Vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog

tekst: Lieuwe van der Velde

Op 11 november 1918 eindigde de Eerste Wereldoorlog, inmiddels alweer ruim 100 jaar geleden. Deze oorlog, die tot toen zijn weerga niet kende was een verschrikking. Miljoenen mensen zijn tijdens de strijd om het leven gekomen. Over de loopgraven en de enorme moed van de mannen is al veel geschreven. En daarom wil ik het deze keer over het thuisfront hebben. Omdat Nederland neutraal was tijdens deze oorlog, is daar niet veel van te vertellen. Maar van het thuisfront in Engeland des te meer.

Daar er steeds meer mannen nodig waren aan het front, namen de vrouwen de plaats in. Voor veel vrouwen was dit een ongelofelijke ervaring. Weg uit het huis, zelfstandig zijn en zelf geld verdienen. Het begon met het opleiden tot ambulancechauffeur. Als je dit kon, dan werd je naar Frankrijk gestuurd. Daar moest je dan proberen zo dicht mogelijk bij de gewonden te komen.

Op onderstaande foto zien we aantal vrouwen met bontjas en al, net aangekomen in Frankrijk. Zo te zien niet wetende wat hun te wachten stond.

Dit waren toen nog allemaal vrijwilligers. Vaak vrouwen van de upper class, die wel eens wat anders wilden dan thuis werken. Allemaal met dure bondjassen aan. Er ontstonden in die tijd vrijwillige organisaties zoals de National Woman Reserve. Ze waren er klaar voor, om als het moest, af te reizen naar Frankrijk. De functies die ze daar hadden waren ondermeer het schoonmaken van de tenten, barakken en vooral de operatiekamers, het eten koken voor de mannen etc.

Maar er waren ook vrouwen, die met behulp van vlaggen, boodschappen konden overbrengen, bijvoorbeeld naar het front. Op de foto ’s zien we er een aantal, klaar voor inspectie en meest rechts wordt er geoefend met de vlaggen. Maar al snel kwamen er geschoolde verpleegsters en vrouwelijke artsen naar Frankrijk en wat die meegemaakt hebben is ongelofelijk.

 

Kolonel Avelina Haverfield was een geducht suffragette en werd in 1910 gearresteerd, omdat ze een politieman een flinke klap in het gezicht gaf. Maar deze politieman had haar eerst een geweldige klap gegeven met zijn wapenstok. Voor de rechtbank verklaarde ze, dat haar klap lang niet hard genoeg was geweest en bij een volgende demonstratie zou ze een revolver meenemen. Dus was Avelina niet iemand die bang aangelegd was. Voor het leiden van een grote groep mensen was ze zeer geschikt. De Woman National Reserve bleef tot de middle class behoren. Ze moesten hun eigen uniform betalen en dat was voor de gewone vrouw niet op te brengen.

Queen Mary

Queen Mary

Na een paar maanden oorlog was het Queen Mary, die een ander initiatief ontplooide. Queen Mary werd geboren in Kensington Palace op 26 mei 1867. Haar ouders waren Duke Francis en Mary of Teck. Om financiële reden heeft het gezin een tijd in Italië gewoond en in 1891 tijdens de laatste jaren van Queen Victoria, trouwde Mary met de kleinzoon van Victoria. Dit was prins Albert Victor. Helaas overleed hij al snel na het huwelijk en toen kwam Queen Victoria op het idee dat ze dan maar moest trouwen met Albert zijn broer George.

Het was dus een opgezet huwelijk, maar ze werden toch verliefd en op 6 juli 1893 trouwden ze in Westminster Abbey. Er kwamen maar liefst zes kinderen. In januari 1901 overleed Queen Victoria en Mary haar schoonvader werd vervolgens de nieuwe koning. Hij werd daarmee koning Edward de Tweede. In 1910 overleed Edward en Mary werd koningin. Haar man werd koning George de Vijfde. Toen George overleed in 1936 werd haar oudste zoon koning. Maar zeer tot haar verdriet nam hij het besluit om geen koning te worden. Hij was verliefd op Wallis Warfield Simpson en kon/mocht een huwelijk met haar niet combineren met het koningschap. Ze is overleden aan longkanker een paar maanden voor de kroning van haar kleindochter Elisabeth op 2 juni 1953. Ze overleed ze op 24 maart 1953. Er is over haar uiteraard nog veel meer te vertellen, maar bovenstaande even ter directe informatie.

