tekst: Hans Knot foto: getekende ansichtkaart, jaren '30 (met foutieve naam)
In elke middelgrote stad zijn ze nog wel terug te vinden, de panden van de voormalige familiehotels. Vaak worden deze hotelpanden voor een totaal ander doel ingezet om leegstand te voorkomen. In Groningen staat ook een dergelijk hotel in de binnenstad, om precies te zijn aan het begin van de Poelestraat, een zijstraat van de Grote Markt. Het gaat om het voormalige hotel Hofman, dat in 1935 werd gebouwd in opdracht van de heer Hofman op de hoek van de Poelestraat en het zogenaamde Engelenpoortje. Dit alles naar een ontwerp van de toenmalige Groninger architect, de heer A.J. Feberwee. Het uit vijf bouwlagen bestaande gebouw was tot voor kort in gebruik als woongebouw en een Italiaans restaurant, maar staat nu leeg.
Achter op het pand staan met grote letters de woorden ‘Hotel Hofman’ geschilderd, hoewel dit sinds 1970 niet meer de bestemming van het gebouw is. Het was tijdelijk zichtbaar bij de afbraak van alle panden die ruimte dienden te maken voor het Forum-complex. Niet lang zal het meer duren alvorens deze beschildering van de straatzijde niet meer zichtbaar is. Het gebouw is geen slachtoffer geworden van de uitgebreide nieuwbouw op de Nieuwe Markt te Groningen, zoals de nieuwe plek voor het Forum en andere gebouwen zal worden genoemd. Dit komt door de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde en vanwege de gaafheid van het exterieur dat is toegewezen aan het pand van voormalig Hotel Hofman.
Het is bijna een halve eeuw geleden dat er een einde kwam aan de bezigheden binnen het hotelgebeuren. Zoon Fokke had de voorkeur gegeven aan een loopbaan als ambtenaar C aan de Rijksuniversiteit, afdeling Orthopedagogiek. Dus besloten zijn ouders te zoeken naar een andere invulling van het pand, zodat men financieel toch nog enige inkomsten zou hebben.
Over de veranderingen meldde men in september 1970 in het Nieuwsblad van het Noorden: ‘In het pand waar tot 1 augustus 1970 hoofdzakelijk vertegenwoordigers de avond luchtig koutend doorbrachten, klinken de bezoeker bij het binnentreden nu holle onverstaanbare klanken of oude Beatlerockers met een al even onverstaanbare tekst tegemoet. Met donkere kuiven getooide mannen nemen óf voor Hollandse ogen vreemde gerechten tot zich, gaan zich óf te buiten aan gezelschapsspelletjes, waarvan de speelwijze voor de vreemdeling niet te doorgronden is, óf luisteren uitbundig mee naar een groot, modern radiotoestel, waaruit vreemde klanken treden.’
Inderdaad was op dat moment het oude hotel Hofman in Groningen hotel Hofman niet meer. Vanaf 10 september 1970 waren er drie groepen Turken — samen zeventig man — ondergebracht. Deze groepen waren werkzaam in Wildervank en werden ondergebracht in het pand van Hotel Hofman, dat dus als het ware een pension was geworden. En het was niet meer in eigendom van de familie Hofman want die hadden het verkocht aan het Nederlands Leger des Heils, die het als pension wenste voort te zetten.
Andermaal de journalist van het Nieuwsblad van het Noorden: ‘Tussen de welig tierende etablissementen proberen zeventig mannen, die uit de armste streken van Turkije komen, zich thuis te voelen. Daarbij geholpen door een staf van tien mensen van het Leger des Heils. Dit aantal zal nog worden uitgebreid.’ Het Nederlands Leger des Heils had destijds al ongeveer een jaar ervaring met de onderbrenging en begeleiding van Turkse gastarbeiders. In Wildervank werd namelijk een jaar eerder het Turkse pension ‘Open Deur’ geopend.
Daar werden destijds 75 tot 80 Turken in ondergebracht. De toenmalige commandant van het Nederlandse Leger des Heils in Groningen, de heer F. Favre, maar vooral ook zijn echtgenote, mevr. Favre-Cranston, hielden zich intensief met opvang en begeleiding bezig. Voordat de eerste groep Turken naar het noorden kwam, is mevrouw Favre zelf met de directie van deze beide bedrijven, die werknemers in ons land wilden plaatsen, in Turkije wezen kijken.
