tekst: Hans Knot foto: MV Ross Cleveland /collectie Steve Farrow
In negen dagen tijd in de maand februari 1968 werd de Britse havenplaats Hull in grote rouw gedompeld door het verlies van twee treilers met elk 20 bemanningsleden aan boord. Maar het leek niet genoeg want ook een derde treiler verging als gevolg van een enorme sneeuwstorm op zee. Het ging daarbij om de MV Ross Cleveland, een zusterschip van de Ross Revenge met liefst 19 bemanningsleden aan boord.
Het schip kwam in problemen ter hoogte van de Noordkaap bij IJsland en verging. Een groot deel van de Ross vloot was in die tijd betrokken bij de visserij in de wateren bij IJsland. De Ross Cleveland was twee weken eerder uit de haven van Hull, de toenmalige thuisbasis, vertrokken. Ook een schip van een andere rederij, de Notts County uit Brimbsby, liep dezelfde dag voor de IJslandse kust aan de grond doch gelukkig konden de twintig opvarenden door de kustdienst van het land worden gered. Een van de bemanningsleden overleed echter niet veel later door de geleden ontberingen.
Dit alles betekende dat in nauwelijks twee weken tijd drie schepen vergingen en in totaal 60 mannen en jongens, afkomstig uit Hull en wijde omgeving kwamen te overlijden. Als je terugblikt in de dagbladen van de jaren zestig zie je ook dat de voortgang van de scheepsbouw nog bij lange na niet de veilige schepen opleverde als in latere decennia. Vrijwel iedere maand kwam in de nieuwskolommen een drietal schepen in beeld die onder zware omstandigheden in ernstige nood verkeerden of waren gezonken.
Er werd door ontstelde vissersvrouwen, onder leiding van Lillian Bilocca, een campagne opgezet met als doel van de rederijen te eisen dat er een grotere veiligheid aan boord van de schepen zou worden gecreëerd. Het kreeg volop publiciteit, zelfs in de Nederlandse dagbladpers. Maar het werd overschaduwd door het slechte nieuws van de ramp met de vierde trawler. Ook in het Britse Lagerhuis kregen de scheepsrampen aandacht. Zo beloofde de onderminister van Handel, Mallalieu, dat er een diepgaand onderzoek zou worden ingesteld waarbij door de regering als allereerste eis zal worden gesteld om na te gaan wat er onmiddellijk gedaan kon worden om het risico op de internationale wateren te kunnen verminderen. Overwogen werd de Britse diepzeetreilervloot zekere beperkingen op te leggen. In het Parlement werd ook aangedrongen na te gaan of de stabiliteit en het ontwerp van vissersvaartuigen zouden kunnen worden verbeterd.
Het grootste gevaar was namelijk dat de met een dikke laag ijs bedekte schepen in hoge zeeën sneller kapseisden. Dit betekende volgens insiders voor de toekomst onherroepelijk het einde van de zogenaamde lange afstandvisserij dat ongeveer het gevaarlijkste beroep in Engeland was geworden. Voor vissers was destijds de kans om het leven te verliezen tweeënhalf maal zo groot als bijvoorbeeld voor mijnwerkers. Tussen 1948 en 1964 kwamen 757 Britse vissers op zee om het leven. Het merkwaardige is echter dat deze soort visserij praktisch geen veiligheidsmaatregelen kende, zodat volgens de ‘Sunday Times’, die een diepgaand onderzoek naar deze visserij had ingesteld, ongelukken vooral moesten worden
toegeschreven aan laksheid van bemanningsleden.
Een verslag in een lokale krant inzake het verlies van de Ross Cleveland
https://trawlerphotos.co.uk/gallery/showfull.php?photo=145129