Van het front kwamen berichten dat de soldaten het vaak koud hadden en dus begon ze met truien te breien. Dit voorbeeld werd al snel door duizenden vrouwen gevolgd en op die manier kwam er veel truien, sokken en wanten in Frankrijk bij de soldaten terecht. Na vijf maanden breien, werden er maar liefst 175.000 gebreide artikelen verscheept naar Frankrijk.

Een klein deel van de breisters

Mary MacArthur was ook een voormalige suffragette, en kwam dus op voor de rechten van de vrouw. Ze vond het ongelofelijk, dat al dit werk voor niets werd gedaan. Op de foto zien we haar een pleidooi houden om al het werk, dat de vrouwen deden, betaald te krijgen.

Mary MacArthur

Er was dan ook niemand meer verbaasd dan zijzelf, toen ze werd uitgenodigd voor een gesprek bij Queen Mary. Dat had ze absoluut niet verwacht. En tot ieders verbazing, konden de beide vrouwen het goed met elkaar vinden. Na afloop van het gesprek, verklaarde MacArthur dat ze de koningin had laten inzien dat er in Engeland zoveel verschil was tussen de verschillende klassen. En ze vertelde haar dat dit aanleiding gaf tot flinke misstanden. De koningin had aandachtig naar haar geluisterd en beloofde er wat aan te willen doen. Na haar bezoek aan de koningin werden er inderdaad werkruimtes ingericht voor werkloze vrouwen. De meeste werkplekken waren keukens om degenen die op straat leefden, van wat eten te voorzien. De koningin zelf deed er alles aan om gedurende de rest van de oorlog zoveel mogelijk haar best te doen voor de mensen aan de onderkant van de samenleving. Ze bezocht weeshuizen en ziekenhuizen en als daar wat mis was, zorgde ze er direct voor dat het verbeterd werd en controleerde dit later ook! Dit bezorgde haar de bijnaam the Cheritable Bulldozer.

In 1915, dus na ruim een jaar van oorlogvoering, werd het munitiegebrek enorm. Door de Britse regering waren er 6 miljoen granaten besteld en er waren maar 2 miljoen gemaakt. Dus vervolgens was plotseling de gewone vrouw enorm belangrijk. Ze was nodig om in de munitiefabrieken te werken. Het waren voor negentig procent vrouwen die voor de oorlog in dienst waren bij rijke families. Door de regering werden grote reclamecampagnes opgezet en de verdiensten waren hoog. Gemiddeld verdienden de vrouwen drie keer zoveel dan bij de vorige werkzaamheden. En dat sprak heel veel vrouwen bijzonder aan. Niet wetende wat ze allemaal moesten doorstaan in dergelijke fabrieken.

David Lloyd George en de munitionettes

Lloyd George was een slimme politicus en in 1915 werd hij minister van Munitie, om daarna enkele maanden in 1916 minister van Oorlog te worden. In december 1916 nam hij, uit onvrede over het beleid van de premier, ontslag en dwong zo premier Asquith ook ontslag te nemen. Dit was een politiek steekspel en in het kader van dit verhaal veel te lang. Maar op internet is er vast veel van te vinden. David Lloyd George was het laatste lid van de Liberal Party die premier van het Verenigd Koninkrijk werd. Hij zorgde er voor dat er fabrieken werden gebouwd voor munitiefabricage en dat bestaande fabrieken werden gemoderniseerd. Daarvoor werden er zoveel mogelijk afgescheiden ruimtes gemaakt. Mocht er dan een ongeluk gebeuren, dan ontplofte niet de hele fabriek. De vrouwen werden geel door de TNT en ook de invloed van alle andere chemische stoffen was groot. Er was jaarlijks een flink aantal dat het niet haalde. Maar de verdiensten en het eten waren zeer goed en dat was voor velen motivatie genoeg om toch te gaan.