Toen ze na een reis terugkwam in ons land was ze van mening dat deze Turkse gastarbeiders ook in de provincie Groningen hun eigen leefwijze op een zo goed mogelijke manier konden beleven met als doel zich zo goed mogelijk ook in onze maatschappij te kunnen handhaven. Daarbij viel te denken aan de Turkse keuken en dat was dan ook de reden dat voor het bemannen van de keuken in voormalig Hotel Hofman Turkse koks in dienst werden genomen.
Zo vond mevr. Favre dat qua geloof, het merendeel van de Turken was Mohamedaan, hun geloof dienden te beleven zoals ze gewend waren. En dus werd er in Wildervank al een ruimte in een pension ingericht en ook voor de Turken in Groningen had men al een idee voor een dergelijke ruimte. Maar mevrouw Favre wist destijds ook te melden dat een aantal van de Turkse gastarbeiders met een vrije regelmaat te vinden was bij de diensten van het Nederlandse Leger des Heils en dat deze aanwezigheid op vrijwillige basis geschiedde. Haar echtgenoot stelde destijds dat de Turken van huis-uit vrolijke mensen waren en dat daarom de diensten van zijn Leger des Heils bij hen dan ook aansloegen.
In het voormalige Hotel Hofman had men 44 kamers ingericht voor de gastarbeiders en aangezien dezen in 3 verschillende groepen op 3 verschillende tijden werkten was het voor het huishoudelijke personeel een behoorlijk zware taak om eenieder het naar de zin te maken. Zo ging de eerste groep in de ochtend om half 7 aan het werk, de tweede om twee uur in de middag en de laatste groep om 10 uur ’s avonds.
Duikend in de archieven vond ik nog een aantal artikeltjes terug waarin destijds vooral de heer Favre nogal opvallende opmerkingen maakte. Zo meldde hij ondermeer: De Turken, ze zijn trots en zijn ondanks hun lagere ontwikkelingspeil echt clever. Ze zijn ook in de bedrijven ijverig en plicht betrachtend. Dat kan — als we niet oppassen — natuurlijk wel eens moeilijkheden opleveren met de Hollandse arbeider, die echt wel in een langzamer tempo werkt dan vroeger. Een van de aspecten, waar de Turk het hardst aan zal moeten wennen, is de plaats van de vrouw — die in Turkije zeer onbeduidend is — in de westerse maatschappij. Het was voor hen moeilijk de vrouw hier als zodanig te accepteren.”
Mevrouw Favre had deze houding ook zelf meegemaakt als leidinggevende en zij diende haar taken duidelijk te maken tegenover de Turkse gastarbeiders. Mede door de houding en andere zaken was voor haar de begeleiding in de locatie Wildervank zeer moeilijk geweest. In Groningen werd derhalve in 1970 ook een strak huisreglement ingevoerd die toch wel enigszins invloed had op de persoonlijke vrijheden die Turkse mannen dachten te hebben. Aangezien men als een grote familie in voorheen Hotel Hofman leefde, diende iedereen zich aan de gestelde regels te houden.
De Favres gaven dan ook regelmatig binnen de bedrijven, waarmee men samenwerkte qua huisvesting, duidelijke voorlichting op allerlei gebied waaronder de voor ons land geldende normen en waarden van die tijd. Daarmee wisten de Turkse gastarbeiders in principe waar ze aan toe waren. Wel waren de Favres van mening dat het maar afwachten was hoe het een en ander ging werken. Immers stond het pand aan de kop van de Poelestraat waar in de avond het bruisende uitgaansleven plaatsvond.
De vraag was ook hoe de Groninger bevolking zich zou gaan opstellen tegenover de komst van een dergelijke grote groep Turken naar Groningen. Favre zelf was er redelijk gerust over en zag geen problemen tot acceptatie door de Groningers. En uiteindelijk had hij er groot gelijk in. Mede door de goede huisvesting en dat de gastarbeiders diep in de provincie in drie shiften werkten zijn noemenswaardige problemen, gedurende de periode dat ze in de Groninger binnenstad waren gevestigd, uitgebleven. Zoals eerder gemeld staat het gebouw momenteel leeg en is het afwachten welke invulling voor het gebouw is weggelegd.