 23 lentes stelde dat ze zingen haatte. Ze deed deze uitspraak in een kleedkamer van een theater op Broadway, waar zij optrad in de musical ‘Funny girl’. Niet dat het zingen haar niet genoeg opleverde, ze haalde wekelijks op die manier al 50.000 dollar op: “Ik zing om carrière te maken. Ik zing nooit alleen voor het plezier, zelfs niet in het bad. De enige reden waarom ik er ooit aan ben begonnen, is omdat niemand iets in me zag als actrice. En op de één of ándere manier moest ik gewoon de top halen.” Inmiddels bijna zes decennia verder weten we dat ze het zowel op het toneel, in de film en qua muziek helemaal heeft gemaakt. Die Barbra Streisand toch!
De Amerikaanse onderneming General Electric wilde ook een graantje meepikken van het gegeven dat de babyboomer rond die tijd toch al iets meer geld om handen had als hun leeftijdgenoten van pak weg vijf jaar eerder. Het was rijp de jeugd iets nieuws onder de aandacht te brengen namelijk ‘De Show ’n Tell’, dit onder de noemer ‘hoort ziet en geniet’. Een apparaat waarop je twee zaken synchroon van elkaar kon laten draaien. Het eerste onderdeel was een grammofoonplatenspeler en op de toon van het begin van andermaal een nieuw stukje muziek kon het tweede deel worden geactiveerd. Er zat namelijk een soort van diapresentator in, waarbij diastrips bekeken kon worden. Bijgeleverd was één single met een verhaal met bijbehorende dia’s. Je kon op die manier verhalen beluisteren en de daarbij behorende dia’s tegelijk bekijken. Beloofd werd dat in de daarop volgende maanden telkens nieuwe verhalen en sprookjes zouden worden uitgebracht tegen de prijs van f 3,95. De ‘Show ’n Tell’ werd in Nederland op de markt gebracht door importeur Bovema uit Heemstede en deze mocht het in licentie van General Electric in de Benelux verkopen, waarbij de verkoopprijs werd gesteld op f 165,--. De te draaien plaatjes hadden het formaat van een 45 rpm single maar dienden op 33 toeren gedraaid te worden.
Bij elk plaatje hoorde dus een strook van 12 beelden, dit in 16 mm, die als ‘dia’ op het beeldscherm werden gepresenteerd. Deze werd echter alleen geactiveerd als de A-kant van het plaatje werd gedraaid. De B-kant was dan gevuld met bijvoorbeeld een bij het verhaal passend liedje of extra geluiden bij het sprookje. In de loop der tijd zijn er ongeveer 100 verschillende plaatjes, met bijbehorende filmstrips, uitgekomen. Daarbij vele zogenaamde ‘Kinderklassiekers’ waaronder Heidi, Robinson Crusoe, Treasure Island en Disney figuren. Opmerkelijk was een plaatje dat ging over Hans Brinker en de zilveren schaatsen. Slechts heel even waren de apparaten op de markt en al vele decennia kan de ‘Show ‘n’Tell’ doorverwezen worden naar de categorie van de ‘dode media’.
Het was 1965 en de tijd nog erg lang voordat de eerste Lp’s in grote aantallen werden gekocht door de tieners van die tijd. Pas eind 1969 zou de Lp voor hen echt de voorkeur krijgen en dus was het elk verdiend dubbeltje opzij leggen voor andermaal de aanschaf van een nieuwe single. Ikzelf was in 1965 nog niet aan het werk en zag met lede ogen dat mijn tweelingbroer Egbert, die zich had ingeschreven voor de avondopleiding van de gerenommeerde Academie Minerva, zijn eerst verdiende centen binnen bracht. Eerlijk verdiend als medewerker bij de reclameafdeling van Vroom en Dreesmann in Groningen. Zelf haalde ik voorlopig nog wat extra geld binnen door op zaterdag mijn vader te assisteren in de kapsalon, alwaar het destijds vooral op de zaterdagen een komen en gaan was van vaste scheerklanten. Dat ging volgens een vast procedé, waar wel enige verklaring voor nodig is.
De salon bevatte twee werkstoelen waarin de klanten plaats konden nemen. Het werkgebied bestond verder uit natuurlijk de wastafels en omgeving, vier ladekastjes, drie bovenliggende glazenkastjes en twee grote spiegels. Naast de gebruikelijke kappersattributen veel verkoopmateriaal afkomstig van de firma Valdelis uit Schiedam. Op het einde van elk jaar verraste de firma de vaste afnemers met een ander product van de firma Jansen uit hetzelfde Schiedam, een heuse Jonge Jenever, ‘Louter Kabouter’. Maar terug naar de indeling van de salon, gevestigd aan de Korreweg 105 in Groningen. Op het werkgedeelte twee grote stapels vers gewassen witte handdoeken en in de diverse lades allerlei scheerattributen van de diverse vaste klanten, inclusief hun abonnementskaarten.
Een klant kocht een dergelijke kaart tegen een vaste prijs en kreeg als bonus, als de kaart helemaal was opgeknipt met ‘scheerbeurten’ één gratis scheerbeurt. Ook waren er wel bijzondere lades in de kasten. Eén ervan bevatte een slot en na opening van het slot zat de kas in de lade. De kas die iedere zaterdagavond weer op een cent nauwkeurig uitsluitsel moest geven of vader met de klanten voor 100% had afgerekend. Moeder was verantwoordelijk voor de kas, waarbij ik maar al te vaak mocht bijstaan om tot een gemeenschappelijke conclusie te moeten komen: er was een stuiver te weinig in kas! Over tellen dan maar was het rasse besluit van moeder Rie, die niet snel van opgeven wist.
Het tweede laatje was een feestlaatje voor de jeugd die in Kapsalon Knot kwam. Een grote vierkante trommel gevuld met boterboontjes die aan een kind, na geknipt te zijn, werd uitgedeeld. Ik hoef U natuurlijk niet te vertellen dat op rustige momenten deze lade ook wel eens om andere redenen werd geopend. Terugkomend op de twee stoelen in de salon was er één die door een klant werd gevuld op de zaterdagen. Deze werd op dat moment geknipt dan wel geschoren door vader, terwijl in de tweede stoel een klant alvast werd voorbereid op een scheerbeurt, doordat hij alvast werd ingezeept. In eerdere jaren had broer Jelle al vaak de Vergulde Hand aan de kwast gezet. Dit om vervolgens de klant in te zepen. In het midden van de jaren zestig stond ik vader nu en dan bij om…..juist, de nodige fooien te krijgen van de klanten.
Terugkomend op het gegeven ´geld verdienen´ was dit mijn extra bron van inkomen, naast het wekelijkse zakgeld, waardoor er gespaard kon worden voor de aanschaf van de nodige singles. Een jaar later, september 1966, ging ikzelf ook aan het werk en was het niet meer nodig alle stuivers bij elkaar te schuiven voor de broodnodige muziek. Ik trad in dienst als ´jongste bediende´ bij het PEB Groningen, het Provinciale Elektriciteits Bedrijf voor Groningen, later vernoemd tot Essent, nadat het tussendoor ook geruime tijd EGD (Elektriciteitsbedrijf voor Groningen en Drenthe) heeft geheten. Van mijn eerste salaris kocht ik bij het zusterbedrijf Laagspanningsnetten een heuse koffergrammofoon en mijn eerste LP, ‘Victoria’, van Liesbeth List. Mijn eerste zakgeld Lp was trouwens een Lp in de opruiming gekocht in Apeldoorn van Rob de Nijs en The Lords, wat trouwens ook in 1965 was.