 

Ik wil er één vrouw uitlichten, en dat is Marianne Constance Lothenger. Ze kwam te werken in een munitiefabriek, begin 1917 en na een paar maanden kwam ze te overlijden. Niet bestand tegen, en ziek van, alle chemische stoffen. Ze was met haar 7 maanden het kortste werkzaam in een dergelijke fabriek. Haar moeder was uiteraard helemaal overstuur van haar overlijden en haar zus schreef een brief naar het ministerie van Munitie. Ze kreeg een standaard brief terug, met veel medeleven en sterkte voor de komende tijd en meer.

Op de foto is ze te zien als vrouw van 30 jaar, en haar begrafenis. Haar naaste collega’s in de fabriek mochten de kist dragen. Maar ze mochten zich niet verkleden. Zo, konden ze direct na de begrafenis weer aan het werk. Officiële cijfers van de regering laten zien dat er in de periode 1914 tot en met 1918, 109 vrouwen waren overleden door het werken in dergelijke fabrieken.

In een interview uit 1964, met Mabel Lethbridge, een goede vriendin van Marianne, laat niet alleen de dagelijkse gang van zaken horen, maar ook dat je van het dagelijks omgaan met TNT, helemaal geel werd. Deze vrouwen werden dan ook wel canary girls genoemd.

Voetbal

Maar het was niet allemaal negatief. Om een uur of twaalf in de middag werd er altijd een uitstekende maaltijd voor de vrouwen geregeld. Zo goed zelfs, dat de meeste eten kregen waar ze nog nooit van hadden gehoord, laat staan gegeten! En de meeste fabrieksdirecteuren hadden ook wel door, dat de gezondheid van de vrouwen er niet beter op werd. Vervolgens kwam er iemand op het idee, om na werktijd te gaan voetballen. Dat werd niet direct met gejuich ontvangen, maar er waren toch een paar vrouwen die er mee begonnen. Al gauw waren de ‘lady munitioners’ beroemd aan het worden. Op de foto zien we dames, en een berichtje in de krant dat ze tegen een team van de Royal Navy gingen spelen. (Met de elusive pigskin, wordt de bal bedoeld.)

Voorkant van de Alfred Wood medaille

Er waren in die tijd zelfs artsen die er voor waarschuwden dat vrouwen absoluut niet geschikt voor waren om te voetballen. Maar deze verhaaltjes verdwenen al snel naar de achtergrond, toen bleek dat het tegendeel waar was. De gezondheid verbeterde en vooral het samenwerken in een team. Buitengewoon belangrijk in een munitiefabriek. En zo had na verloop van tijd elke fabriek een eigen team. De onderlinge wedstrijden die ze speelden werden goed bezocht. En de opbrengst ging altijd naar een goed doel. Wel was er een onderlinge competitie en door deze te winnen kreeg elk teamlid een medaille. Op de medaille staat: 'Alfred Wood munition girls cup' en deze is op de bijgaande foto te zien. Ook nog een bedankbriefje voor een gespeelde wedstrijd.

En in Engeland, waar niet veel gesloopt wordt, zijn de munitiefabrieken nog steeds te zien. Wel staan overal borden dat het betreden niet veilig is. Het terrein en de gebouwen zijn helemaal overwoekerd door onkruid en bomen.

