tekst: Hans Knot
Vorige week hadden we het al over enkele resultaten van een onderzoek in de lente van 1972 uitgevoerd door Intomart, in opdracht van de NOS en de STER, naar het tijdsbestedingspatroon van de Nederlanders boven de twaalf jaar. Opvallend was dat destijds oudere mensen veel meer uitsluitend naar de radio luisterden dan jongeren. Het onderzoek wees uit dat in de leeftijdsgroep boven de 50 jaar ongeveer 15% exclusief naar de radio luisterde en dus tegelijkertijd geen andere activiteit verrichtte.
Uiteraard lagen de cijfers bij de televisiekijkers in verhouding geheel anders. Het percentage van de kijkers, dat uitsluitend naar het uitzendscherm keek en niet tegelijkertijd iets anders deed, was ongeveer 80 procent. Bij 30 procent van de Nederlanders stond, ten tijde van het onderzoek, om 19.00 uur de televisie al aan op werkdagen. Op de zondagen lag dit percentage al op 44 procent. Terug naar de luisterdichtheid van de Hilversumse radionetten kan worden gesteld dat deze rond 19 uur al was teruggelopen van 19 naar 9 procent om daarna verder heel snel te dalen naar het eerder vorige week gememoreerde percentage van rond de 5 procent.
Trouwens uit het onderzoek uit 1972 kan ook worden opgemaakt dat tussen acht uur en half negen in de avond het toptijd was, want er werd het meest naar de televisie gekeken. Op werk- en zaterdagen lag dit percentage op 53 procent van de bevolking terwijl dit op zondag naar 61 procent steeg. Naar het tijdstip van half negen in de avond namen deze percentages geleidelijk weer af hoewel de zaterdagen een uitzonderingen waren aangezien de daling minder snel ging. Er was ook een percentage bekend gemaakt aangaande de mensen die op de zaterdagavond tussen elf uur en half 12 nog steeds de televisie aan had staan en wel 25 procent van de Nederlandse bevolking. Ook wist men te melden dat minimaal 14 procent van onze landgenoten toen al de ogen dicht had en dus al op bed was gegaan.
Uit het onderzoek kwam ook duidelijk naar voren, dat de televisie bij een verlenging van het avondprogramma, op werk- en zondagen maar nog meer op de zaterdagen, op meer kijkers zou mogen rekenen dan bij een vroeger aanvangsuur van de televisieprogramma’s. Andermaal een leuk gegeven was dat als bij 30 procent van de bevolking op werkdagen om 19.00 uur de televisie aan ging, er nog maar 6 procent aan het eten was. Tussen half zeven en zeven uur zat een kwart van de bevolking echter aan tafel en een half uur daarvoor zelfs nog 42 procent.
Op de zaterdagavond lagen om elf uur, wanneer het televisieprogramma doorgaans al was afgelopen, nog maar ongeveer een tiende van de bevolking in bed en tussen half twaalf en middernacht nog maar slechts 32 procent. Op dat moment keek echter nog tien procent naar de (buitenlandse) televisie. Een half uur na middernacht was nog 46 procent van de bevolking op en werd nog door 4 procent naar de televisie gekeken. Wie kan zich dit, bijna een halve eeuw later, nog voorstellen.
Uit het onderzoek was voorts gebleken, dat door Gereformeerden aanmerkelijk minder naar de televisie werd gekeken en zelfs ook minder naar de radio geluisterd werd dan door mensen met een andere of zonder geloofsovertuiging. Mensen met hogere beroeps- en opleidingsniveaus keken ook minder dan mensen met alleen lagere school of lager gekwalificeerde beroepen. Overigens was volgens de eerder gememoreerde drs. Hendriksen, het rapport, dat niet officieel openbaar werd gemaakt, omdat de oplage te klein en de prijs te hoog (f 150) was, niet bedoeld om er pasklare conclusies uit te trekken. Hij stelde namelijk: “Het is meer een soort spoorboekje voor de programmamakers en als richtsnoer voor eventuele uitbreiding of verschuiving van zendtijd."