Unsafe om verder te gaan

Om zo veel mogelijk vrouwen gemotiveerd te krijgen regelde Lloyd George lezingen en een demonstratie, geleid door Pankhurst. Uit betrouwbare bron had hij gehoord, dat Emmeline Pankhurst haar strijd voor het vrouwenkiesrecht tijdelijk had opgeschort. Lloyd George nodigde haar uit voor een gesprek. Pankhurst was van mening dat niets de overwinning van haar land mocht tegenhouden en dat was precies wat Lloyd George wilde horen. Ze begon te ijveren om vrouwen in de fabrieken de plaats van mannen te laten innemen, zodat deze konden gaan vechten aan het front. In het hele land hield ze speeches. Medestanders van de beweging deelden witte veren - een symbool van lafheid – uit, aan alle mannen die in burgerkledij passeerden.

En tijdens het gesprek, vroeg Lloyd George haar of ze een mars van vrouwen door Londen wilde organiseren. Deze mars moest een grote reclameboodschap zijn, om toch vooral in de munitiefabrieken te komen werken. Het werd een enorm succes en er sloten zich 30.000 vrouwen aan bij de stoet. De optocht eindigde in de tuinen van het ministerie van munitie. Hier werden de vrouwen toegesproken door Lloyd George zelf.

Lloyd George spreekt

Heel veel vrouwen meldden zich aan en de productie nam snel toe. In het eerste half jaar werden er maar liefst 600.000 granaten gemaakt. Drie jaar later werden er maar liefst 67.000.000 per jaar gemaakt. Een onwaarschijnlijk aantal. Een enorm succes voor Lloyd George.

De Duitsers schoten trouwens minstens zoveel granaten terug. En in 1916 nam het aantal gewonden dus enorm toe. Die moesten allemaal worden verpleegd in Engeland en daar was veel te weinig personeel voor beschikbaar. De verpleegsters werden gehaald uit de kring van de Woman National Reserve. Dit tot grote schrik van de professionele verpleegsters. Maar uiteindelijk zagen zij ook wel in dat ze dit enorme aantal gewonden nooit zelf konden verzorgen. En uiteindelijk was ook toen de praktijk de beste leermeester en de onervaren vrouwen leerden snel.

Voor onderdak van al deze mensen werden landhuizen en andere grote huizen ter beschikking gesteld, of zelfs gevorderd. Maar zover kon je het beter niet laten komen, want als je huis gevorderd werd kreeg je geen geld van de regering. Voor wie de serie Downton Abbey heeft gevolgd weet vast nog wel, dat ook daar een gedeelte van het grote huis werd ingericht als ziekenhuis.

De grote groep van niet professionele verpleegsters werd de VAD genoemd (Voluntary Aid Detachments). Eind 1917 stelde lady Stanford haar grote huis Dunham Massey ter beschikking aan het Britse Rode Kruis. Haar dochter, Lady Jane Grey, was toen al werkzaam als VAD. Op de foto zien we het imposante landhuis.

Dunham Massey

Lady Jane Grey

In 1917 waren er in totaal 75.000 VAD ’s werkzaam in de verpleging. Bijna elk groot landhuis en andere grote gebouwen werden als noodziekenhuis gebruikt. Het was een imposante organisatie. Deze werkzaamheden vormden absoluut geen bedreiging voor de mannen. De vrouwen werkten voor inkomen en als de oorlog voorbij zou zijn namen ze geen werk in wat mannen later konden doen.

Anders werd er tegen de vrouwelijke artsen aangekeken. In 1914 waren er 500 afgestuurde vrouwelijke artsen in Engeland. Wettelijk was hun beroep wel aan bepaalde regels gebonden. Zo mochten ze alleen maar vrouwen en kinderen behandelen. Op de universiteit mochten vrouwelijke artsen ook niet bij anatomische lessen zijn, waar een, uiteraard overleden, man bij betrokken was. In deze tijd is deze regelgeving volstrekt ondenkbaar, maar zo was de wet toen gesteld. Maar sommigen trokken zich van al dat krampachtige gedoe niets aan.

Elsie Inglis

Elsie Inglis was een afgestudeerde arts en had veel contacten binnen de medische wereld. Dus ging ze bijvoorbeeld naar het ministerie van Oorlog. Daar werd ze hartelijk ontvangen. Ze vertelde dat ze vrij eenvoudig honderden vrouwelijke artsen kon vinden, die mee konden helpen om alle mannen te behandelen. Nadat ze haar verhaal had gedaan werd haar verteld, om vooral naar huis te gaan en stil te blijven zitten! (Dear lady, please go home and sit still; maybe you can read a book). Naast Elsie waren er nog twee vooraanstaande dokters, die ook werkzaam waren geweest als suffragette. Dit waren Flora Murray en Louisa Garrett Anderson. De laatstgenoemde was de dochter van de eerste vrouwelijke arts in Engeland. Op de foto is links Anderson en rechts zit Murray.

Flora Murray en Louisa Garrett Anderson

In Frankrijk was er geen sprake van dit soort wetgeving en dus vertrokken de drie vrouwen naar Parijs. Ze richtten daar het Women Hospital Corps op. In de krant is dit te lezen.

In Parijs vonden ze met veel medewerking van de regering een leegstaand gebouw en hierin zijn ze begonnen. Nadat het ministerie van Oorlog dit succesvolle ziekenhuis in Frankrijk een tijd had aangezien, gingen ze uiteindelijk overstag. Ze konden naar Londen komen, en daar stond een compleet ingericht ziekenhuis voor hun klaar met 500 bedden. En bovendien mochten ze daar ook mannen behandelen. Dat zal ook moeilijk anders gekund hebben. De gewonden van het front waren vrijwel alleen maar mannen. Maar de drie vrouwen gingen zelfs een stap verder en eisten, dat er in dit ziekenhuis alleen maar vrouwen zouden werken. Zo niet, dan gingen ze weer terug naar Frankrijk. Met tegenzin ging de Britse regering uiteindelijk akkoord.

Ansichtkaart met het ziekenhuis

En van de publiciteitsafdeling van het Victoria en Albert Museum in Londen kreeg ik een paar prachtige foto ’s van dit ziekenhuis. Het was een ansichtkaart, die de gewonden naar huis konden sturen. De lange rij ambulances kwamen meestal 's nachts aan. En dan werden er gemiddeld 1800 gewonden afgeleverd. Ze werden vanuit Frankrijk en België verscheept naar Engeland met torpedobootjagers (destroyers), zeer snel varende marineschepen. Ze konden gemakkelijk 30 knopen halen (55,5 km per uur!). De snelheid was nodig, om eventuele torpedo’s van duikboten te ontwijken. Het ziekenhuis werd al snel beroemd, niet alleen om de wondverzorging maar ook om de geestelijke verzorging. De artsen eisten dat er dagelijks verse bloemen op de afdeling stonden en dat de gordijnen zo veel mogelijk open waren. Dus ook de gordijnen, tussen de bedden. Dat gaf ruimte en licht. En het waren allemaal mannen, dus geen probleem. Mannen die op het slagveld zoveel hadden gezien en allang blij waren dat ze behandeld werden. Die maakten zich echt niet druk om gordijnen. Maar ook scharrelde er de hele dag een hondje tussen de bedden. Dat vonden de mannen geweldig en het beestje kwam aan aandacht niets tekort. Op de foto met een deel van het personeel is het beestje goed te zien.

Een ziekenzaal

Voor de gewonden, die buiten konden komen, werd ook afleiding geregeld. Afleiding in de vorm van bokswedstrijden, optredende artiesten en vooral weer bloeiende bloemen. Dit alles zorgde er voor dat er veel mannen de verschrikkingen van de oorlog konden overleven. In totaal zijn er ongeveer 26.000 mannen binnengekomen voor verpleging. In 1917 werden Murray en Anderson door de Britse koningin onderscheiden voor hun fantastische werk.

Tijdens hun toespraken benadrukten de artsen dat hun onderscheiding eigenlijk toekwam aan het totale personeel. Zonder dezen hadden ze het uiteraard niet gered. En dat ze stelden ook geen tijd meer te hebben, maar direct weer aan het werk wilden. Dit gaf enige hilariteit in de zaal, maar ze meenden het absoluut. De bijbehorende medailles zijn nu te zien in het Victoria en Albert Museum.

De huidige flats bij Endellstreet

Het Endell ziekenhuis is verdwenen. Het is gedurende de Tweede Wereldoorlog getroffen door een bom. Het heeft plaatsgemaakt voor flats met eigen ondergrondse parkeerruimte. Op de foto is het gebouw te zien.

In 1917 waren vrouwen betrokken bij alle werkzaamheden in Engeland. Dat moest ook wel, want de oorlog eiste steeds meer mannen.

Landgirls

Mensen in Engeland moesten uiteraard ook eten en om de oogst binnen te halen waren destijds ook veel mensen nodig. De verdiensten waren lager, maar de werkomgeving was vele malen beter. Uiteindelijk lukte het ook daar om voldoende vrouwen te interesseren voor dit werk. Dit noemden ze de Women's Land Army.

En zo kwamen vrouwen, die totaal geen ervaring hadden met het boerenleven, terecht tussen de varkens en de koeien. Maar ook het binnenhalen van de oogst was, zeker toen, erg belangrijk. Net als bij de werkers in de fabrieken en de verpleegsters, leerde dit snel. Toen op 11 november 1918 de wapenstilstand een feit werd, vielen de munitiefabrieken vrijwel stil. Plotseling hielden daardoor bij veel vrouwen de inkomsten op! Maar in hun contract stond: during the duration of the war. En daar hadden ze voor getekend.

Een week na de wapenstilstand liepen maar liefst 6000 munitionettes door Londen naar de regeringsgebouwen. Ze wilden dat hun werk gewoon doorging en dus ook hun inkomsten bleven komen. Daar waren ze de afgelopen jaren aardig aan gewend geraakt. Ze werden luid aangemoedigd voor vele soldaten. Maar helaas, contract was contract en begin 1919 waren er weer net zoveel vrouwen aan het werk in de fabrieken als voor de oorlog. Heel veel vrouwen kwamen weer in de verzorgende sector terecht. Dus bijvoorbeeld als verpleegster of in dienst bij rijke families. Op een aanplakbiljet van de regering stond, dat er weer een beroep op de vrouwen werd gedaan. Maar die keer niet in de fabrieken, maar thuis. Om kinderen op te voeden, het huis schoon te houden etc.

Volgens de regering was dat op dat moment belangrijker dan ooit, om de mannen die zoveel hadden doorstaan aan het front, een gezellig thuis te geven. Mary MacArthur had hier stevig commentaar op; de nieuw ontstane situatie was precies hetzelfde als de oude, van voor de oorlog. Maar toch was er in die vier jaren aardig wat veranderd. Vrouwen hadden zelf meegemaakt, dat ze ook werk in de fabrieken konden doen. Dat ze een draaibank konden bedienen etc. en hierop speelde een suffragette van het eerste uur, Maude Roydon, (23 November 1876 – 30 Juli 1956), netjes op in. Ze was ook dominee. En in 1922 hield ze een preek in een kerk in Londen.

Maude Roydon

Een vrouw op de kansel was voor de oorlog volstrekt onmogelijk. Maar vervolgens kon het wel en ze hield een vurig pleidooi om de invloed van de vrouwen in de kerk groter te maken. En niet alleen in kerk, maar in alle takken van de samenleving. Het heeft een paar jaar geduurd, maar uiteindelijk was dit gelukt. Het is alleen buitengewoon jammer dat hier een dergelijke oorlog voor nodig was geweest, om het proces goed op gang te krijgen. Een oorlog die tot toen zijn weerga niet kende wat betrof het aantal doden en gewonden. Niemand dacht toen dat het nog erger kon.

Twintig jaar later zat niet alleen Engeland maar de hele wereld weer in een oorlog. Mensen leren soms moeilijk.